2
Ter Horst 1980 p 100 e.v.: "situaties die door de betrokkenen als nagenoeg
perspectiefloos worden ervaren"; Rispens 1983b p 657; Wilmink 1983 p 12.
3
De Ruyter 1981a, 1983a en b en 1985; Steutel 1986; Stevens 1987.
4
Baartman 1986.
5
Rispens 1983b p 657; De Ruyter 1984.
6
Ter Horst 1980 p 20; Noordam 1978 p 41; Van Weelden 1983a p 80 e.v.; Spiecker
1974 p 48.
7
Ter Horst 1980 p 20; Noordam 1978 p41; Van Weelden 1983a p 80 e.v.; Spiecker
1974 p 48; Von Braunmühl 1984 p 204; Jungjohan 1983.
8
Baartman 1986 p 55.
9
Wilmink 1983 p 6.
10
Van Gennep 1986 met verwijzing naar Moor, Möchel en Vliegenthart; Van OeffeIt
1987 p 57 e.v. met verwijzing naar Van Gelder, Moor, Vliegenthart, De Lange, Ter
Horst en Kok.
11
Imelman 1978a p 30; Rispens & Bosman 1985 p 112.
12
Langeveld 1972 p 46.
13
Baartman 1983 p 685.
In vergelijkbare zin spraken Litt (1949 p 85-86),
Vliegenthart (1962 p 358) en Dumont (1973 p 414).
14
Zo verdedigt Stevens "het innemen van het perspectief of de perceptie van
de leraar door de orthopedagoog (1987 p 122).
15
TouImin 1969; Duintjer 1970; Spiecker 1974 p 15 e.v.; Van Parreren 1979; De Boer
1980 p 120 en 140 e.v.; Ter Horst 1980 p 27; Wigger 1983 p 109 e.v.; Baartman
1983 en 1986 p 47 e.v.; Meijer 1984b p 206.
16
De definities en het gebruik van de termen 'handelen' en 'gedrag' verschillen
per auteur. Ik noem er enkele.
|
Parsons definieert
'handelen' als een bepaald type gedrag, namelijk dat gedrag dat
doelgericht en gemotiveerd is en in een situatie plaats vindt. (Parsons
& Shils 1954 p 53). De verhouding tussen beide begrippen is dan
deze: |
|
|
17
1970; 1978 p 13
18
1978 p 7
19
1975 / '76
20
1979 p 5
21
1969 p 32 en 74; Spiecker 1974 p 16
22
1980
23
1980
24
1983b
25
1983
26
Nijk 1978 p 25
27
Van Gennep 1983 p 61
28
1977a
29
1978
30
1982 p 162 en 248
31
1983p111
32
1983a p 23 en 24
33
Veel auteurs spreken soms over het kind als persoon doch op andere plaatsen weer
over het kind als persoon-in-wording; zij gebruiken beide visies dooreen,
wisselen ze af of nemen een tussenpositie in: ImeIman, Kok, De Ruyter en Ter
Horst. Van Gennep (1983 p 56) noemt ook Bopp, Allers, Einrichs, Moor en
Vliegenthart.
Ook Riesens integratieve pedagogiek (1983) is in het interventiemodel te
plaatsen; hij gebruikt consequent de term 'Handeln' als het om volwassenen gaat
en 'Verhalten ' als het om kinderen gaat. Ook De Munter (1984) doet dit.
34
De Zeeuw 1975/,76
35
1977
36
1984 p 33 e.v.
37
1983b
38
1983
39
1975 / '76 p l04e.v.
40
Nijk 1978 p 24, zie ook p 72
41
VgI Beugelsdijk & Souverein 1984 p 54 e.v.
42
Dit persoonsbegrip is verwant met het existentialistische persoonsbegrip.
"Personaliteit is iets dat iemand hier en nu, binnen deze unieke situatie,
wel of niet realiseert" (Imelman 1983b p 139).
Er staat hier in plaats van "wel en niet": "in meerdere of
mindere mate".
Voor een overzicht van de uiteenlopende persoonsbegrippen zie men Imelman 1983b.
43
"Alle activiteiten van een (menselijk) organisme die waarneembaar of
registreerbaar zijn of tot waarneembare of registreerbare toestandswijzigingen
leiden" (De Groot 1967 p 10).
"Die activiteiten van een organisme die waargenomen kunnen worden" (Hilgard
1975 p 6). Vgl Wigger 1983 p 112 en Baartman 1986 p 48.
44
VgI Duintjer (1983 p 41,92, 101,102 en 115 e.v.), Van Weelden (1983b), De Boer
(1980 p 125) en Ter Horst (1980 p 27) waar dezelfde visie wordt verdedigd.
45
Freire 1985 o.a. p 70; Ter Horst 1980 p 66 e.v.; De Boer 1980; Van Leeuwen 1983
p 42; Rispens 1983a; Verbiest 1984 o.a. p 120, 153 en 205; Rispens & Bosman
1985 p 152; Koetsier & v. Oosten 1983 p 288.
46
Dasberg 1982 p 105; vgl Carlier 1978 p 97; Falise 1979 p 115 e.v.; Van
Beusekom-Fretz 1979 p 400; Top 1983 p 6; Duintjer 1983 deel lI. Deze auteurs
verdedigen een vergelijkbare visie op het kind.
47
"Onvolwassenheid is kwetsbaar zijn en daarvan blijk geven, volwassen zijn
is kwetsbaar zijn en daarvan geen blijk geven" (Kuijer 1980 p 39).
48
"Kinderen denken niet minder, niet beperkter, niet slechter dan
volwassenen, ze denken anders" (Korczak 1984 p 225).
Overige bronnen: Imelman 1978a p 70 e.v.; Kok & v OeffeIt 1982; Friedrich
1983; Riddersma 1983 p 79; Duintjer 1983 p 112 en 113; Van den Veer 1984;
Gortzen 1984.
49
zoals Dasberg doet -1982 passim; vgl Suasso 1985.
50
Imelman 1984 p 17; Imelman & Meijer 1985 p 46; Kok 1984 h I; Van OeffeIt
1986; Traber 1979 p128 e.v.
51
Görtzen beschrijft wat zeer jonge indianenkinderen aan verantwoordelijkheid
kregen en aankonden (1984 p 55).
52
Zie Imelman 1983b p 137, Tak 1975 p 127 en Meijer 1984b p 222, die deze kwestie
bespreken.
53
Beugelsdijk & Souverein 1984 p 32; vgl Meijer 1984a p32; Noordam 1978 p 39;
Bopp 1983. Opmerkelijk is dat Steutel (1981) twéé definities nodig heeft van
het begrip '(on)vrije situatie', een voor volwassenen en een voor kinderen.
Volwassenen kunnen vrij handelen, hetgeen bij Steutel wil zeggen: handelen naar
voorkeur op grond van normen en regels. Kinderen moeten die normen en regels nog
leren; ze moeten leren welke voorkeur ze moeten hebben. Kinderen
kunnen, per definitie, niet vrij handelen. Ze zijn namelijk, stelt Steutel (p
235), "per definitie onmondig".
54
Traber 1979; Korczak 1984.
55
Ter Horst 1980 p 17; Baartman 1986 p 58.
56
Baartman 1983 p 681; Miedema 1983; Rispens (1983b p 663); De Ruyter 1984;
Imelman & Meijer (1985 p 41), Levering & v Weelden (1986 p 33) en
Stevens (1987 p 118) spreken zich in gelijke zin uit; Van der Zand eveneens als
hij stelt dat de orthopedagogiek niet tot gedragswetenschap gereduceerd mag
worden (1987 p 107). Reeds Flitner (1957) wees hier op.
57
Van Gennep 1980 p 64 e.v.; Van Weelden (& v Gennep) 1982; Beugelsdijk 1982 p
580 e.v.; Van Gennep 1983 p 62 e.v.; Beugelsdijk & Miedema 1984 p 14.
58
Bronnen: Spiecker 1974 p 46-49; Van Gennep 1980; Baartman 1983; Wilmink 1983;
Rispens 1983a en b; Rispens & Bosman 1985; Imelman & Meijer 1985 p 30.