Vorige Start Omhoog

Cyclusfase IV: zijn situatie en handelwijzen verbeterd? 161 

 

Cyclusfase V: de evaluatie 162 

 

Cyclusfase VI: inzichten formuleren (De antwoorden op de onderzoeksvragen) 162 

 

Cyclusfase VII: methodologische inzichten formuleren 163 

 

P.S. Een klein half jaar later 163 

 

CYCLUSFASE IV

ZIJN SITUATIE & HANDELWIJZEN VERBETERD?

Van beide groepen is een 'tweede foto' geschreven op grond van het logboek van 15/5 tot 13/6. De student-stagiair van 'De Waterratten' bezocht de groep hiertoe nog enkele dagen -- meer tijd was er niet.

'De Waterratten'

Er zijn weinig conflicten beschreven: slechts twee tussen groepsleiding en jongens die beide met macht en overwicht werden aangepakt. Er zijn overigens weinig conflicten. De sfeer in de groep is ontspannen. Jongens en leiding zijn actief met projecten bezig. De beschrijving is niet meer oppervlakkig. 

Er is aandacht voor de problemen van de jongens. Deze liggen niet zozeer in het groepsleven, als wel op school, thuis en in het toekomstperspectief. Hier wordt veel over gesproken. Er zijn veel beschrijvingen van contact leggen en onderhouden. Er zijn geen 'automatische straffen' meer. Jongens worden niet meer uit de groep gestuurd. Het team kon zich vinden in deze beschrijving.

'De Bevers' 

De foto laat een minder harmonisch beeld zien dan in het begin. De problemen met kankeren, klieren, flipperen en uitgaan lijken opgelost. Er zijn 16 conflicten beschreven. In 8 daarvan wordt gewerkt met macht en zonder communicatie- en contactbevordering, in de andere 8 wordt gewerkt zonder macht en met bevordering van communicatie en contact. Ter vergelijking zijn nog eens de eerste 16 beschreven conflicten opgezocht; daar was deze verhouding 13 tegen 3.

De conflicten komen vrij onverwachts op. De sfeer is (of lijkt) goed en ineens vlamt het conflict op. Broedde het al eerder?  

[Blz. 162] 

Zolang de sfeer redelijk goed is, werkt de groepsleiding op communicatie- en contactbevorderende wijze. De omslag ligt bij het punt dat de groepsleider kwaad wordt. Dan wordt er macht gebruikt en geen contact bevorderd.

Blijkens het logboek is er wel oog voor de onderstroom, maar er is weinig te lezen hoe er mee gewerkt wordt. Er zijn weinig passages waarin het contact leggen en onderhouden wordt. beschreven.

Het team zegt hierover:

Soms gaan we een conflict aan omdat het waarde heeft voor het contact, soms moet je 'domweg' de grenzen bewaken.

Je hebt bijna automatisch contact, zo vanzelfsprekend; je schrijft dat niet op. De individuele contactmomenten staan in de individuele rapportage, die in het onderzoek niet gebruikt is. 

We zijn met die onderstroom wel bezig. We zijn onderweg, maar we zijn er nog niet. Er wordt meer gepraat over allerlei zaken zoals geloof, drugs en sex. Die oplaaiende conflicten liggen meer individueel. We werken bewust en kijken kritisch naar elkaar.

 

CYCLUSFASE V: DE EVALUATIE

Voor sommige groepsleiders, globaal genomen de oudsten, was de voorlopige methodiek een bevestiging van wat ze eigenlijk al deden en nu helder zagen verwoord. Voor anderen, globaal genomen de jongere groepsleiders, was het "een ontdekking"' of "een andere invalshoek dan ik altijd gewend ben". Aldus de antwoorden op de evaluatievragen.

Ieder was wel iets anders gaan werken tijdens het project, in ieder geval bewuster. Als 'anders' werd genoemd: 

meer oog voor de onderstroom, 

meer respect voor de jongens, 

meer oog voor contact, 

minder straffend. 

 

Sommigen benadrukten dat het moeilijk is om zo te werken: je moet het als mens waar kunnen maken. Anderen zeiden dat het fijner is zo te werken en dat je minder conflicten hebt.

Het onderzoek en de gevolgde werkwijze werden alom gewaardeerd. Men voelt zich serieus genomen. De teambegeleiding zou in die stijl voortgezet moeten worden. Bij die teambegeleiding hoort het bevorderen van een zelfkritische houding van het team.

Opgemerkt werd nog dat iemand zelf op deze wijze moet kunnen werken, wil hij anderen daarin kunnen begeleiden. Hoewel mijn regelmatige aanwezigheid in beide groepen bedoeld was als observatie en niet als participatie, had men toch aan mij gezien dat werken volgens de voorlopige methodiek in de praktijk mogelijk was. Dit had inspirerend gewerkt.

 

CYCLUSFASE VI: INZICHTEN FORMULEREN

De antwoorden op de vier deelvragen van de tweede onderzoeksperiode (zie p 146) zijn in augustus 1983 door mij geformuleerd voor zover het deze twee groepen betreft. Het was niet meer mogelijk om de tekst aan de teams voor te leggen omdat ik intussen in vijf andere groepen bezig was [-- zie het tijdschema op p 152].

1. Hoe komt de voorlopige methodiek, zoals deze is verwoord, over bij praktijkwerkers die haar niet mede zelf ontwikkeld hebben?

Allen vonden de methodiek helder beschreven. Globaal genomen herkenden de oudere groepsleiders er hun werkwijze in en herkenden de jongere groepsleiders er een nastreefbaar ideaal in. Voor een aantal van hen was de methodiek verrassend anders dan zij gewend waren te handelen. Vooral het niet straffen en het wel kwaad durven worden verbaasde hen aanvankelijk.

2. Was de voorlopige methodiek bruikbaar voor deze praktijkwerkers? 

a. Wenste men haar te gebruiken?

Ja en nee. Sommigen gebruikten haar met aarzeling, anderen met enthousiasme, anderen niet Waarom wel? Men zag er een goede, nastreefbare handelwijze in. Waarom niet? Veranderen is moeilijk -'nu liever even niet'.

b. Kon men haar gebruiken en in hoeverre deed men dit?

Globaal genomen werkten enkele oudere groepsleiders en de hoofdleider al zo. Ieder heeft het op zijn wijze geprobeerd. Ieder zegt dat je het als mens, als persoon moet kunnen en dat je er naar toe moet groeien. Je moet het je eigen maken en dat kost ontwikkeling, dus tijd.  

[Blz. 163] 

Het is niet zo simpel als de tekst lijkt te suggereren! "Ik wou dat ik zo kon werken," zei er een.

c. Welke belemmeringen traden aan het licht?

De regels en gewoontes, waaronder de' automatische straffen'. Maar die kun je veranderen. Voorts kan je eigen gevoel van kwaadheid je belemmeren, dat kan je denken blokkeren. Dat is met persoonlijke ontwikkeling, die tijd kost, te verbeteren.

3. Wat gebeurde er toen de methodiek werd toegepast?

Men ging bewuster werken en kritischer spreken. Dat bracht (in 'De Waterratten') een verandering in de teamverhoudingen teweeg die niet zonder wrijvingen tot stand kwam.

Indien bij conflicten de onderstroom (de schaduwkant) naar boven mag komen, gebeurt dit ook op andere momenten. De daartoe vereiste grondhouding werkt ook buiten conflictsituaties door. 

Er kwamen (in 'De Waterratten') minder conflicten en (in beide groepen) betere contacten. Maar er komen meer gevoelens en problemen aan de oppervlakte. Het 'kabbelende' groepsleven werd woeliger. Het antwoord daarop is in de voorlopige conflicthanterings-methodiek niet te vinden. 

Deze wijze van werken maakt iets los, wat vervolgens opgevangen moet worden. De vraag naar een hulpverlenings-methodiek wordt dringend. In 'De Waterratten' was het team daar iets verder mee dan in 'De Bevers'.

4. Welke inhoudelijke aanvullingen en/of wijzigingen komen er naar voren?

a. Het 'tussentijdje', 

de tijd van de omgangsbreuk en de tijd waarin de omgang hersteld kan worden zonder de conflictstof aan te roeren, blijkt van belang te zijn.

b. Je kunt best macht en overwicht gebruiken, als ...

... het maar is om het herstel van communicatie,het contact en/of de nabijheid af te dwingen.

c. Straffen 

zorgt voor onnodige escalatie van het conflict en kan beter achterwege gelaten worden. Dat blijkt beter te werken.

d. Kwaad zijn 

blijkt erg moeilijk, het kan de groepsleider blokkeren. Toch wordt het door de jongens uitgelokt; zij willen ook met de boze groepsleider contact. 

Kille kwaadheid verstoort, warme en echte kwaadheid bevordert het contact met de schaduwkant. Dit contact is voorwaardelijk voor hulpverlening. Dit vergt ontwikkeling van de groepsleider als persoon. 

e. Confrontatie 

kan leiden tot beter contact.

 

CYCLUSFASE VII

METHODOLOGISCHE INZICHTEN FORMULEREN

Deze fase is niet afgelegd per team, maar pas voor het gehele onderzoek in de verslagfase. 

 

P. S. 

EEN KLEIN HALF JAAR LATER

In de herfst deed zich de kans voor om nog een 'latere foto' samen te stellen. In 'De Waterratten ' kon een tweedejaars doctoraal-studente een korte stage lopen, zelf kwam ik regelmatig bij 'De Bevers' op bezoek. Aan de hand van drie notities werden probleemsituaties, waaronder conflictverhalen uit het logboek, besproken.

In beide groepen was de sfeer goed, zelfs warm te noemen; leiding en jongens gingen verdraagzaam met elkaar om. De maaltijden waren wat onrustig, maar het corvee werd samen met de jongens gedaan en gaf nauwelijks problemen. Het naar bed gaan was per leeftijd geïndividualiseerd en er werd tijd voor genomen. Het opstaan gaf geen problemen. Het kostte de stagiaire weinig moeite om 25 contactmomenten te beschrijven. Vanuit het inzicht dat de conflicthanterings-methodiek, indien toegepast, eigenlijk een contactmethodiek werd, had ik hier namelijk om gevraagd.

Toch scholen er adders onder het gras: 

1) de handelwijze bij conflicten en 

2) het frequente weglopen van de jongens.

 

Wat betreft de eerste adder: 

In 56 conflictverhalen (over drie maanden tijd) vanuit 'De Waterratten' was de verhouding wel/geen macht & overwicht gebruikt: 55/45%; de verhouding wel/geen communicatie & contactbevorderende werkwijze: 61/39%. 

In het logboek van 'De Bevers' stonden in die drie maanden 104 conflictverhalen, de verhoudingen waren daar resp. 76/24% en 40/64%. Zeker in 'De Bevers' werkte men dus minder in de lijn van de voorlopige methodiek dan tijdens het project, afgaande althans op de logboekverhalen. 

Op de vraag "Waarom dan?" werd geantwoord dat "deze kinderen veel structuur nodig hebben."  

[Blz. 164] 

Wiens idee was dat dan? 

Het bleek een theorie uit het hoofdgebouw te zijn. 

Zo was een van de problemen die we bespraken het waarmaken van het 'behandelingsplan' van een van de jongens. Dat plan bleek hoofdzakelijk uit contact-afhoudende regels te bestaan. Duidelijk een plan uit het hoofdgebouw, waar de groepsleiding zelf niet achter kon staan, zo bleek. 

Het methodische idee dat ik daar tegenover stelde was dat niet 'deze kinderen' structuur nodig hebben, maar dat een groepsleider die in z'n eentje in dienst is in een groep van elf drukke knullen, structuur nodig denkt te hebben -- even vergetend dat het met contact toch eigenlijk beter gaat. 

Bij doorpraten bleek dat de bedoelde contacten er wel degelijk waren, los van de vanuit het hoofdgebouw geleide besprekingen; men sprak daarin niet over contact, maar over regels en gedrag.

De tweede adder: er werd veel weggelopen. 

45% van de Beverjongens was in deze periode wel eens of vaker weggelopen. Ze kwamen steeds weer terug overigens, het werden geen vastlopers. 

In dit verband is nog even nagegaan hoeveel jongens er in de projectperiode, althans tussen 1 maart en 1 juni, zelf definitief waren weggelopen van het paviljoen; dat waren er 2 van de 29: 7%. 

Het team zag het weglopen vooral als een reactie op schoolproblemen en het terugkomen als een resultaat van de in de groep opgebouwde contacten. Men liep zo niet vast met de jongens -- niet dankzij de structuur maar dankzij het contact.

De 'latere foto's' en de besprekingen overziende, kan gesteld worden dat het team van 'De Waterratten ' nog vrijwel zo werkte als in het laatste deel van de projectperiode, maar dat het team van 'De Bevers' aan het terugvallen was in het gebruik van macht en overwicht -- met alle gevaren van dien.

 

In de volgende paragraaf volgen we de chronologische lijn van het onderzoek door het proces en de resultaten in de overige groepen, groep voor groep te bespreken. Aangezien over deze groepen scripties zijn geschreven [(zie p 151)], gebeurt dat in samenvattende bewoordingen.

Vorige Start Omhoog