De literatuur in vogelvlucht

Vorige Start Omhoog Volgende

Sigmund Freud 
Anna Freud 
Melanie Klein 
W.R.D. Fairbairn 
D.W. innicott 
Fritz Redl 
Frances Tustin 
Bruno Bettelheim 
J. P. Hommes 

De literatuur is verre van eenstemmig over wat narcisme nu precies is.
Het is maar net wat iemand wel of niet gelezen heeft en wat hij aanhangt als theorie.
Dit maakt heb begrip moeilijk bruikbaar in de rechtspraak. 
Ieder kan het uitleggen zoals men maar wil - als men er al iets van af weet.
In feite heeft het begrip zich, zoals dit hoort in de wetenschap, dialectisch ontwikkeld:
de een vindt dit uit, de ander reageert daar op, en zo maar verder.

Sigmund Freud

Nee, Freud was niet de eerste die het begrip gebruikte, dit was Havelock Ellis in 1898, maar Freud was - het zal ook niet anders - wel de eerste die vanuit zijn klinische praktijk naar verklaring en behandeling, dus naar theorie en methodiek ging zoeken. 

Essentieel in Freuds theorie is het libido, de lust in brede zin van het woord: ook iets als 'levenslust', positieve levensenergie. Dit is een instinctmatige kracht in de mens die min of meer automatisch werkt. Freuds visie is dan ook deterministisch, hetgeen inhoudt dat bepaalde processen vanzelf zo verlopen buiten de menselijke wil om. Hoe zoiets dan te genezen? Freud beschouwde de narcistische neurose als niet behandelbaar.

Die libido nu, zoekt een object om zich op te richten en een relatie mee aan te gaan. Wij zeggen tegenwoordig eerder 'subject' want meestal is dit een mens, naast wellicht een pluchen beer eerst en vooral de moederfiguur. Freud noemt het echter object omdat hij er niet de moeder als feitelijke persoon mee bedoelt, waar het ik een relatie mee aangaat, maar het innerlijk beeld van de moeder, anders gezegd: niet de moeder zelf, maar de moederfiguur - zulk een innerlijk figuur noemt hij, en velen na hem, een object.

Primair narcisme is nu bij Freud een gevolg van het niet vinden van zo'n object en zo'n relatie. Het jonge kind kiest dan, onbewust, zichzelf maar als object van zijn libido. Dat niet vinden kan van buiten komen, doordat er geen moederfiguur is, maar ook van binnen, als het ego van het kind defect is, niet kan zoeken, niet kan vinden en zich niet kan hechten. 

Secundair narcisme treedt dan op als het kind wel een objectrelatie is aangegaan, maar terug wil naar het primaire narcisme, de liefde tot zichzelf. Het kind gaat dan geen 'gewone' liefdesrelaties aan, maar narcistische objectrelaties, d.w.z.: deze worden behandeld alsof het interne objecten zijn, dus aspecten van het innerlijk van het kind zelf - mogelijk de verdongen aspecten hiervan, bijvoorbeeld 'het stoute kind'. Secundair narcisme treedt ook op als het kind wel een relatie met de moeder is aangegaan, maar deze jammerlijk verliest. Dit is niet te verwerken; het onbewuste innerlijk van het kind ontkent voor zichzelf dat er ooit zo'n objectrelatie was en het keert terug naar de primaire vorm, de zelfliefde. 

Anna Freud

De twee beroemde boeken van Anna Freud (en Dorothy Burlingham) kregen wij als eerste-jaarsstudenten in 1963 te lezen voor het eerste tentamen in het eerste trimester van het eerste studiejaar, in het Duits en het Engels. Toen ik vele jaren later als docent op de universiteit werkte, kostte het mij grote moeite om dezelfde boekjes in een Nederlandse vertaling op de eind-examenlijst te krijgen. Ze gaven mij belangrijke inzichten in de ziel van lastige kinderen.

Anna Freud volgde in grote trekken de lijn van denken van haar vader. Zij maakte echter wel de wending van 'de driften als grootste kracht' naar 'de trauma's als grootste kracht', een lijn die na haar vrij consequent is voortgezet. Zij kon ook weinig anders, werkend met door de moeders verlaten baby's en peuters die het dus erg moeilijk hadden. Zij had een scherp oog en groot inlevingsvermogen voor deze zeer jonge kinderen en is dus een heel goed voorbeeld voor een eerste-jaarsstudent pedagogiek. De kinderen gaan zich verdedigen tegen de immense en voor hen niet te verwerken gevoelens: zij ontwikkelen afweermechanismen. Het woord 'mechanismen' verraadt nog de deterministische visie van haar vader Sigmund Freud, maar de gehele 'toon' van haar werk verraadt de sympathie voor het kind dat nauwelijks, maar toch wel enige keuze heeft. Zelf gebruik ik de term 'afweermethode' en zie deze als keuze , hetgeen in overeenstemming is met de latere literatuur en met mijn eigen proefschrift waarin ik de handelingsvisie verkies boven de gedragsvisie op de mens, ook de jonge mens.

Hoe dan ook, het kind moet iets doen met de situatie en een afweermiddel is dan een noodzakelijk kwaad, zo is de toon van haar werken. Een van de middelen die zij vermeldt is het auto-erotisme, hetgeen aardig in de buurt ligt van het narcisme.

Melanie Klein

Voor haar geldt mutatis mutandis hetzelfde. Zij ziet als voornaamste probleem van het jonge kind niet zozeer het trauma dat van buitenaf komt, als wel een drift die van binnenuit komt: de doodsdrift, het instinct tot doden - dat de mensen zo voluit botvieren op de dieren om hen heen, zeg ik er dan bij. Dit instinct maakt de kinderen bang. In haar visie en klinische praktijk ziet zij dan dat de kinderen dit enge instinct projecteren op objecten (subjecten, zouden wij eerder zeggen, maar het zijn de innerlijke beelden van die mensen of dieren, dus psychische objecten) buiten henzelf: de kinderen worden onbegrijpelijk bang voor dingen buiten of van gevoelens binnen henzelf en het vermijden van deze angsten gaan dan op zijn beurt het innerlijk regeren. 

Een der oplossingen is, alweer, het auto-erotisme, dat weer dicht in de buurt komt van het narcisme. Ook het afwijzen door de kinderen van bepaalde vitale delen van zichzelf, zoals de agressiviteit, komt in de buurt hiervan. De kinderen splitsen dit deel in zichzelf af en projecteren het buiten zichzelf. Zo wordt narcisme ook wel beschreven: men behoudt de mooie kant van zichzelf en verdringt en verbergt (en projecteert) de minder mooie kanten van zichzelf.

Op Melanie Klein ga ik in een ander essay nader in, waar ik haar beroemde essay uit 1940-1945 bespreek over oedipale toestanden.

W.R.D. Fairbairn 

Fairbairn beschrijft onder 'narcistisch' het kind dat zich terugtrekt in zichzelf en dat daarbuiten geen echt contact wil aangaan. Ja, oorspronkelijk zoekt ieder kind contact buiten zichzelf en, anders dan Freud, ziet Fairbairn hier niet per se een seksuele energie of libido achter (al handhaaft hij wel die term). Nee, een meer fundamentele drang tot leven en overleven, meer een verlangen dan een drift. Maar als er nu niemand beschikbaar is of geschikt is om zulk contact mee te leggen, dan richt het kind die levensenergie op zichzelf. Hij ziet dit gebeuren bij ziekenhuiskinderen en bij kinderen van moeders die geen emotionele respons geven aan hun kind. 

Intussen is met Fairbairn het deterministische model van Freud verlaten. Er is geen drift, er is verlangen en een trauma. Er is geen mechanisme, er is een keuze. Hij ziet namelijk, net zoals Anna Freud dit beschrijft, dat deze kinderen nog verschillende kanten op kunnen. De een zoekt een vervanging, een ander is tijdelijk tevreden met zijn duim of een andere compensatie, maar anderen ziet hij het hele verlangen te leven opgeven. Hij noemt dit kinderen met een "anti-libidinaal ego". Deze kinderen verwerpen het verlangen te leven en daarmee het leven zelf. Zij trekken zich terug in hun eigen fort. De taak van een therapeut is om hier een bres in te slaan en het kind alsnog naar buiten te lokken, tot relaties met mensen buiten zichzelf. 

D.W. Winnicott 

Deze volgt de lijn van Fairbairn. Hij gaat iets verder. Het kind trekt zich terug: achter een façade. Het is die mooie maar onechte façade die verder de contacten met de buitenwereld aangaat en niet het meer echte kind dat daarachter schuil gaat. Hij ziet dit ook gebeuren bij baby's die een emotioneel vacuüm aantreffen bij hun moeder of die een erg depressieve moeder hebben. Die façade spiegelt zich toch aan de moeder - bijvoorbeeld de façade van het altijd lieve kind - met verbanning van al de rest naar het fort ofwel de schaduwkant. Intussen is het ego van het kind gesplitst geraakt en handelt het kind niet meer vanuit het eigenlijke zelf, maar vanuit de mooie façade. Deze moet dan ook koste wat kost in stand gehouden worden. Winnicott beschrijft het gebeuren als iets onvermijdelijks, dat min of meer vanzelf gebeurt en waarbij geen keuze open is. Nogal deterministisch dus.

Fritz Redl 

Fritz Redl laat ons kinderen zien met narcisme en ziet dit als als een ego-stoornis. Deze kinderen zien alleen zichzelf, ze zien niet de realiteit en al zeker niet hun eigen grenzen. Nu ja, ze zien wel realiteit, maar interpreteren deze op hun geheel eigen wijze. Zo leren zij niet van ervaringen van anderen. Wat een ander overkomt, 'dat overkomt mij toch nooit!'. Ze zijn zo ook niet toegankelijk voor logica en voor relaties, hetgeen therapie erg moeilijk maakt. Hun infantiel narcisme is hun basis. Elke echte relatie, vooral een liefdevolle, bedreigt deze basis, dus houden ze af en ontkennen ze de goede bedoelingen van de volwassene. Ze lokken straf en afwijzing uit om maar hun interpretatie van wat ze zien te kunnen handhaven. 
Het aardige van Redl is dat hij (1966, p 110, 118) ook het narcisme van de stafmedewerkers van zijn tehuis bespreekt. De kinderen zijn niet de enige die er last van hebben. Hij wijst op het "Kijk eens, hoe goed mijn therapie werkt!", terwijl verandering alleen door het kind zelf van binnenuit  bewerkstelligd kan worden.

Frances Tustin

Frances Tustin richt zich vooral op het autistische kind. Zij beschrijft het gebeuren als een zware neurotische depressie, waarna het kind zich helemaal terugtrekt in zichzelf - bijna een psychotische depressie dus. Zij beschrijft het innerlijk fort van deze kinderen niet als een opgesloten verlangen tot vitaliteit, maar als een donkere leegte; niet als een bedwongen kracht, maar als krachtloosheid. Daarom zijn deze kinderen ook afhankelijk van een externe structuur, een schild a.h.w. om zich heen, omdat zij van binnen te weinig 'skelet' hebben. Een therapeut biedt eerst zo'n schild aan en probeert dan daarbinnen de levenskrachten, het verlangen naar leven en dingen leuk vinden weer tot leven te wekken, dan een innerlijk skelet opbouwen en dan is het schild niet meer nodig.

Autisme is dus eigenlijk een erge vorm van narcisme. Het onderscheid is dat het autistische kind niet meer vecht, geen anderen meer benadert, terwijl het milder-narcistische kind de anderen nog wel nodig heeft, ze manipuleert, er tegen vecht en ze wil blijven imponeren met zijn façade, die bovendien actief in stand gehouden wordt. Het innerlijk daar achter mag niet naar buiten komen, ja zelfs voor zichzelf mogen ze dit niet bewust worden. Al met al een vrij actief gebeuren, daar in en rond die kinderziel van een niet al te erg narcistisch kind. 

Bruno Bettelheim 

Bettelheim ziet, net als Redl, narcisme niet alleen bij zijn jonge patiënten. Hij ziet het ook bij zijn studenten. Deze hadden de psycho-analytische leer en begrippen netjes geleerd, maar zij keken met behulp daarvan slechts naar anderen, nooit naar zichzelf. Dit is nu juist typerend voor narcisme: dit is precies het tegenovergestelde van zelfkennis. Denk aan de voorspelling van de blinde ziener: zodra Narcissus zichzelf leert kennen, is er geen Narcissus meer. De studenten moesten eerst zelf in analyse, voor zij anderen konden helpen.

J. P. Hommes

Hommes beschrijft ons de interactie met kinderen die in hun eerste relaties teleurgesteld zijn. Hij ontmoet een basaal wantrouwen en een afhouden van relaties. Als er een relatie is, moet deze steeds weer bevestigd worden. Uit zichzelf neigen de kinderen naar 'dood-makende interactievormen', waardoor ze in hun isolement (cocon, ivoren toren, fort) blijven. De kunst is om hen te begeleiden naar het werkelijk aangaan van relaties.

Vorige Start Omhoog Volgende