Start Schrijftafel Kind Leestafel Kind

Hoe valse ideologie te bestrijden?

Onderzoek, modellen en ideologie

Dr. Frans E.J. Gieles 
In: KOINOS Magazine # 62, zomer 2009

In Koinos 60 beschreven we enkele bevindingen uit onderzoek naar intergenerationele intieme relaties. We noemden onderzoek dat niet bevooroordeeld was, of dat ervaringen tenminste met een open blik benaderde. In veel andere gevallen mengt zich echter de moraal met de wetenschap. Bepaalde feiten of ideeën mogen niet bestaan, mogen niet waar zijn, daarom kunnen ze niet waar zijn. Hoe kan men valse ideologie verpakt als ‘wetenschap’ bestrijden?

In zijn onderzoek onder 1058 respondenten vond Michael Baurmann [Zie voor de verwijzingen onderaan deze pagina] dat meer dan 50% van de ‘slachtoffers’ zichzelf niet als ‘slachtoffer’ beschouwde. Van de jongens in zijn onderzoek noemde niemand zich een slachtoffer. 

Een andere onderzoeker, Rudiger Lautmann, concludeerde dat zijn zestig respondenten, die zich allen aangetrokken voelden tot kinderen, hun eigen ethische normen en leefstijlen hadden ontwikkeld, in het bijzonder met de hulp van zelfhulpgroepen.

Michael Griesemer bekritiseerde het gebruikelijke onderzoek naar intergenerationele contacten als tekortschietend vanwege slechte definities of een gebrek aan definities, kromme redeneringen en andere methodologische fouten. 

En Horst Vogt stelde vast dat de helft van zijn respondenten goed functioneerde in de maatschappij en psychologisch gezond was, behalve wanneer men stress ervoer.

Hoe gingen deze onderzoekers te werk? 

Wat voor soorten onderzoek deden zij? Welk model kozen zij?

Lautmann en Baurmann gebruikten een kwalitatief model, meer in het bijzonder het narratieve model. Zij vroegen de respondenten om zich mondeling of schriftelijk uit te drukken over hun ervaringen, gevoelens en ideeën; om dus met hun eigen verhaal te komen. 
Een onderzoeker die voor dit model kiest, begint niet met een hypothese maar met een open vraag.

Lautmann sprak zo met de volwassen partners,

Baurmann interviewde de jongere partners. 
 

Een andere kwalitatieve methode is de historische methode. De onderzoeker die dit model gebruikt, probeert een bewering of een hypothese te bewijzen met historische gegevens. 
Het onderzoek van Griesemer is op dit model gebaseerd. 
 

Vogt ten slotte gebruikt een kwantitatieve methode die probeert om een specifieke hypothese te weerleggen. Hij meet zijn factoren en creëert variabelen, en onderzoekt vervolgens de correlatie tussen de variabelen.

Modellen van interpretatie en visie

Elke onderzoeker heeft een visie die de basis van zijn of haar onderzoek vormt; een visie waarbinnen hij zijn vraag of hypothese opwerpt en waarbinnen hij de gegevens en bevindingen interpreteert. Hij heeft een visie ten opzichte van het te onderzoeken subject en een onderliggende visie van de mens, de maatschappij en van menselijke kennis. 

Men zou het zelfs als volgt kunnen stellen: elke auteur heeft een onderliggende visie en elke visie heeft, of is, weer een onderliggende ideologie. Elk wetenschappelijk onderzoek heeft zodoende in zekere zin een onderliggende ideologie. Wie zich daarvan bewust is, vermijdt de valkuil van de gesloten of valse ideologie.

In de wetenschappelijke literatuur over intieme intergenerationele relaties onderscheidt men vele soorten onderzoeksmodellen. 

Aan het ene uiterste van het spectrum zijn er de modellen ‘die het allemaal al weten’. In deze modellen worden geen vragen gesteld; men geeft slechts een direct antwoord. Deze modellen worden gekarakteriseerd door een beperkte visie en een beperkt blikveld. 

Een voorbeeld is het model van de ’denkfouten’, waarbinnen alleen politiek correcte redeneringen ‘goed’ zijn. Wie anders redeneert zit ernaast en lijdt aan cognitieve stoornis.

Een tweede voorbeeld van beperkte ‘wetenschap’ is het feministische model. Ook in dit model weten de wetenschappers de antwoorden voordat er enige vraag gesteld is. Waar nodig stellen zij de werkelijkheid bij. Het feministische model beschrijft de wereld om ons heen volgens een eenvoudig schema: een vrouw is altijd goed, een man is altijd slecht. In de ‘demonologie’, een derde voorbeeld van een model ‘dat het allemaal al weet’, ontwaart men in het geheel geen redenering, laat staan kritische redeneringen. Hier is de dichotomie niet ‘waar of onwaar’, maar ‘moreel goed of slecht’. Overbodig te zeggen dat elke kinderminnaar in dit model per definitie slecht is, een demon is. Zonder het te weten wordt men blindelings geleid door de eigen schaduw, de eigen innerlijke demon.
 

Een contrast met deze en andere beperkte modellen vormen de onderzoeksmodellen waarin vragen gesteld worden en waarin geprobeerd wordt eerlijke antwoorden te vinden; modellen waar men de antwoorden in een bredere context zoekt. 

In onderzoek naar de dynamiek van de menselijke ziel bijvoorbeeld wordt serieus, op basis van respect, gezocht naar de menselijke ziel en de dynamiek daarvan. De onderzoeker beschrijft de innerlijke krachten en hun dynamiek zonder een moreel oordeel te vellen.

De historische benadering is een ander voorbeeld. Deze methode distantieert zich soms van de narcistische visie dat slechts ónze moderne, westerse cultuur ‘het licht heeft gezien’ en dat mensen in andere culturen eenvoudigweg dom waren, of dat nog zijn.

Sociale-constructiemodellen, een derde voorbeeld, proberen een bepaald verschijnsel binnen de socio-historische context te verklaren. Maatschappelijke gebeurtenissen vinden plaats in een bepaald tijdsgewricht en moeten in de context daarvan worden bezien.

Een onderzoeker die beperkte onderzoeksmodellen gebruikt wordt in zijn vragen, hypotheses, bevindingen en conclusies sterk beïnvloed door de onderliggende ideologie. Wie gelooft dat minderjarigen lichamelijk contact, naaktheid, knuffelen en intimiteit met volwassenen als plezierig kunnen ervaren, wordt in de huidige westerse samenleving niet alleen maar als ‘verkeerd’ gezien. Men wordt neergezet als kwaadaardig, pervers, ziek, men wordt gedemoniseerd en gecriminaliseerd, zo niet verbannen uit de samenleving.

Ligt het antwoord in de wetenschap? 

Nee, helaas niet, want alle angsten, absurde wetten, gevangenisstraffen, tekortschietende onderzoeken en ‘gedragsveranderingstherapieën’ zijn niet gebaseerd op degelijke wetenschap. Het is – en dit is mijn stelling – geen wetenschap, maar ideologie. Om preciezer te zijn: valse ideologie. 

Hoe kan men valse ideologie bestrijden? 

Ten eerste door aan te tonen dat het ideologie is – maar vervolgens? Hoe verder te gaan? Wat te doen? Wat niet te doen? Laten we, om antwoorden te vinden op deze vragen, eerst bekijken wat ideologie is en doet; hoe het werkt.

Wat is ideologie?

Een ideologie is een robuust geloof dat niet in twijfel wordt getrokken. Soms staat men open voor vragen over het gekozen model, maar meestal is het denken gesloten, zonder enige vragen over het model zelf. Het is als een kasteel dat verdedigd wordt tegen informatie die het sterke geloof in twijfel trekt. Onderzoek dat modellen gebruikt waarin geen werkelijke vragen worden gesteld zal dit geloof bevestigen en versterken. Het werkt als een bril: als de glazen groen zijn is de wereld groen.

Laten we een klein gedachte-experiment uitvoeren door de bril van onze opponenten in gedachten op onze neus te zetten en een blik op bovenstaande onderzoekers te werpen. Wat zou men ‘zien’ met deze bril op? 

Baurmann interviewt de slachtoffertjes en neemt hun waanbeeld over dat zij geen slachtoffers zouden zijn. De slachtoffers die wij met onze therapieën behandelen, komen er vanzelf achter dat ze wel degelijk slachtoffers zijn! 
 

Lautmann, op zijn beurt, luistert naar verknipte mensen en neemt hun verhalen serieus. Hij bewijst ons een dienst door al hun denkfouten in kaart te brengen.
 

Griesemer rapporteert vanuit een duistere historische periode, voordat we de waarheid en het licht zagen. 
 

Vogt slikt eenvoudigweg wat de volwassenen in zijn onderzoek vertellen en besteedt geen enkele aandacht aan de slachtoffertjes. Hij zegt dat de meeste van zijn respondenten heel normale mensen zijn, maar dat is onmogelijk. Hij weigert hun vertekende denkbeelden te onderkennen, en dat zijn het per definitie: het hebben van pedofiele gevoelens duidt immers op een cognitieve stoornis.
 

Al deze auteurs moeten zélf wel pedofiel zijn. Hun enige doel is het de misbruikers gemakkelijker maken. Vanwege hun eigen stoornis kunnen zij geen degelijk onderzoek uitvoeren of juiste conclusies trekken. Zij zijn bevooroordeeld – wijzelf zijn dat uiteraard niet!

Hoe valse ideologie te bestrijden?

Dit is ideologie, en zo werkt het. We zien dat moralisme zich mengt met wetenschap. Bepaalde feiten of ideeën mogen niet bestaan, mogen niet waar zijn, daarom kunnen ze niet waar zijn. Hoe deze valse ideologie te bestrijden? Wat is uw antwoord? Hier is het mijne: 

1. Zeg en bewijs ...

Zeg en bewijs dat het om ideologie gaat.

2. Blijf ... publiceren

Blijf feitelijke informatie publiceren, bijvoorbeeld over recidivecijfers, die altijd als ‘erg hoog’ worden afgeschilderd, maar in werkelijkheid erg laag zijn. Verspreid informatie over de schade die ervaren wordt. Er wordt altijd gezegd dat er in 100% van de gevallen schade optreedt, maar onderzoekers als Rind c.s. troffen in werkelijkheid aan dat er in 4% van de gevallen schade was.

3. Wees evenwichtig 

Wees evenwichtig in uw presentatie. De website van Ipce probeert evenwichtig te zijn en noemt daarom ook Finkelhor, Dallas en anderen, en geeft ook een stem aan echte slachtoffers. 

4. Probeer niet ...

Probeer niet ‘het publiek’ te bereiken. Beperk u tot het opgeleide deel van de bevolking – de mensen die, naar we mogen hopen, kritisch kunnen denken.

5. Doe een beroep op ...

Doe een beroep op gevoelens en emoties, spreek door middel van een gedicht, verhaal, film, roman, beelden, muziek, culturele activiteit. Een goede popsong kan meer invloed hebben dan vijf wetenschappelijke verhandelingen. Pas wel op voor romantiseren! 

6. Vermijd ...

Vermijd het woord en concept ‘pedofiel’ als een identiteit. Maak altijd het onderscheid tussen gevoelens en gedrag.

7. Aanvaard ...

Aanvaard de wet en raad mensen aan zich eraan te houden.

8. Aanvaard ook ...

Aanvaard ook dat sommige mensen psychisch niet in staat zijn hun overtuigingen in twijfel te trekken.

9. Wees niet radicaal

Wees niet radicaal. Radicalen kunnen geen bruggen bouwen: ze bouwen kastelen, misschien zelfs luchtkastelen. Sommige radicalen, zo lijkt het, kunnen maar korte tijd actief zijn; vervolgens verdwijnen ze.

10. Probeer een brug te bouwen

Probeer een brug te bouwen tussen geloof A en geloof B. Een brug is geen geloof; het is als een veerman die heen en weer vaart. 

Gebruik diplomatie, zoek gedeelde standpunten op en gebruik een gedeeld discours: mensenrechten, respect voor de wet, rechten voor homosekuelen, liefhebbende genegenheid, kinderrechten. 

Spreek ook de taal van uw tegenstanders, zodat zij tenminste kunnen begrijpen wat u probeert te zeggen. Gebruik hun termen, bevestig ze, en breng vervolgens de nuance in. Spreek van ‘behandeling (beslist noodzakelijk, voor sommigen’), ‘denkfouten (bestaan, maar is niet altijd sprake van’), ‘misbruik (bestaat, maar is niet altijd sprake van’) en ‘schade (bestaat, maar is niet altijd sprake van’).

Ik wil zo’n brug zijn.

Dit artikel is gebaseerd op een lezing die gehouden werd tijdens de jaarlijkse Ipce-bijeenkomst, juli 2008

Verwijzingen

Michael C. Baurmann, Sexualität, Gewalt und psychische Folgen: Ein Längschnittuntersuchung bei Opfern sexueller Gewalt und sexuellen Norm-verletzungen anhand von angeziegten Sexualkontakten (Wiesbaden, Bundeskriminalamt Forschungsreihe Nr. 15, 1983) 
[A summary in English is here
 

Frans E J Gieles, Modellen, manieren van denken
 

Rüdiger Lautmann, Die Lust am Kind, Portrait des Pädophilen, Ingrid Klein Verlag, Hamburg, 1994.
 

Michael M. Griesemer, Ausmaß und Auswirkungen massenmedialer Desinformation. Zum Stand der Wissenschaften über sexuellen Kindesmissbrauch - am Beispiel einer tragischen klinischen Entwicklungsabweichung. Arbeitsgemeinschaft Humane Sexualität e.V., Gießen, 2004.
 

Horst Vogt, Pädophilie; Leipziger Studie zur gesellschaftlichen und psychischen Situation pädophiler Männer. Pabst Science Publishers, Lengerich, 2006.

 

Start Schrijftafel Kind Leestafel Kind