Vorige Start Omhoog Volgende

Uit hoofdstuk II:

 § 1. Over methodisch handelen en de ontwikkeling daarvan

[Blz. 28]

a. Het kernbegrip 'handelen'

Om van een vraagstelling tot een onderzoeksopzet te komen is het om te beginnen nodig de begrippen uit de vraagstelling te omschrijven en uit te werken. Om 'weten te handelen' te ontwikkelen, is het nodig het kernbegrip 'handelen' te omschrijven. Dat is dan ook gebeurd bij het maken van het onderzoeksplan. Daarbij was het zaak om tot een omschrijving van het begrip 'handelen' te komen die aansluit bij het werk van groepsleiders en van docenten en die bruikbaar is om kennis over dit werk te ontwikkelen. Zo zou bijvoorbeeld een omschrijving als: "dat wat werkers in de werksituatie doen" hieraan niet voldoen, omdat het element van het weten in de omschrijving ontbreekt.

De gekozen omschrijving is de volgende:

Handelen is in dit onderzoek opgevat als een typisch menselijk vermogen, namelijk:

Het kunnen verrichten van zinvolle, doelgerichte, in vrijheid en op grond van tot op zekere hoogte rationeel gefundeerde kennis en normen 

gekozen daden die een verandering in de omgeving kunnen bewerkstelligen, 

door personen die zich er verantwoordelijk voor weten. 
.

Handelen verloop procesmatig; in dit proces zijn een zevental elkaar opvolgende elementen te onderscheiden, namelijk: 

De zeven elementen van het handelen

Element

Omschrijving

Kortweg te noemen:

(1)

Het waarnemen en interpreteren van de situatie

situatie

(2)

Het willen van iets, het kiezen van doelen en het maken van een plan

doel / wil

(3)

Het kiezen en verrichten van bepaalde daden op bepaalde manieren

werkwijze

(4)

Het waarnemen en interpreteren van de afloop

afloop

(5)

Het opmerken van een bevinding achteraf

bevinding achteraf

(6)

Het ontwikkelen van inzichten en/of zinvolle vragen in de richting van weten te handelen 

inzichten

(7)

Het uitvinden van wegen die tot nieuwe kennis kunnen leiden, waarmee beter gehandeld kan worden 

zoekweg

 [Blz. 29]

Deze zeven elementen spelen een cruciale rol in dit onderzoek.

Steeds als de cijfers (1) t/m (7) tussen ronde haakjes staan, wordt naar deze elementen verwezen

Een voorbeeld uit het onderzoeksmateriaal moge deze omschrijving en de elementen daarin concreet toelichten. Het voorbeeld is het verhaal van een groepsleidster in een groep peuters, het verhaal over een handeling. 

Steffie moet slapen

Steffie moet slapen en heeft geen zin. Hij wil buiten spelen en maakt dat op overtuigende wijze duidelijk met veel gespartel en gebrul. 

(1)
situatie

Ik wil echter dat hij zijn middagdutje doet omdat hij anders in de loop van de dag niet meer te genieten is. Bovendien moet hij nog naar de dokter en kan daar beter uitgerust en met een goed humeur naar toe. 

(2)
doel, wil

Terwijl hij brult en schreeuwt, bevestig ik dat het inderdaad niet leuk is om te gaan slapen als je buiten wilt spelen. Ik zeg hem dat ik zie dat hij geen zin heeft en dat het heel vervelend is dat het moet: "Maar ja, het moet echt". Ik vertel [hem] het verdere verloop van de dag. 

(3)
werkwijze

Steffie voelt zich begrepen, slaakt een diepe zucht en als ik vraag of hij nu lekker gaat slapen, zegt hij "Ja" en schikt zich behaaglijk in zijn bed. 

(4)
afloop

 

(5) 
Bevinding achteraf

Gedurende deze hele gebeurtenis gun ik hem het recht om te brullen, waardoor ikzelf niet in een strijd met hem kom over het huilen, slapen etc. Hierdoor kan ik zelf rustig blijven en zijn belang (ik wil spelen) en het mijne (je moet slapen) uit elkaar houden en alles op een rustige manier oplossen. 

(6)
inzichten

(5)

Het vijfde element, de bevinding achteraf, is in het verhaal niet expliciet beschreven, maar wel in de toon van het verhaal te onderkennen: de leidster lijkt tevreden over haar handeling.

In vele andere verhalen is dit element wel duidelijk onder woorden gebracht, bijvoorbeeld:

"P ff. ... wat 'n gezweet", of:

"Ik was blij dat Tanja een mooie winterjas had en bovendien een voor weinig geld, want over geld hadden we steeds ruzie."

of: "Ik vond het een rotdienst: steeds constant corrigeren."

 

(6)

Het zesde element bevat de kennis die de groepsleidster in deze en in vorige handelingen heeft opgedaan, zoals in het voorbeeld van Steffie te lezen is: de groepsleidster weet dat als zij op die manier handelt, de afloop goed kan worden, en dat kan ze ook uitleggen. Ze heeft dus inzicht in haar handelwijze, namelijk dat je belangen het beste kunt onderkennen, erkennen en helder uit elkaar dient te houden en dat je voor gevoelens het beste ruimte kunt scheppen.

(7)

Het zevende element is in bovenstaand voorbeeld niet te herkennen. Dit neemt meestal de vorm aan van een vraag die de werker zich stelt; het antwoord op die vraag is dan de sleutel tot beter weten te handelen. Drie

[Blz. 30]

voorbeelden hiervan uit het onderzoeksmateriaal: 

"Bij mij speelt nu het volgende: de pittige aanpak heeft blijkbaar wel effect gehad en heeft (nog) geen averechtse uitwerking gehad. Wel vraag ik me af of ik er nu automatisch van uit kan gaan dat deze aanpak altijd effect zal hebben? Ik kan me namelijk ook voorstellen dat de irritaties bij haar oplopen, met als gevolg: contactverlies. Immers, zij heeft niet voor niets problemen met haar moeder." 

"Hoe kan ik een mentor-relatie met haar opbouwen als dit soort dingen spelen?"

" ... het bekende internaatsgevaar: leiding tegenover jongeren." 

 

Na de omschrijving van het begrip handelen en de toelichting middels voorbeelden volgt nu een nadere bespreking van elk der zeven elementen.

b. De zeven elementen nader besproken

(1) De situatie 

Handelen vindt altijd plaats in een situatie. Zonder waarneming van de situatie is doelgericht handelen onmogelijk. Nu kan waarnemen niet gebeuren zonder gelijktijdig te selecteren en te interpreteren.

Dit vindt plaats met behulp van een interpretatiekader: een geheel van mogelijk te verlenen betekenissen; je zou ook kunnen zeggen: een manier van kijken en denken, een denkraam. Daarbij zijn ook normen in het geding, je neemt situaties waar als juist of als onjuist. Tussen (groepen) mensen kunnen grote verschillen bestaan in interpretatiekader; verschillende mensen kunnen eenzelfde situatie heel verschillend waarnemen en interpreteren. Gelukkig zijn we ook in staat om van standpunt te wisselen en de situatie door de ogen van anderen te zien. Ook zijn we in staat ons interpretatiekader te ontwikkelen en te verbreden.

Voor het verloop van de handeling maakt het veel uit, hoe je de situatie bekijkt. De ene manier van interpreteren kan vruchtbaarder zijn voor het handelen dan de ander. Voor het vak van leefsituatiewerker is het dan van belang om een voor dit werk vruchtbaar interpretatiekader te ontwikkelen.

In het voorbeeld van Steffie is de interpretatie door de leidster te herkennen: het gespartel en gebrul interpreteert zij als een uiting van de wil van Steffie. Daarbij is ook een norm in het geding: Steffie mag iets willen, mag zijn belang in het geding brengen en mag dit doen in zijn taal: spartelen en brullen. Het gespartel en gebrul had ook ánders geïnterpreteerd kunnen worden, bijvoorbeeld als uiting van een drift en had aan andere normen getoetst kunnen worden, bijvoorbeeld de norm dat driften beteugeld dienen te worden.

(2) De doelen

Als je niets wilt, kom je niet tot handelen. Je kunt niet alles tegelijk willen, dus moet je kiezen wat je wilt, ofwel: je doelen stellen. Voor het verloop van de handeling maakt het veel uit wat je als doelen kiest. Doelen kunnen wel of niet haalbaar zijn, kunnen meer of minder vruchtbaar zijn. Ook hier spelen normen mee: doelen kunnen aanvaardbaar of onaanvaardbaar zijn.

Als je weet wat je wilt maak je een plan: soms snel en op intuïtie, soms heb je meer tijd om erover te denken. Bij het maken van het plan loop je de cyclus van het handelen in gedachten alvast vooruit: wat zal ik doen en hoe (3)? Hoe kan het aflopen (4)? In eerder handelen opgedane inzichten (6) spelen hierbij een rol.  

[Blz. 31] 

In het voorbeeld van Steffie is dit ook te lezen bij de inzichten. De normen zijn herkenbaar: de leidster gunt hem het recht om te brullen. Zij voorziet haar handelwijze en de vermoedelijke afloop op grond van ervaringsinzichten.

(3) De werkwiize

Mensen kunnen maar één ding tegelijk doen en dat weer maar op één manier tegelijk. Wederom is een keuze noodzakelijk: wat doe ik (of laat ik na) en hoe doe ik dat? Om te kunnen kiezen moet je beschikken over een repertoire of een arsenaal van mogelijk zinvolle werkwijzen en over een manier om je keuze te maken, een keuzestrategie.

Dat Steffies groepsleidster een keuze maakte op grond van een strategie is wederom te lezen in haar verhaal bij de inzichten.

(4) De afloop

Na de daad is het handelingsproces nog niet ten einde: men neemt de afloop waar en interpreteert ook die weer. Dit gebeurt in het licht van de elementen (1), (2) en (3): is het nu anders? Is het zoals ik wilde? Kan dat door mijn daden komen?

Of de verandering veroorzaakt is door de daad weet je bij mensen nooit zeker. Mensen hebben in principe een vrije wil en het vermogen om zich niet oorzakelijk te laten bepalen, maar om zelf een handelwijze te kiezen.

Is het feit dat Steffie ging slapen veroorzaakt door de werkwijze van de leidster? Of ging hij slapen op grond van zijn eigen motieven en zijn eigen besluit?

In de omschrijving van het begrip handelen ligt de opvatting vervat dat mensen hun daden kunnen kiezen, dus dat daden van mensen in principe gekozen zijn en niet veroorzaakt.

Daarom wordt hier het woord 'afloop' gebruikt en niet het woord 'effect'. Dit laatste woord veronderstelt immers dat de afloop het gevolg is en de daad of werkwijze de oorzaak zou zijn, dus dat er een oorzakelijk verband zou zijn. Er kan wel een logisch verband bestaan tussen werkwijze en afloop, maar niet per se een oorzakelijk  verband. Indien het logische verband aantoonbaar is (en in het voorbeeld van Steffie lijkt me dat wel het geval) kunnen we spreken van 'resultaat', maar niet van 'effect'. Dat is de consequentie van deze omschrijving van het begrip handelen.

(5) De bevinding achteraf 

Een mens kijkt na zijn daad niet alleen terug naar de omgeving maar ook naar zichzelf. Er komen gevoelens en gedachten op en er vindt een praktische en een ethische beoordeling plaats: heb ik nu juist of onjuist gehandeld? In de bevinding achteraf koppelt de mens zijn daad en de waargenomen afloop weer terug naar zichzelf: hij rekent de daad tot de zijne -- of niet: "Dat heb ik gedaan" of "Heb ik dat gedaan?" De mens neemt wel of niet verantwoordelijkheid op zich.

De bevinding achteraf wordt vaak meegedeeld aan andere mensen. Het verhaalover de handeling begint vaak met juist dit element.

Zo ook het verhaal van groepsleiders over hun handelwijze in de leefsituatie. Logboek, dienstoverdracht en begeleidingsgesprek beginnen vaak met de bevinding achteraf.

(6) De inzichten

De gedachten achteraf kunnen leiden tot inzichten of zinvolle vragen over de juistheid van de gekozen interpretatie, doelen, werkwijzen enz., ofwel over de gevolgde handelwijze. De mens kan zijn handeling vergelijken  

[Blz. 32] 

met vroegere handelingen en met die van anderen, hij zoekt naar samenhangen en verklaringen. Zo kan hij komen tot inzicht op grond van ervaringen.

(7) De zoekweg naar beter handelen

Op den duur kan ook inzicht ontstaan in dit proces van het ontwikkelen van inzichten, het uitvinden van betere handelwijzen. Dit type inzichten zou je de zoekkunde of de uitvindkunde kunnen noemen. In de wetenschap noemt men dit type kennis: de onderzoekskunde of de methodologie.

c. Het cirkelvormige proces

Dit proces waarin de mens al handelend van element naar element gaat, herhaalt zich eindeloos in een cirkelvormig verloop.

Steeds weer kunnen de inzichten op grond van handelingservaring worden bijgesteld en uitgebreid. Het 'fonds' van inzichten kan gaandeweg een arsenaal van mogelijke interpretaties, mogelijke doelen en mogelijke werkwijzen bevatten. Zo ontstaat gaandeweg het type kennis dat we ervaringskennis noemen, het type kennis dat hier 'weten te handelen' is genoemd. Naar dit type kennis is in dit onderzoek vraag.

Als concrete illustratie volgt hier een verhaal uit het onderzoeksmateriaal waarin de leidster (in een groep oudere jongens en meisjes) driemaal de handelingscyclus aflegt. Uit de eerst cyclus komt het inzicht voort dat ze onjuist heeft gehandeld. Probeer eens de elementen van het handelen te herkennen in haar verhaal:

De eerste cyclus:

"Een minder leuk begin van de dienst, maar wel een verder goed verloop.

Ik wilde met het eten beginnen toen ik zag dat er van een plant drie bladeren waren afgevallen. Toen ik goed keek, bleek dat ze er waren afgetrokken.

Niemand had het natuurlijk gedaan, dus floepte ik er uit dat er dan nog niet gegeten kon worden -- van mezelf natuurlijk wetend dat dit een volkomen onverantwoorde methodische misser was, ik mocht dat niet gebruiken.

Toen er dan ook nog wat op de bank geklierd werd en ik met Thomas woorden kreeg en Bert op zijn drukst was, had ik even behoorlijk de pest erin."

De tweede cyclus,

waarin een andere interpretatie, andere doelen, andere werkwijze, andere afloop en andere bevinding achteraf te herkennen is:

"Dus heb ik het rustiger aangepakt door er niet op in te gaan in de groep, maar door ze even zo nu en dan bij me te roepen in de keuken en dat werkte gelukkig.

De patat viel natuurlijk ook in een goede sfeer.

Alleen Bert was niet te stoppen, echt strontvervelend. Tijdens het natafelen was het ongezellig en druk."

Direkt is een volgende handelingscyclus nodig omdat de situatie daarom vraagt. 

In de derde cyclus 

zien we dat de leidster een nieuwe handelwijze uitvindt:

"Na het eten een ontzettend grove en niet te stuiten Bert, waar ik echt maf van werd ( ).

Op een gegeven moment heb ik de rol gespeeld van psychiater, zodat hij gedwongen was om even heel rustig op de bank te liggen en naar me te luisteren.

Ik heb gezegd dat ik gewoon geen zin had om de hele avond door te gaan  

[Blz. 33] 

met waarschuwen -- iets wat ik steeds had gedaan. Het heeft wel geholpen, want de rest van de avond is hij lang met huiswerk bezig geweest (..). Hij wilde me ontbijt op bed brengen, maar in verband met de tijd houd ik dat tegoed."

Hier zien we iets van het zevende element, de uitvindkunde, in werking. De leidster was blijkens haar verhaal gewend om "steeds door te gaan met waarschuwen", maar ze had ervaren dat dat toch een nare afloop en een nare bevinding achteraf gaf. Dus probeert ze iets anders en dat blijkt beter af te lopen. Op dat moment eindigt haar verhaal. Maar de uitvindkunde vergt nog een vervolg, namelijk het formuleren, het onder woorden brengen van inzichten die gedestilleerd kunnen worden uit de laatste handelingscyclus en wel zodanig dat die inzichten in andere, nieuwe situaties kunnen helpen om een juiste handelwijze te kiezen.

Dit betekent dat die inzichten een zekere mate van abstractheid moeten hebben, om in meerdere situaties bruikbaar te kunnen zijn. Het uitvinden van die inzichten zou kunnen beginnen met vragen als: wat heeft de leidster nu in essentie anders gedaan dan de vorige keren? En waaróm heeft dat geholpen?

Aan de hand van dit voorbeeld zijn we in de kern van de opzet van dit onderzoek gekomen. Inzichten van het type 'weten te handelen' of 'beter weten te handelen' kunnen worden bereikt door de cyclus van het handelen meerdere malen te doorlopen en door uit de vergelijking inzichten te destilleren en te verwoorden. In de dagelijkse praktijk gebeurt dit al, in een onderzoek gebeurt het zo systematisch en volledig mogelijk.

In een onderzoek neem je extra de tijd om verhalen over handelingen volledig te vertellen en om de inzichten extra zorgvuldig te formuleren, nog eens extra te bezien en te overdenken om het vereiste niveau van abstractie te bereiken.

Hiermee is, consequent voortbordurend op de gekozen omschrijving van het begrip handelen, de kern van een mogelijke onderzoeksopzet al aangegeven. De precieze uitwerking ervan zal in het derde hoofdstuk worden beschreven. Voordien zijn er eerst nog enkele begrippen te omschrijven en is er meer te zeggen over de gekozen begrippen en omschrijvingen.

 [Blz. 34] 

d. De begrippen 'methodisch handelen' en 'methodiek'

'Methodisch handelen' 

kan nu als volgt worden omschreven:

Het doordacht kiezen van een handelwijze. dus van een interpretatie, doelen, werkwijze, enz.

Het woord 'doordacht' verwijst naar een denkproces, dat op verschillende tijdstippen kan plaatsvinden: 

Vóór er gehandeld wordt. 
Iemand die methodisch werkt, kan anticiperen op wat er kan gaan gebeuren. 
Liefst is er sprake van een zekere geoefendheid in dit anticiperen, zodat het denkproces zo nodig zeer snel kan plaatsvinden.

Tiidens het handelen: 
Het denkproces neemt dan de vorm aan van bewustzijn van wat je doet, wilt, waarneemt.

In de pauzes van het handelingsverloop, 
waarin even gedacht kan worden over een mogelijke bijsturing van de handelwijze.

Na de handeling. 
Methodisch handelen houdt in dat in principe achteraf gevraagd kan worden hoe er gehandeld is en waarom, en dat die vragen in principe beantwoord kunnen worden; de gekozen handelwijze kan dan in principe verantwoord worden aan de hand van rationeel gefundeerde overwegingen en normen.

 

'Methodiek' 

kan dan opgevat worden als 

het samenhangend geheel van ideeën omtrent juiste en mogelijk vruchtbare handelwijzen. Deze ideeën zijn onder woorden gebracht in adequate begrippen, met behulp waarvan gesproken en gedacht kan worden over het methodisch handelen.

Let wel: methodiek is hier niet opgevat als een geheel van regels die zeggen hoe je moet handelen, maar als een geheel van mogelijkheden hoe je kunt handelen èn als een geheel van begrippen met behulp waarvan je vooraf over je handelwijze kunt denken en achteraf je handelwijze kunt verantwoorden of kunt kritiseren en verbeteren.

e. Het begrip 'methodiekontwikkeling'

Na het voorgaande kunnen we methodiekontwikkeling opvatten als: 

het systematisch afleggen van de weg die tot ervaringskennis leidt. 

Dus: het herhaaldelijk doorlopen van de cyclus van het handelen, het steeds formuleren en herformuleren van de inzichten die in die cyclus opkomen tot een voldoende niveau van abstractie is bereikt, namelijk zodanig dat de methodiek voldoende en juiste ideeën bevat om in meerder situaties methodisch te kunnen handelen dan wel methodische handelwijzen te kunnen uitvinden.

Wil de te ontwikkelen methodiek bruikbaar zijn, dan dient ze aan twee eisen te voldoen, namelijk:

ten eerste: aan te sluiten bij de huidige methodiek, en

ten tweede: nieuwe elementen te bevatten in de vorm van aangevulde, verbeterde en bruikbaar gebleken inzichten.

 

Om aan beide eisen te kunnen voldoen, dient methodiekontwikkeling te beginnen met het helder krijgen van de huidige methodiek; vanaf dat startpunt kan de weg via meerdere handelingscycli worden afgelegd tot het punt bereikt is dat een verbeterde methodiek geformuleerd en gebruikt kan worden. Ook die methodiek kan wellicht weer verbeterd worden; methodiekontwikkeling is een permanent proces in een steeds veranderende wereld, in dit geval het werkveld en de opleidingssituatie.    

[Blz. 35] 

f. Uitleiding

Als afsluiting van deze paragraaf wordt de lezer verzocht nog eens terug te bladeren naar de Inleiding op dit hele verslag en daar het verhaal over de les die Annie gaf nog eens te lezen (blz. 13), maar nu met de zeven elementen van het handelen in het achterhoofd. Lukt het om de cijfers (1) t/m (7) in de kantlijn van dat verhaal te plaatsen bij die passages die de antwoorden op de volgende zeven vragen bevatten? (Met de 'werker' wordt hier dus de docente bedoeld.) 

Zeven vragen bij een verhaal over een handeling

(1)

Situatie

Hoe was de situatie en hoe interpreteerde de werker die?

(2)

Doel, wil

Wat wilde de werker? Welke doelen waren er?  Hoe was het plan? 

(3)

Werkwijze

Hoe was de werkwijze?

(4)

Afloop

Hoe was de afloop en hoe werd deze geïnterpreteerd? 

(5)

Bevinding achteraf

Hoe was de bevinding achteraf?

(6)

Inzichten

Welke inzichten en vragen kwamen op?

(7)

Zoekweg

Hoe werd er gezocht naar inzichten om beter te kunnen handelen? 

De zevende vraag is eigenlijk een van de hoofdvragen van dit gehele project: Hoe kun je inzichten omtrent beter handelen bereiken? Hoe kun je methodiek uitvinden? Hoe kun je het proces van permanente methodiekontwikkeling starten en in gang houden? Hoe kun je dat vorm geven en organiseren?

Uit het verslag van de les van Annie, dat geschreven is door een groepsleider, blijkt hoe er in dit geval is gezocht naar betere handelwijzen: Annie nodigde een ervaren groepsleider uit om haar lessen bij te wonen. Zij vertelt vooraf wat ze met de les wil bereiken en vraagt de groepsleider om een verslag van die les te schrijven. Dat doet de groepsleider, die bij het schrijven kennelijk de zeven elementen van het handelen in het achterhoofd heeft. Samen denken ze nog even na over de les. Daarna brengen ze het lesverslag ter kritische bespreking in in een kring van docenten, groepsleiders en een projectleider, die hiertoe in het kader van het project was gevormd.

Dit voorbeeld illustreert al enigszins hoe er in dit project gezocht is naar ontwikkeling van methodiek.

Lezers die slechts willen weten hoe dat in dit project is gedaan en tot welke resultaten dit leidde, kunnen nu desgewenst doorgaan naar hoofdstuk III, waarin de opzet en werkwijze in dit project is beschreven. 

[Van hoofdstuk III is hier de eerste paragraaf opgenomen, waarin de opzet globaal wordt weergegeven. Voorts Hoofdstuk VIII, waarin de resultaten staan.]

Lezers die geïnteresseerd zijn in dit type onderzoek en in de wetenschappelijke achtergrond en verantwoording daarvan kunnen de volgende paragrafen van dit hoofdstuk daarover lezen. Er zijn namelijk in deze eerste paragraaf al een aantal belangrijke keuzen gemaakt door juist de hier genoemde begrippen te keizen en door ze op de hierboven beschreven wijze te omschrijven. Deze keuzen vragen om een verantwoording. In de volgende paragraaf zullen die keuzen helder gemaakt worden en verantwoord worden aan de hand van de literatuur.

[De hierna volgende paragraaf is niet opgenomen. Wel de daaropvolgende: die over het handelingsonderzoek.]

Vorige Start Omhoog Volgende