Start Omhoog

Mawlana Jalaladdin Muhammad Rumi

Adnan Karaismailoğlu

In: Mewlana Djalaladdin Rumi en zijn 'mystieke pad van de liefde'; Stichting Islam & Dialoog, 2007 - Vertaling: Dr Frans Gieles

Jalaladdin Muhammad, door wie de eretitel Mawlana (onze meester) een unieke betekenis het gekregen, werd geboren op 30 september 1207 in Balkh, in het tegenwoordige Noord-Afghanistan. Mawlana Jalaladdin Muhammad is ook eenvoudigweg bekend als Rumi, hetgeen betekent: ‘afkomstig uit het Romeinse Anatolië’ omdat Anatolië ‘het land van de Romeinen’ genoemd werd.

Balkh, een van de hoofdsteden van een streek, Khorasan, van groot belang in de Anarolische traditie, was in de tijd van zijn geboorte bezet door de Khawarzmshahs en voordien door de Seljuks and Ghaznavids. The Guris hadden vanaf 1198 de stad kort bezet, voor de Khawarzmshah dit deden in 1206, waarna er langdurig dreiging was vanuit Mongolië.

Rumi’s vader, Bahaaddin Muhammad, bekend al s Sultanu’l-Ulama (de Sultan van de Geleerden), stamde af van een familie die beroemde en eminente geleerden en gnostici had voortgebracht. Ondanks dat de bronnen al eerder beroemde personen uit deze familie vermelden, waren het vooral Rumi, zijn vader Bahaaddin en zijn zoon Sultan Walad die geschiedenis hebben gemaakt.

Om onbekende redenen verliet Bahaaddin Muhammad de stad Balkh met zijn gezin en vele anderen in 1212, 1213 of 1219. Naast de toenmalige politieke problemen was hij waarschijnlijk verontwaardigd over de theoloog Fakhraddin Razi (gestorven in 1210) op wiens opvattingen hij kritiek had, en op de heerser Muhammmad van de Khawarzmshah die met de theoloog en diens opvattingen sympatiseerde.

Op zoek naar een nieuw land

Zijn vrouw Mumina Hatun, zijn oudere zoon Alaadin Muhammad en Rumi vertrokken met hem met de karavaan, maar zijn dochter Fatima Hatun, die gehuwd was, bleef in Balkh. De karavaan deed eerst Noshabut en Bagdad aan, ging toen op pelgrimstocht naar de Hijaz, en dan via Damascus naar Anatolië, het eindpunt. Volgens Ahmad-i Aflaki bereikte de karavaan na Damascus eerst de Anatolische stad Malatya, daarna Erzincan om dan door te gaan naar het nabije Akşehir, hun woonplaats voor de vier jaren daarna, om zich vervolgens te vestigen in Larende (Karaman) waar zij de volgende zeven jaar of langer verbleven [*1]

Een andere geschiedschrijver echter vertelt van een iets andere reis, namelijk van Damascus naar Erzincan, dan door naar Akşehir, waar men de winter doorbracht om daarna Konya in het huidige Turkije te bereiken [*2].

Het verblijf in Larende werd van belang voor het gezin omdat het daar was waar Rumi in 1225 huwde met Gavhar Hatun van dezelfde karavaan, dochter van Lala Sharafaddin van de Samarqand clan. Het huwelijk gaf in 1226 het leven aan Sultan Walad en later aan Alaaddin Chalabi. In de zeven jaren in Larende stierven Rumi’s oeder Mumina Hatun en zijn oudere broer Alaaddin Muhammad. Zij zijn begraven in wat nu bekend is als Madar-i Mawlana, ‘de moeder van de Meester’. Met zijn gezin trok Sultanu’l-Ulama Bahaaddin Muhammad verder naar Konya, de hoofdstad van Anatolie onder de dynastie van de Turkse Seljuk.

Bij de dood van zijn vader op 23 februari 1231 [*3], volgens de geschriften van Ahmad-i aflaki 85 jaar geworden, was Rumi 24 jaar oud [*4]. Daarna werd van Rumi verwacht dat hij de positie van zijn erudiete en geleerde vader zou overnemen.

Sinds ijn aankomst in Konya werd Rumi gedurende zeven jaar een leerling van Sheikh Burhanaddin-i Muhakkik-i Tirmidhi, destijds een leerling van Rumi’s vader, bekend als Sayyid-i Sirdan. Op de raad van zijn leraar om zich vercer te bekwamen reisde Rumi naar Damascus en Aleppo, plaatsen die hij naar men zegt al eerder had bezocht, en verbleef daar enige tijd.

Op de terugweg bezocht hij ook de Sheikh, [Sayyid] Burhanaddin, in Kayseri. Daar voltooide hij de tjila, een veertig dagen durende inwijding in het Pad de Soefi’s. Dit liet een diepe indruk op hem achter. Eens had Sayyid Burhanaddin hem kennis laten maken met het spirituele erfgoed van zijn vader. Deze man stierf in 1240 of 1241 (638) in Kayseri; Rumi heeft daarna zijn graf nog bezocht [*5].

Mawlana Jalaladdin Muhammad Rumi, wiens naam wereldwijd bekend zou worden, had drie zonen en een dochter. De moeder van Bahaaddin Muhammad (Sultan Walad) en zijn jongere broer Alaaddin Muhammad, was Gavhar Hatun, de dochter van Sharafaddin, uit de Samarqand clan, terwijl de moeder van zijn oudere zoon, Muzaffaruddin Amir Alim, en zijn enige dochter Malika Hatun, Kira Hatun uit Konya was, met wie Rumi huwde na de dood van zijn eerste vrouw.

In deze jaren bracht Rumi, begiftigd meteen erudiet Soefi karakter, veel tijd door met andere studenten en vrienden en vestigde zijn naam als een van de meest belangrijke personages van Konya. De 29e oktober van 1244 werd van speciaal belang in het leven van Rumi omdat dit de dag was dat hij in Konya Shamsaddin Muhammad-i Tabrizi, of Shams of Tabriz, ontmoette. Het onmiddellijke gevolg van deze ontmoeting en de eerste woorden van Shams daarna zijn alsvolgt opgetekend door Sultan Walad [*6]:

Plotseling kwam Shamsaddin binnen en zag hem;
de schaduw trok zich terug in de straal van zijn licht.

De klank van de liefde won het,
niet die van tamboerijn en saz (een snaarinstrument)
die wedijverden met de sfeer van de liefde.

Hij sprak met hem in termen van De Geliefde,
en onthulde de hoogste geheimnissen.

Hij zei: ‘Je bent diepgaand bezig met je innerlijk;
weet dat dit ook mij mee bezig houdt.’

Deze vriendschap duurde bijna twee jaar. De medestudenten en de leerlingen van Rumi waren daar niet blij mee; zij dachten dat zij nu niet meer dezelfde aandacht van de meester kregen als voordien. Op grond van dergelijke verontwaardiging en klachten verliet Shams Konya op 10 of 11 maart 1246 (21 Shawwal 643). Dit afscheid betekende het einde van een periode van zestien maanden van grote toewijding en liefde tussen beiden, een afscheid dat veel invloed op Rumi heeft gehad. Uiteindelijk kregen de leerlingen, die hoopten op de terugkeer van de oude Rumi na dit gedwongen vertrek, spijt van hun daden.

De zon gaat onder

Ongeveer vijftien maanden later, in 1246 of 1247 (644) keerde Shams uit Damascus terug in gezelschap van Sultan Walad, die door Rumi was gestuurd om hem terug te laten keren. Niet lang daarna echter, in 1247 of 1248 (645) verdween Shams voor altijd. Sommigen beweren dat Shams vermoord is door een groep waarvan de jongere zoon van Rumi, Alaaddin, deel uitmaakte. Maar Sultan Walad zegt hier, sprekend over zijn ervaringen van toen, met geen woord over [*7].

De jaren met Sheikh Salahaddin (gestorven op 29 december 1258) en Husamaddin Chalabi, die volgden op nog eens twee bezoeken aan Damascus in de hoop Shams te vinden, verliepen voorspoedig voor Rumi en de mensen om hem heen. Vermeld mag worden dat in deze periode Rumi zijn zoon ten huwelijk gaf aan Fatima Hatun, de dochter van Sheikh Salahaddin.

Rumi, 68 jaar geworden volgens de maankalender en 66 volgens de zonkalender, ging naar zijn Geliefde op 17 december 1273 (5 Jamaziyalahir 672). Zijn opvolger Husamaddin Chalabi stief op 3 oktober 1284 (22 Shaban 683), ongeveer elf jaar na Rumi’s dood [*8].

Rumi’s trouwe zoon Sultan Walad overleed op 11 oktober 1312.

Sultan Walad en

de andere kinderen van Rumi,

de geleerde Alaaddin Chalabi (gestorven in 1262), ambtenaar van de Turkse Seljuk dynastie,

Amir Alim Chalabi (gestorven in 1277), en

de vrouw van de Konyanse handelaar Shihabaddin, Malika Hatun (gestorven in 1306),

zijn allen begraven rond Rumi onder de Groene Koepel.

Tijdens zijn leven genoot Rumi grote bewondering en respect van de staatsmannen van de Turkse Seljuk dynastie. Zo bezochten bijvoorbeeld Sultan Izzaddin II en Sultan Ruknaddin Kilich Arslan IV, die onafhankelijk en gezamenlijk regeerden tussen 1246 en 1264, Rumi vaak en kwamen zij naar zijn voordrachten luisteren. Ruknaddin Kilich Arslan was in feite en leerling van Rumi en was een van degenen die Rumi aansprak met "mijn zoon" [*9].

Muinaddin Parwana, die vijftien jaar aan de macht was, betoonde al evenzeer groot respect voor Rumi. Hetzelfde geldt voor twee beroemde viziers, Majdaddin Atabek (gestorven in 1277) en Sahib Ata Fakhraddin Ali (gestorven in 1285).

Onmiskenbaar heeft Rumi in zijn leven vele geleerden en gnostici ontmoet. Onder anderen hebben

Sadraddin uit Konya (gestorven in 1274),

Qutbaddin uit Shiraz (gestorven in 1310),

Fakhraddin-i Iraqi (gestorven in 1283),

Sheikh Najmaddin-i Razi (gestorven in 1256),

Qadi Sirajaddin uit Urmiyah (gestorven in 1283) and

Safiyaddin of Hind (gestorven in 1315)

hem ontmoet en enige tijd in Konya doorgebracht.

Rumi voelde zich zeer verbonden met de Soefi’s die hem voorgegaan waren en hij heeft de namen van velen van hen in zijn werk vermeld. De voorbeelden van liefde en vervoering die we in Rumi’s werk vinden zijn met nadruk vermeld door Ahmad-i Gazzali (gestorven in 1123 of 1124) en door de beroemde dichters Sena’i (gestorven in 1131) and Sheikh Attar (gestorven in 1220).De invloed van deze traditie op het werk van Rumi en de overeenkomsten daarin mogen niet onvermeld blijven. Vanwege zijn wetenschappelijk werk werd Rumi gezien als een van de opmerkelijkste geleerden uit het rechtsgebied van de Hanafi [*10].

Rumi is als geleerde beroemd geworden door zijn uitspraak:

"Houd niemand tegen die een fatwa komt vragen (een uitspraak volgens het islamitische recht), waar ik mij ook bevind, opdat wij ons maandelijks inkomen voor het uitspreken van fatwa’s niet onwaardig worden."

Hij is ook beroemd geworden door uitspraak te doen tijdens de [Sama rituele] dans en in vervoering verkerend [*11]

De diepte van zijn inzichten worden duidelijk in zijn nog steeds bestaande Arabische en Perzische poëzie, gelardeerd met duizenden Qur’an verzen en ahadith (uitspraken van de Profeet – vrede zij met hem). Het is duidelijk dat liefde voor de dichtkunst, wijd verbreid in de samenleving tijdens zijn leven, ook in Rumi verankerd was, zoals blijkt uit zijn reciteren van vele Arabische en Perzische divans

[of diwans, hoge hof-functionarissen, vaak geleerden, dus vaak gelijktijdig hofdichters – die zaten op mooie stoelen of banken: divans. Een andere uitleg is dat de soefi's vaak op banken zaten et mediteren - vertaler].

Hij is ongetwijfeld een van de grootste Soefi dichters in de traditie van Senai en Sheikh Attar, die net als hij hun gevoelens van liefde en vervoering beschreven hebben.

In zijn persoon kwamen de gnosis en poëtische gevoelens samen, maar Rumi was ook intensief bezig met de dagelijkse sociale problemen en hij bracht overtuigende oplossingen aan voor de problemen van de menslelijke ziel. De staat van liefde en vervoering waarin hij steeds verkeerde heeft hem nooit geïsoleerd van de samenleving en haar problemen. Zijn nalatenschap, Masnavi, Divan-i Kabir, Fihi Ma Fihi, Majalis-i Saba and Maktubat, staat vol bewijzen en voorbeelden hiervan.

Naar verteld wordt, heeft Mawlana Jalaladdin Muhammad Rumi, ook bekend als Mevlevi, Hudavandigar, en Molla-i Rum, ook wel Balkhi, Rumi and Konavi genoemd, gezegd:

"De mens kent twee grote tekenen [Gods]:
de een is kennis, de ander altruïsme.

Sommigen bezitten kennis maar geen altruïsme,
anderen hebben altruïsme maar geen kennis.

Ere zij hen die beide bezitten." [*12]

Noten

Klik op het nummer van d enoot om terug te keren naar de tekst.

[*1] Aflaki, Ariflerin Menkibeleri (The Glorious Talents and Abilities of the Knowers of God), I, Istanbul, 1986:99-101.

[*2] Sipahsalar, Mevlana ve Etrafindakiler (Mawlana and his Entourage), Istanbul, 1977:22-23.

[*3] Aflaki, I, ibid., 1986:103,116.

[*4] ibid., 108,112.

[*5] ibid., 131.

[*6] Sultan Walad, Ibtidaname, quatrain 4335-4338, trns. Abdülbaki Gölpınarlı, Ankara, 1976:249.

[*7] Zie B.Furuzanfar, Mawlana Jalaladdin, trns. [vertaald door] F.N.Uzluk, Istanbul, 1986:103-107.

[*8] Aflaki, II, 1987:144.

[*9] Aflaki, I, 1986:87; Turan, Osman, Selçuklular Zamanında Türkiye, Istanbul, 1993:531-532.

[*10] Bijvoorbeeld al-Quraishi, Muhyiddin Abu Muhammad (fl.1297-1374), al-Jawahiru’l-muziyya fi tabaqati’l-Hanafiyya, I-IV, pbl. [uitgegeven door] Abdulfattah Muhammad al-Halawi, no.III, 1993:343-346.

[*11] Sipahsalar, 1977:98; Aflaki, I, 1986:306.

[*12] Aflaki, I, 1986:331.

 

Start Omhoog