Vorige Start Omhoog Volgende

Hoofdstuk 6                  

Maatregelen met betrekking tot pedoseksuelen

 

6.1              Ter inleiding  

In de strafwet gelden drie leeftijdsgrenzen die van belang zijn voor seksuele

omgang tussen volwassenen en niet-volwassenen. De eerste grens wordt getrokken bij de leeftijd van twaalf jaar. Er bestaat een absoluut verbod op elke seksuele handeling met kinderen tot en met elf jaar. (Art. 244 Sr) De tweede leeftijdsgrens wordt getrokken bij zestien jaar. Verbodsbepalingen voor seksuele handelingen met personen van twaalf tot en met vijftien jaar zijn geformuleerd in artikel 245 Sr.  

Tot voor kort gold dat voor personen in de leeftijdscategorie tussen de twaalf en vijftien jaar vervolging alleen plaats kon vinden op klacht van het slachtoffer of een wettelijke vertegenwoordiger van het slachtoffer. Sinds 1 oktober 2002 is dit wettelijke klachtvereiste vervallen.  

De derde leeftijdsgrens die in de strafwet is geformuleerd, valt samen met het begrip minderjarigheid. Deze eindigt op achttien-jarige leeftijd. Deze grens is vastgelegd in Art. 248b Sr, waarbij betaalde seks met personen van zestien en zeventien jaar strafbaar is gesteld. 

In dit hoofdstuk zal ik juridische maatregelen bespreken die op dit moment mogelijk zijn om burgers te beschermen tegen (eventuele) recidive door een delinquente pedoseksueel. Ik beperk mij tot de straffen en maatregelen die in het Wetboek van Strafrecht zijn opgenomen. Ik laat hierbij de geldboete buiten beschouwing omdat ik vind dat dit slechts een leedtoevoeging is en geen afschrikkende werking heeft op de dader. Een geldboete kan daardoor nooit een gevoel van veiligheid creëren bij bezorgde burgers. Tevens wordt er zelden een geldboete opgelegd bij ernstige zedenmisdrijven. De straffen die bij de voor dit onderwerp relevante wetsartikelen vermeld staan, variëren van een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar tot een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaar. Ik verwijs voor de wetsartikelen naar bijlage 1.  

6.2       Mogelijkheden voor therapeutische behandelingen  

Ten aanzien van verdachten en daders van zedendelicten wordt regelmatig de vraag gesteld of ze wel gestraft moeten worden en of ze niet veel meer gebaat zijn bij een behandeling. In het justitiële kader is het mogelijk om aan verdachten en daders therapeutische behandelingen op te leggen. Enkele mogelijkheden hiervoor zijn:  

Als voorwaarde bij een sepot. In dit geval zegt de officier van justitie toe de zaak niet voor de rechter te brengen, mits de verdachte zich laat behandelen. Het voorwaardelijk sepot wordt voornamelijk gebruikt bij ‘schenders van de eerbaarheid’ (art 239 Sr).

Als voorwaarde bij een schorsing van de voorlopige hechtenis. Hierbij wordt de voorlopige hechtenis geschorst op bijvoorbeeld de voorwaarde dat de verdachte zich laat behandelen. Zodra hij niet meer voldoet aan deze voorwaarde kan hij weer in hechtenis worden genomen.

Wanneer een zaak voor de rechter is gebracht, kan deze, voordat tot vonniswijziging wordt overgegaan, de zitting voor enige tijd schorsen om de verdachte in de gelegenheid te stellen een therapeutische behandeling te volgen. De rechtbank kan bij de uiteindelijke strafoplegging daar dan rekening mee houden.

De behandeling kan ook worden opgelegd als voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling tot gevangenisstraf.

Tenslotte bestaat er de strafrechtelijke maatregel terbeschikkingstelling (TBS). Deze maatregel bestaat ook uit een therapeutische behandeling, intramuraal dan wel ambulant.[1]

Naast de therapeutische behandeling kunnen er ook andere voorwaarden opgelegd worden zoals de verplichting om contact te onderhouden met de reclassering of de bepaling dat de dader zich niet meer in een bepaalde straat, of soms zelfs een bepaalde stad mag begeven waar het slachtoffer woont. Dit is het zogenaamde straat- of contactverbod. Een andere voorwaarde kan zijn het deelnemen aan leerprojecten zoals het volgen van een cursus seksuele voorlichting of een training in bijvoorbeeld sociale vaardigheden.  

Bij elke oplegging van een voorwaarde is de instemming en medewerking van de verdachte noodzakelijk. De gestelde voorwaarden, zoals het ondergaan van therapeutische behandeling, het deelnemen aan leerprojecten en het volgen van een cursus zijn onder andere bedoeld om de kans op recidive te verkleinen en de dader weer in de maatschappij te laten reïntegreren.  

6.3        Voorwaardelijk sepot

Tussen de beslissing tot vervolging en de beslissing tot sepot staat het voorwaardelijk sepot. Dit bestaat uit een toezegging van het Openbaar Ministerie (OM) dat van strafvervolging wordt afgezien, mits de verdachte toezegt de gestelde voorwaarde(n) te vervullen. Dit voorwaardelijk sepot is alleen mogelijk als het OM de bewijsvoering sluitend kan krijgen. Het voorwaardelijk sepot is in het wetboek geregeld voor wat betreft het niet verder vervolgen na voorlopige hechtenis of gerechtelijk vooronderzoek (art. 244 lid 3 Sr. en art. 245 Sr).  

De bekendste voorwaarde bij zedenzaken is het volgen van een cursus, dan wel in therapie gaan. Een dergelijke therapie kan nuttiger zijn voor de verdachte en daarmee uiteindelijk ook voor de samenleving, dan opsluiting in de gevangenis. De voorwaarden dienen aan een proeftijd te worden gekoppeld.  

6.4        Voorwaardelijke veroordeling tot gevangenisstraf

In art. 14a Sr e.v. is de voorwaardelijke veroordeling geregeld, wat in feite een middel is om van de veroordeelde bepaald gedrag af te dwingen in het belang van diens reclassering. Behalve dienstverlening zijn zowel hoofdstraffen als bijkomende straffen in voorwaardelijke vorm mogelijk.

Een veroordeling tot gevangenisstraf van ten hoogste één jaar en hechtenis kunnen voorwaardelijk worden opgelegd (art. 14a lid 1 Sr), terwijl in geval van gevangenisstraf van één tot drie jaar het voorwaardelijke gedeelte daarvan ten hoogste een derde mag bedragen (art. 13a lid 2 Sr). Het gaat hierbij dus om de straf die is opgelegd en niet om de strafbedreiging van een bepaald feit. De algemene voorwaarde houdt in dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit (art. 14a lid 1 Sr). De wet stelt dat het in principe niet uitmaakt welk strafbaar feit wordt gepleegd, maar in de praktijk wordt meestal gekeken of het nieuw gepleegde feit vergelijkbaar is met het feit waarvoor de voorwaardelijke veroordeling is uitgesproken.[2] Deze proeftijd wordt op basis van art. 14b Sr op twee of drie jaar gesteld.  

Daarnaast kunnen als bijzondere voorwaarden worden opgelegd, één der wettelijk genoemde voorwaarden, te weten schadevergoeding, opneming in een inrichting, storting van een waarborgsom of storting in een schadefonds (art. 14c Sr), of één of meer door de rechter zelf te formuleren bijzondere voorwaarden die vaak toegespitst zijn op de speciale preventie in een concreet geval.  

De bijzondere voorwaarden vinden in ieder geval hun begrenzing in de grondrechten die staatkundige en godsdienstige of levensbeschouwelijke vrijheden garanderen (art. 14c lid 3 Sr). Evenmin mogen bijzondere voorwaarden in botsing komen met het nulla poena-beginsel (Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling).[3]  

De rechter kan de reclassering opdracht geven bij het naleven van de voorwaarden morele en materiële steun te verlenen (art. 14d Sr). De proeftijd welke door de rechter in het vonnis moet worden bepaald bedraagt afhankelijk van het soort opgelegde voorwaarden ten hoogste twee of drie jaar (art. 14b Sr). 

Bij niet naleving van een voorwaarde kan de rechter, die de voorwaardelijke veroordeling heeft uitgesproken, op vordering van het OM alsnog ten uitvoerlegging van de straf of een gedeelte daarvan eisen. Als een in de proeftijd nieuw gepleegd strafbaar feit de reden is van de tenuitvoerlegging van de vorige straf, dan beslist de rechter die over het nieuwe strafbare feit oordeelt (art. 14g Sr). De desbetreffende procedure is openbaar en ook de reclassering kan worden gehoord (art.14h en 14i Sr).  

6.5        Terbeschikkingstelling (TBS)  

Bij misdrijven waar een straf van minimaal vier jaar op staat kan de rechter tbs opleggen. Dit houdt in dat de dader wordt behandeld in een psychiatrische kliniek. Het gaat dan meestal om delinquente pedoseksuelen met een persoonlijkheidsstoornis. Tbs kan in verschillende vormen worden opgelegd door de rechter. Onderstaande paragrafen geven een weergave van deze vormen.  

6.5.1        Tbs zonder voorwaarden  

De tbs (art. 37a Sr) kan alleen worden opgelegd aan een veroordeelde, die op grond van een psychische stoornis geheel of gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar is verklaard voor een ernstig misdrijf, waarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, en die een serieus gevaar voor andere personen of goederen betekent. Naast deze criteria moet worden voldaan aan de eis dat er ten behoeve van de rechter een rapport over de verdachte wordt opgemaakt door twee verschillende gedragsdeskundigen, meestal een psychiater en een psycholoog. (art. 37 lid 2 Sr).

Het komt tegenwoordig regelmatig voor dat in geval van verminderde toerekeningsvatbaarheid naast de tbs een lange gevangenisstraf wordt opgelegd. In dat geval wordt eerst de gevangenisstraf uitgezeten en na de datum van de vervroegde invrijheidsstelling dan wel op een nog vroeger tijdstip als het om zeer lange straffen gaat, wordt overgebracht naar een tbs-kliniek (art. 13 Sr) voor een intramuraal verblijf.  

De tbs wordt voor twee jaar opgelegd en kan in beginsel ongelimiteerd steeds met één of twee jaar worden verlengd (art. 38d Sr). Voor het ongelimiteerd kunnen verlengen van de tbs is het noodzakelijk dat het door de betrokkene gepleegde misdrijf gericht is tegen, of een gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De belangrijkste factoren bij de beslissing over de verlenging wordt gevormd door de mate van gevaarlijkheid die de persoon nog geschat wordt te hebben en de verbetering die de behandeling daarin heeft teweeggebracht. 

De beëindiging of voorwaardelijk beëindiging vindt pas plaats als de betrokken persoon eerst op proefverlof uit de kliniek is geweest of op andere wijze heeft aangetoond dat hij of zij het of zij in vrijheid in de maatschappij weer aan kan. Over het algemeen willen verdachten geen veroordeling tot tbs vanwege de onbestemde duur en de inhoud die uit de behandeling bestaat. In veel gevallen zou men de voorkeur geven aan een lange straf met een beperkte duur die zekerheid biedt.  

6.5.2.      Tbs met voorwaarden  

 Naast de tbs zonder voorwaarden is er de tbs met voorwaarden, dat wil zeggen zonder opneming in een tbs-kliniek. Hierbij kan naast de tbs een gevangenisstraf van niet langer dan drie jaar worden opgelegd en moet de betrokken persoon zich aan gestelde voorwaarden houden. Bijvoorbeeld het ondergaan van een ambulante of semi-ambulante behandeling of zich laten opnemen in een andersoortige behandelinrichting, dan wel het innemen van bepaalde geneesmiddelen of het toelaten dat deze door een arts worden toegediend. (art. 38a Sr.) Op vordering van het OM of op verzoek van de tbs-gestelde kan de rechter deze voorwaarden op een later tijdstip wijzigen.  

Deze tbs wordt ook voor twee jaar opgelegd, maar kan slechts één keer worden verlengd. (met één of twee jaar). Relatief veel (seksuele) geweldsdelicten en brandstichtingen worden veroordeeld tot tbs onder voorwaarden. De dader is vaak minder gewelddadig geweest in vergelijking met wel in de kliniek verpleegde tbs-gestelden. De tbs onder voorwaarden kan alleen worden opgelegd als de veroordeelde daarmee uitdrukkelijk instemt. Worden de voorwaarden niet nageleefd of eist de veiligheid zodanig, dan kan de rechter op vordering van het OM alsnog de verpleging van de betrokkene bevelen (art. 38c Sr).  

De rechter heeft bij een verlengingszitting de keuze tussen verlening, geen verlenging of een voorwaardelijke beëindiging van de tbs (art. 38g Sr). Dit laatste zal gebeuren als de rechter de voortzetting van de tbs met verpleging niet meer in redelijke verhouding vindt staan tot het gevaar waartegen de tbs bescherming zou moeten bieden, maar aan de andere kant wel graag greep wil houden op de nog noodzakelijk te achten begeleiding, bijvoorbeeld in het kader van begeleide woonvormen en zorgvoorzieningen. De voorwaardelijke beëindiging duurt maximaal een jaar, waarna de tbs telkens met een jaar kan worden verlengd. De totale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging is ten hoogste drie jaar.  

De tenuitvoerlegging van de tbs dient behalve in het teken van de behandeling ook in het teken van de maatschappelijke reïntegratie te staan. (art 2 lid 2 PBW)  Uiteindelijk is het de bedoeling dat de ex-tbs-gestelde weer aan het maatschappelijk verkeer zal deelnemen zodra hij niet langer gevaarlijk is. Effectieve reïntegratie is van belang voor zowel de gestrafte als voor de maatschappij omdat hierdoor in het algemeen het recidivegevaar afneemt. 

De betrokkene kan, indien nodig, verteld worden dat het onwenselijk is dat hij weer in zijn oude buurt gaat wonen. Het is zelfs mogelijk dat bij een proefverlof of een voorwaardelijke beëindiging van de tbs de voorwaarde te stellen dat de betrokkene niet weer terug gaat naar de buurt waar hij het delict heeft gepleegd. Een reden hiervoor is dat het vermijden van een confrontatie tussen de dader en het slachtoffer om therapeutische redenen van belang kan zijn voor het herstel van zowel het slachtoffer als de dader. 

Een van de behandelingen die kan worden opgelegd door onder andere de reclassering en het OM is het Trainingsprogramma Seksuele Delictplegers. Dit programma wordt aangeboden door Het Dok, een forensisch psychiatrische dag- en polikliniek. Het programma is in principe vrijwillige te volgen maar zal voornamelijk opgelegd zijn binnen een juridisch kader, de tbs onder voorwaarden. Het doel van het programma is het voorkomen van recidive. 

 

Dit hoofddoel is terug te brengen in drie verschillende sub-doelen, namelijk 

het nemen van verantwoordelijkheid, 

terugvalpreventie en 

empathietraining. 

 

Dit houdt onder andere in dat de deelnemers hun gepleegde feiten onder ogen zien zonder het gebruik van excuses, inzicht krijgen in de reden van de daad, zichzelf leren te accepteren, de verschillen tussen volwassenen seksualiteit en kinderseksualiteit leren inzien en inzicht krijgen in de consequenties voor het slachtoffer.[4]

 

Het trainingsprogramma bestaat uit vier modules waarbij gewerkt wordt met huiswerkopdrachten. Naast het trainingsprogramma kan medicatie worden voorgeschreven om de drang te remmen, het kan tevens een voorwaarde zijn om deel te nemen aan het programma in het geval van een grote kans op terugval.  

Als het programma is afgerond worden er enkele terugkomstbijeenkomsten gehouden. Deze hebben als doel de deelnemers alert te houden op persoonlijke risico’s en het bieden van steun en begeleiding in hun persoonlijk en maatschappelijk functioneren. 

Het trainingsprogramma bestaat uit ongeveer 90 wekelijkse bijeenkomsten van 1½ uur. De totale duur van het programma ligt tussen de 2 en 2,5 jaar.  

6.6       Terugdringen recidive  

Terugdringen van recidive is belangrijk, zeker in het geval van pedoseksuelen. Het ministerie van justitie voert in samenwerking met de Dienst Justitiële Inrichtingen, het gevangeniswezen en de drie reclasseringsorganisaties het beleidsprogramma Terugdringen Recidive uit. Het doel van dit programma is het voorkomen dat gedetineerden na hun straf opnieuw een delict plegen. Dit wil men bereiken door een betere diagnose van risicofactoren te stellen, een meer transparante samenwerking tussen het gevangeniswezen en de reclasseringsorganisaties te verwezenlijken, een betere aansluiting op maatschappelijke vervolgvoorzieningen te vinden en een ruimere toepassing van effectieve gedragsinterventies te maken.[5]  

Door middel van straffen en behandelingen probeert de overheid recidive te voorkomen en helpt zij gedetineerden op het rechte pad te blijven na hun detentie. Hoeveel zedendelinquenten terugvallen in hun oude gedrag is niet bekend, recidive cijfers worden niet meer verstrekt aan personen buiten justitie. Het voorkomen van recidive is een taak van de overheid en zij neemt deze serieus. De samenleving moet deze taak dan ook aan de overheid over laten en niet het recht in eigen handen gaan nemen.  

6.7       Mogelijke toekomstige maatregelen  

In de voorgaande paragrafen zijn de huidige maatregelen benoemd die de overheid neemt tegen pedoseksuelen. In deze paragraaf zal ik enkele mogelijkheden bespreken die de overheid in de toekomst kan gebruiken met betrekking tot pedofilie, dit zijn tevens aanbevelingen.  

 Zorgen dat de onderzoeken die gedaan worden naar pedofilie, de behandeling van pedofielen en het voorkomen van zedendelicten tegen kinderen onder de aandacht van het publiek komen.

Openbaar maken van recidivecijfers voor het publiek

Een betere opleiding of scholing van hulpverleners met betrekking tot pedofilie realiseren.

Het afkeuren en straffen van eigenrichting

Vaker een behandeling verplicht stellen bij daders van kindermisbruik en langere begeleiding om recidive te voorkomen.

Meer aandacht voor de slachtoffers en deze op de hoogte stellen van de stand van zaken.

  Vorige Start Omhoog Volgende

Noten hoofdstuk 6

[1] Moerings, M., & B. Swier, Recht rond zedendelicten. Handboek voor de juridische hulpverlening, Alphen aan de Rijn: Samsom, 1997, pagina 124-125

[2] Moerings, M., & B. Swier, Recht rond zedendelicten. Handboek voor de juridische hulpverlening, Alphen aan de Rijn: Samsom, 1997, pagina 127

[3] Art 16 GW

[4] Nicoline Geyer, Secretaresse poli- en dagkliniek Het Dok

[5] Ministerie van Justitie, Factsheet Terugdringen Recidive, november 2004

Vorige Start Omhoog Volgende