Gewone mensen

Vorige Start Omhoog Volgende

Verschillen mensen met pedofiele gevoelens van de andere mensen?
We raadplegen hierover enkele auteurs.

Frits Bernard, 1974 
Loes Rouweler-Wuts, 1976 
Carl Huizinga, 1977 
Monica Pieterse, 1978 & 1982 
Glenn Wilson & David Cox, 1983 
Dennis Howitt, 1996 
Désiré Palmen, 2001 
Via het Internet 
Een totaalbeeld 

Frits Bernard, 1974

Dit is een klassiek rapport. Bernard onderzocht twee specifieke, dus selecte groepen. 73 Personen die zich bewust waren van hun pedofiele gevoelens en zich hadden aangesloten bij een werkgroep en 200 anderen die hij professioneel tegenkwam, die dus hulp vroegen of over wie zijn advies gevraagd was. We laten Bernard aan het woord (pp. 101-103), nadat hij vast gesteld heeft dat het uiterlijk beeld van de onderzochten niet verschilt van dat van de andere Nederlanders.

"Ook het innerlijk beeld van de gemiddelde pedofiel wijkt niet af van de Nederlandse bevolking (wanneer we tenminste de gevolgen van zijn voortdurend gefrustreerd-zijn buiten beschouwing laten). Toch kunnen we bepaalde eigenschappen vaststellen, zonder dat daarmee is gezegd dat die eigenschappen in hun geheel als kenmerken voor het pedofiel-zijn kunnen gelden.

Een natuurlijke opgewektheid lijkt de pedofiel eigen. Hij wordt niet gauw depressief. Hij blijkt in staat tegen alle verdrukking in - vooral ook de psychische druk vanaf zijn kinderjaren (een pedofiel is weerzinwekkend: ik ben dus weerzinwekkend) - zich harmonisch te ontwikkelen. Bij psycho-diagnostisch onderzoek blijkt zijn mildheid en vriendelijke aard steeds opnieuw. Sadisme en masochisme schijnen uiterst zelden bij pedofielen voor te komen. Het gemiddelde beeld laat verder blijken dat het aanpassingsvermogen van de pedofiel groot is en dat hij veelal een doorzetter is. Het is mogelijk dat het verrassend hoog percentage pedofielen met een academische opleiding te verklaren is uit een (onbewuste) wil om zichzelf en de wereld te bewijzen waartoe hij in staat is. De pedofiel is daarbij overigens niet het prototype van een streber. Door hun anders in het leven staan krijgen sommigen een groter distantie tot de dingen die zij ervaren. Hun oordeel wordt daardoor gematigder en milder. Ze gaan de betrekkelijkheid van de dingen inzien. 

Een pedofiel is in beginsel in staat zich in de kinderziel in te leven, beter waarschijnlijk dan de gemiddelde heterofiel, omdat zijn belangstelling voor kinderen habitueel is. De pedofiel kan de brug slaan tussen de wereld van de volwassene en die van het kind en kan daardoor een steeds duidelijker blijkende generatiekloof overspannen. Pedofielen kunnen daarom maatschappelijk gezien een belangrijke schakel vormen.

Veel pedofielen worden door hun naaste omgeving als mens hogelijk gewaardeerd. zelfs wanneer uitkomt dat zij pedofiel zijn. In dat laatste geval blijkt dat het bestaande beeld van de pedofiel niet overeenkomt met de werkelijkheid. Opmerkingen in de trant van: als jij zo bent, dan kan het niet slecht zijn, behoren dan niet tot de uitzonderingen. Dikwijls valt het ook anders uit. Ik heb heterofielen kunnen observeren die in een hevig conflict met zichzelf raakten bij confrontatie met een geval van pedofilie in hun naaste omgeving. Het was hun niet mogelijk om zich van de eigen voorstelling vrij te maken: tussen theorie en werkelijkheid bestond een te wijde kloof. Zelfs rechters heb ik met dit soort problemen zien worstelen bij behandelingen van strafzaken in sexualibus, waarbij ik als getuige-deskundige mocht optreden. In de laatste jaren heb ik kunnen constateren dat een duidelijke wil tot herziening van de opvattingen blijkt te bestaan.

Portret van de pedofiel? Waarschijnlijk bestaat het niet. Uiteindelijk gaat het altijd om een mens in zijn verhouding tot andere mensen. Of de partners in die verhouding nu van dezelfde leeftijd zijn of van sterk uiteenlopende leeftijd doet in wezen niet ter zake, zolang de verhouding positief wordt beleefd door beide partners.

Portret van een pedofiel? Misschien een irrelevante vraag omdat het alle schijn heeft dat een pedofiel een mens is als u en ik."

Loes Rouweler-Wuts, 1976

Ook hier betrof het leden van werkgroepen, 60 in getal. De veronderstelling dat mensen met pedofiele gevoelens bang voor volwassen vrouwen zijn, gaat niet op: 75% ontkent dit stellig. Voor zover men gehuwd is, wordt de emotionele relatie als goed beleefd, doch de seksuele relatie als zwak. Contactarm is men zeker niet, zegt 76%; gesloten in hun vriendschappen evenmin, zegt 54%, terwijl 66% geen problemen ervaart op het werk. Vriendschap is belangrijker dan seksualiteit, vindt 74%. Tot nu toe zie ik weinig verschillen met de gemiddelde Nederlander.

Kijkend naar de wortels van de gevoelens en terugziend op de eigen jeugd, noemt 47% de gezinsverhoudingen goed, maar 38% noemt deze slecht. De schrijfster noemt dit een hoog percentage.

Carl Huizinga, 1977

Ook in dit artikel zijn leden van werkgroepen aan het woord, nu 21 in getal. Men ontdekte de specifieke gevoelens voor kinderen rond het elfde jaar, maar de benoeming en acceptatie ervan vond jaren later plaats, in elk geval na het 17 jaar.

Het beeld dat de betrokkenen van hun zelfbeleving als kind geven is: een kwetsbaar kind, verlegen, gevoelig en ten dele ook eenzaam. 

Monica Pieterse, 1978 & 1982

In haar doctoraalscriptie noemt Monica Pieterse het probleem dat van de mensen met pedofiele gevoelens vrijwel alleen de veroordeelden zijn onderzocht, waardoor er een erg eenzijdig beeld is ontstaan van nogal gestoorde mensen. Er zijn er echter genoeg die geen juridische problemen en geen stoornissen hebben. Om hiervan een beeld te geven, beperkt zij zich in haar scriptie tot de literatuur. Later doet zij er zelf een onderzoek naar.

In het rapport daarvan zijn weer leden van werkgroepen aan het woord, 148 in een schriftelijke enquête, 13 in een interview. Vrij unaniem streeft men naar stabiele en open vriendschappen met kinderen, veelal ook naar de zorg voor kinderen. De vraagstelling betreft hier niet het onderwerp wat ons hier bezig houdt: de wortels van de specifieke gevoelens. De meeste gegevens gaan over de feitelijke relaties die de betrokkenen zijn aangegaan. 

Over de mogelijke wortels vernemen we dat 29,1% zelf als kind een seksuele relatie heeft gehad. Voorts vernemen we dat de bewustwording van de gevoelens vanaf het tiende levensjaar plaats vind, maar dat de acceptatie ervan vele jaren in beslag kan nemen. Hierin kan een periode van obsessie in plaats vinden; deze echter neemt af naarmate de acceptatie toeneemt en dit is vrijwel steeds het geval.

Glenn Wilson & David Cox, 1983

Dit onderzoek lijkt op de vorige omdat een vergelijkbare groep van 77 personen is onderzocht, in dit geval in Groot-Brittannië. Zij vinden wel enige verschillen, maar zij wijzen er op dat deze verschillen, hoewel statistisch significant, gering zijn. De verschillen zijn dan ook niet als abnormaliteiten te benoemen (" [...] no [...] clinically abnormal levels on any of the measures"). Bovendien kunnen deze verschillen eerder het gevolg dan de oorzaak zijn van de pedofiele gevoelens. 

Parallel  aan Bernard's "natuurlijke opgewektheid" ligt de bevinding dat de onderzochten relatief meer extravert zijn dan anderen. Extraversie is erfelijk en kan op zich geen oorzaak zijn, wel als, zoals ook gevonden werd, daarnaast vroege ervaringen van isolement en 'er niet tegenop kunnen' ('inadequacy') optreden. De onderzochten zijn van nature minder assertief dan de meeste mannen en seksueel wat meer geremd. Deze combinatie maakt het moeilijk om de competitie met andere mannen om een vrouw te veroveren aan te gaan. De onderzochten waren significant (doch in geringe mate) meer verlegen en gevoelig, wellicht daardoor ook eerder eenzaam dan de gemiddelde man. Ook werd een geringe mate van depressieve, neurotische  of soms licht-psychotische kenmerken gevonden, die echter samengaan met onvrede over het feit dat men pedofiele gevoelens in zichzelf moest toegeven. 

De vaders van de betrokkenen verschijnen hier als voor 83% aanwezig en dan voor een-derde afstandelijk/zwak, voor een-derde liefdevol/OK en voor een-derde streng/eng.  Dit lijkt mij ongeveer de gemiddelde situatie te zijn. In tegenstelling wat wel beweerd wordt, was en geen sprake van een betere relatie met de moeder dan gemiddeld het geval is. Eveneens in tegenstelling tot wat wel beweerd wordt, werden denkstoornissen en agressiviteit niet aangetroffen bij de onderzochten. 

Dennis Howitt, 1996

Bij een overzicht van een aantal onderzoeken merkt Howitt op dat dit soort onderzoeken vrijwel steeds betrekking heeft op mensen in de gevangenis of in klinieken. Ze geven dus een eenzijdig, niet-representatief beeld. Bovendien kunnen veel kenmerken voortkomen uit de situatie van het gevangen of in behandeling zijn, hetgeen bijvoorbeeld de verhoogde mate van stress kan verklaren. De verschillen die dan wel gevonden zijn, zijn wederom niet groot; zeker niet zo groot dat ze op een emotionele stoornis zouden wijzen. 

Wel werden er meer psychosomatische klachten gevonden. Deze gaan doorgaans samen met een zekere mate van neuroticisme. Ze zijn ook te verklaren doordat de onderzochten eerder geneigd zijn zich terug te trekken met hun problemen, dan dat ze ten strijde gaan in de competitie met andere mannen. Bezig zijnde met hun problemen, zijn ze ook minder gevoelig voor de emotionele behoeften, zowel die van zichzelf als die van anderen. Ook hier lezen we dat agressiviteit eerder geremd dan pregnant aanwezig is.

"Hoe meer onderzoek en klinische ervaring er plaats vond, hoe duidelijker werd dat het niet met de realiteit overeenkomt als men eenvoudigweg zoekt naar persoonlijkheidprofielen waarin pedofielen verschillen van anderen. Simplistische ideeën als zouden zij sociaal onbekwaam zijn en zich daarom tot kinderen richten, blijken onjuist; er zijn net zo goed sociaal zeer bekwame mensen aangetroffen. De meeste onderzoeken hebben overigens alleen gegevens verzameld zonder aandacht te schenken aan enige theorie. Dit soort onderzoek wordt ook niet echt aangemoedigd door het feit dat persoonlijkheidstesten nauwelijks verschillen wisten te vinden tussen pedofielen zelf en tussen hen en andere delinquenten." (p. 44)

Désiré Palmen, 2001

Hoewel haar onderzoeksverslag als ondertitel voert "het niet te accepteren 'anders' zijn", is haar conclusie nu juist dat de onderzochten helemaal niet zo 'anders' waren, maar "gewone mensen". Haar onderzoeksgroep lijkt ten dele op die van Bernard en die van Cox & Wilson, leden van werkgroepen, is echter veel kleiner (9 uitgebreide interviews) maar wel actueler. Haar conclusies uit de interviews luiden aldus (bijlage 2, par. 1.5):

"De respondenten die ik gesproken heb kwamen op mij over als 'gewone mensen' en niet als 'ziek'. Allen waren duidelijk in het afwijzen in het aangaan van sexuele relaties met kinderen."

"Duidelijk wordt dat alle pedofielen in een bepaalde tijd van hun leven zeer veel moeite hebben gehad met hun geaardheid. Sommigen hebben geprobeerd deze te verdringen, maar zonder succes. Op een gegeven moment heeft men besloten de geaardheid te accepteren omdat het toch onmogelijk is om ervan af te komen. Alle respondenten hadden wel nog moeite met de houding van de maatschappij; ze voelen zich afgewezen en gestigmatiseerd. Bij sommigen leverde dit zoveel problemen op dat men in therapie is gegaan."

"Het leven van de pedofiel is gelijk aan dat van ' gewone mensen'. De meeste respondenten hebben een baan of studeren nog. [...]  Men geeft duidelijk aan dat men een leven heeft naast de geaardheid."

"Wel blijkt duidelijk dat men vaak op een of andere manier bezig is met iets dat met de geaardheid te doen heeft. Men is lid van verenigingen en werkgroepen. Men schrijft vaak aan gelijk-geaarden via internet. Ook zoekt men elkaar regelmatig op. Er wordt redelijk wat literatuur gelezen."

Via het Internet

Voor zover een korte vragenlijst in het jaar 2000 door 12 leden van een internationale besloten e-mail discussiegroep beantwoord is, een kleine en selecte steekproef dus, komt hieruit als terugblik op de eigen jeugd het volgende beeld naar voren: een enigszins eenzaam kind met iets beneden-gemiddelde sociale vaardigheden dat zich gemiddeld tussen 8 en 9 jaar jong bewust werd van erotische fantasieën die jongere kinderen betroffen. Doorgaans veronderstelt men een goede relatie met de moeder: dit klopt  in deze steekproef. Doorgaans veronderstelt men een afwezige vader of een slechte relatie met hem: dit klopt hier niet: de relatie met de vader was redelijk goed tot goed.

Een ander, soortgelijk onderzoekje maar dan publiek, geeft het beeld dat rond de 80% van de 46 respondenten terugziet op een redelijk gelukkige jeugd, doorgebracht met beide ouders aanwezig. Men ontdekt de specifieke gevoelens merendeels tussen het 11e en 15e jaar, maar concludeert dat men 'zo is' beduidend later. Een meerderheid, 65%, ziet deze geaardheid als aangeboren (28%) of verworven in de vroege kindertijd (27%). Een terugblik op de kindertijd geeft bij een ruime meerderheid weinig tot geen seksueel spel te zien.

Een totaalbeeld

Doorgaans neemt men een heel nabije moeder en een afstandelijke vader aan als bakermat van de specifieke gevoelens aan. Ten eerste is dit type ouders echter het standaardbeeld in onze samenleving en ten tweede klopt dit beeld niet met de gegevens. De relatie met beide ouders is door de betrokkenen zelf merendeels als goed (vooral met de moeders) of redelijk goed (met de vaders) beleefd.

In allerlei persoonlijkheidstests worden in feite weinig verschillen gevonden met de bevolking als geheel. Voor zover deze verschillen significant zijn zijn ze klein en niet pathologisch te noemen, eerder varianten binnen het normale. Wat er dan wel aan verschil gevonden is, verwijst naar een enigszins verlegen mens, doorgaans een man, enigszins eenzaam in de kindertijd die overigens in redelijk goede verhouding met beide ouders werd doorgebracht. Men treft niet veel maar juist weinig seksuele aandrang aan en weinig geneigdheid met andere mannen in competitie te treden, weinig agressie ook. Gevoeligheid is eerder kenmerkend.
Een wat hogere mate van stress en psychodynamische klachten, dus mogelijk neuroticisme, is eerder te verklaren als gevolg dan als oorzaak van de specifieke gevoelens die men ervaart.

 Eigenlijk heel gewone gevoelige mensen dus met weinig agressiviteit of assertiviteit in zich, met alleen een specifieke en niet gemakkelijke positie in de maatschappij.

Vorige Start Omhoog Volgende