[^Omhoog^]     Volgende

a. Terminologie en plaatsbepaling  

  ~~  [Blz. 46]  ~~

Onder een veelheid van benamingen is in de laatste twintig jaar gezocht naar vormen van onderzoek die in en voor de praktijk bruikbaar zijn: 

Naam

Auteur (onder andere)

Beslissingsgericht onderzoek

 Zwart, 1972 

Dienstbaar onderzoek

De Vries, 1973 en 1975

Handlungsforshung

Klafki, 1976 

Aktionsforshung

Moser, 1975, 1977 a en b

Preperatief onderzoek

De Zeeuw, 1975 en 1976

Iteratief onderzoek

Doerbecker, 1979 

Quasi experimenteel onderzoek

Cook & Campbell, 1979 

Praktijkonderzoek

Koning & Pijnenburg, 1980 

Aktieonderzoek

Van Dijkurn (e.a.), 1980 en 1981

Exemplarisch praktijkonderzoek

Doets, 1981 

Bruikbaar onderzoek

Rink & Rijkeboer, 1983

Handelingsonderzoek

Imelman, 1983; Miedema 1984 

           

Wat al deze termen verbindt is een streven om theorievorming beter op de praktijk af te stemmen en dus om een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen onderzoekers en praktijkwerkers.

De wortels van dit type onderzoek zijn te plaatsen bij het pragmatisme van de filosoof en pedagoog Dewey. Zijn stellingname was: laten we al doende kennis opdoen ('learning by doing') en vooralsnog datgene voor waar nemen dat goed blijkt te werken.

Onderzoekers uit de Gestalt-beweging (Lewin, Rappoport, Clark) hebben hierna de 'action research' ontwikkeld, een onderzoeksmethode waarin theorie werd ontwikkeld door te handelen en handelen werd verbeterd door theorie. Echt ontwikkeld werd deze methode echter niet. Wat deze mensen namelijk niet in twijfel trokken was de onderliggende opvatting over wetenschap en onderzoek die in die tijd in de U.S.A. gangbaar was: die van het natuurwetenschappelijk onderzoek. De action research beweging werd weinig serieus genomen en bloedde enigszins dood.

In West-Duitsland echter werd de draad opgepakt door onderzoekers van de Frankfurter Schule. Zij zetten wél vraagtekens bij de gangbare opvattingen over wetenschap en onderzoek en gingen zoeken naar andere ideeën over kennis, waarheid, geldigheid, wetenschap, ofwel naar een andere wetenschapstheorie en een andere methodologie.

Vanaf dat moment kon niet meer gesproken worden van één algemeen aanvaard idee over wetenschap en wetenschappelijk onderzoek, maar van minstens twee opvattingen of stromingen (Volgens Nijk, 1978 blz. 745, is er geen derde). In de vorige paragraaf zijn deze twee richtingen aangegeven met de woorden 'gedragsvisie' en 'handelingsvisie'. Over de bijbehorende opvattingen over wetenschap en onderzoek dient nu iets meer gezegd te worden.

Hier volgt een lijstje met termen waarmee deze richtingen zoal worden aangeduid, gevolgd door een uitleg van die termen. 

 

 

[Blz. 47]

Wetenschapsopvattingen

Opvattingen over

in de gedragsvisie

in de handelingsvisie

(1) De werkelijkheid:
waar let men op?
hoe wordt dit geïnterpreteerd?
positivistisch
neo-positivistisch
waardenvrij
idealistisch of geesteswetenschappelijk
pragmatisch
kritisch
(2) Doel beheersing van de werkelijkheid emancipatie van de mens
(3)
(7)
werkwijze
methodologie
empirisch-analytisch hermeneutisch-dialectisch
(4)
(6)
beoogd resultaat
type inzichten
nomologisch
verklarend
idiografisch
begrijpend

    ↑←  Elementen van het handelen (zie § 1)

   

Uitleg

Positivistisch 

verwijst naar de filosofische stroming van het positivisme. Daarin noemt men de objectief waarneembare (=positieve) feiten de kern van de werkelijkheid. Aangenomen wordt dat die feiten er zijn en dat die wetmatig geordend zijn. Als we die feiten en wetmatigheden ontsluiten' ontsluiten we de werkelijkheid.

Het neo-positivisme 

is de wetenschapsopvatting die het oorspronkelijke filosofisch positivisme sterk relativeert, maar die zich in de wetenschap toch beperkt tot de objectief waarneembare feiten; het bestaan van andere feiten wordt wel erkend, maar daar kunnen geen wetenschappelijke uitspraken over worden gedaan.

De term 'waardenvrij' 

verwijst naar niet-objectief waarneembare verschijnselen als waarden en normen. Daarover kunnen, zo stelt men, geen wetenschappelijke uitspraken gedaan worden: wetenschap is waarden-vrij en behoort dat ook te zijn in de gedragsvisie.

Idealistisch 

verwijst naar de filosofische stroming van het idealisme. Daarin neemt men de ideeën ~ de werkelijkheid voor mensen voor wezenlijker en belangrijker dan de waarneembare werkelijkheid. De ideeën van de mensen selecteren wat ze waarnemen en wat ze als feiten erkennen. Pas door die erkenning, een idee dus, wordt een feit tot feit.

In de geesteswetenschappelijke richting 

worden de ideeën van de mensen het voornaamste onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappelijke uitspraken daarover zijn mogelijk door nauwkeurige beschrijvingen, systematisering, beschouwing en abstrahering.

Het pragmatisme 

is de wetenschapsopvatting die kennis over de werkelijkheid wil opdoen door met die werkelijkheid om te gaan en die voorlopig voor waar aanneemt datgene wat blijkt te werken. 
Door de werkelijkheid te veranderen, leer je de werkelijkheid van dat moment kennen. 

[Blz. 48]

De term kritisch 

verwijst naar de Kritische Theorie, waarin de volgende opvattingen gelden:

a. Het positivisme wordt als filosofie bestreden. 

b. Het idealisme wordt als filosofie aanvaard.

c. De wetenschapsopvattingen van het neo-positivisme én die van de geesteswetenschappelijke richting worden beide te eenzijdig genoemd. De eerste overwaardeert de waarneembare feiten, de tweede de subjectieve beleving, beide verwaarlozen de maatschappelijke werkelijkheid. De onderzoeksmethoden uit beide richtingen worden op zich niet verworpen.

d. De huidige maatschappelijke werkelijkheid wordt bekritiseerd; deze dient veranderd te worden zodanig dat werkelijke emancipatie van de mens mogelijk wordt -- en wel van álle mensen, niet alleen van degenen die nu de macht in handen hebben. 
Deze opvatting is geïnspireerd door het Neo-Marxisme. In het oorspronkelijke Marxisme wordt de materiële werkelijkheid als 'bepalend' voor de mens gezien. Het Neo-Marxisme vervangt dit door: 'beïnvloedend' en zoekt naar mogelijkheden om de materiële en maatschappelijke werkelijkheid te veranderen.

 

De term empirisch 

verwijst naar de ervaring -hier op te vatten als: het objectief waarnemen van feiten.

De term analytisch 

verwijst naar het gegeven dat slechts kleine stukjes van de werkelijkheid onderzocht kunnen worden. De werkelijkheid dient daartoe te worden uitgelegd (geanalyseerd) tot in de kleinst mogelijke elementen.

Hermeneutisch 

betekent: betekenis ontsluierend. Het gaat erom, de betekenis die mensen aan de werkelijkheid geven of gaven, te ontdekken.

Het woord dialectisch 

verwijst naar een denken redeneerwijze die tegenstellingen in de ideeën van mensen accepteert en die vanuit die tegenstellingen zoekt naar waarheden op een dieper of omvattender niveau waarop die tegenstellingen worden opgeheven óf als een vruchtbare twee-eenheid worden aanvaard.

Nomologisch

betekent: wetten kennend. Het ontdekken van de veronderstelde wetmatigheden in het menselijke gedrag is het beoogde resultaat van wetenschap. Met behulp van die wetten kan men het menselijk gedrag causaal (oorzakelijk) verklaren, dus voorspellen, dus beheersen.

Idiografisch

betekent: het eigene omschrijvend. Gedoeld wordt op het unieke van mensen, groepen en situaties. Er worden wel regelmatigheden geconstateerd, maar daar onder worden geen wetmatigheden verondersteld.

Na al deze termen dient nog een terminologische opmerking gemaakt te worden. Het wetenschapsmodel dat hier onder 'gedragsvisie' bedoeld is, wordt meestal aangeduid met de woorden 'empirisch -analytisch'. Dit is niet geheel correct. Immers: ook in de handelingsvisie wordt verwezen naar ervaring (empirie) -- alleen wordt met het begrip 'ervaring' iets anders bedoeld. Ook wordt er in de handelingsvisie wel degelijk geanalyseerd -- echter niet tot in de kleinst mogelijke onderdelen, maar in de meest zinvol geachte eenheden (Van der Veer 1984, blz. 171). Zo wordt bijvoorbeeld in dit onderzoek het verhaal over een handeling als eenheid van onderzoek gekozen, welke verhaal weer wordt geanalyseerd in kleinere zinvolle eenheden: de zeven elementen.

De termen empirisch-analytisch zijn dus eigenlijk niet echt kenmerkend voor het wetenschapsmodel dat meestal zo genoemd wordt.

De andere termen in de kolom 'gedragsvisie' geven de kern en het onderscheid scherper aan.  

[Blz. 49]

De keuze van de term 'handelingsonderzoek' voor onderzoek in de handelingsvisie vloeit logisch voort uit het kiezen van de term 'handelen' als sleutelwoord. Het is in overeenstemming met het voorstel van Koning en Pijnenburg (1980, blz. 159 en 160):

Praktijkonderzoek noemen zij iedere vorm van onderzoek die samen met de praktijkwerkers wordt opgezet en uitgevoerd. Binnen het praktijkonderzoek zijn er twee vormen:

"Wil men praktijkonderzoek doen en gaat men daarbij uit van een empirisch-analytische kennisopvatting, dan impliceert dit een keuze voor het aktieonderzoek. De onderzoeker neemt een objectiverende houding aan, kennis bestaat uit zinvolle uitspraken over wetmatige relaties en wordt direct toegepast ten gunste van een verbetering van het handelen van praktijkwerkers. 

Wil men praktijkonderzoek doen en gaat men daarbij uit van een hermeneutisch-dialectische kennisopvatting, dan impliceert dit een keuze voor het handelingsonderzoek. De onderzoeker heeft een subjectiverende houding, kennis bestaat uit een systematische interpretatie van een unieke situatie -- waarmee tevens een meer doelgerichte ontwikkeling op gang komt van het handelen der praktijkwerkers in die situatie."

Bij dit voorstel hebben we ons in dit project aangesloten.

In het bovenstaande is het handelingsonderzoek geplaatst in een van de beide wetenschapstheoretische stromingen. Voor het plaatsen van handelingsonderzoek en vooral voor het ontwikkelen van methoden voor handelingsonderzoek, is een tweede plaatsbepaling nodig, namelijk naar het type vraagstelling. De mens kan zich namelijk twee typen vragen stellen, die elk om een ander type onderzoek vragen, willen die vragen beantwoord kunnen worden.

Als eerst het type vraag dat in de onderzoekskunde al vergaand is uitgewerkt tot een bijbehorende onderzoeksmethode, de vraag: Hoe kan ik de werkelijkheid verklaren? Hiertoe oppert de mens een gedachte, die vervolgens wordt getoetst aan de werkelijkheid. Als dit systematisch gebeurt, verricht de mens verklarend wetenschappelijk onderzoek.

Maar er is nog een type vraag die de mens zich stelt, namelijk: Hoe kan ik de werkelijkheid veranderen? Daartoe stelt de mens een daad en kijkt hoe dat uitwerkt. Als dat systematisch gebeurt, verricht de mens handelingswetenschappelijk onderzoek. Dit type onderzoek kent nog niet een algemeen aanvaarde onderzoeksmethode.

Als we nu de twee wetenschapstheoretische visies en de twee typen vraagstellingen combineren, ontstaan er vier typen onderzoek met elk een eigen methode, dus ook vier typen methodologie.

 Vraag 

  Visie

Hoe kan ik dit verklaren

Hoe kan ik dit veranderen?

Gedragsvisie

Verklarend onderzoek

Aktieonderzoek

Handelingsvisie

Begrijpend onderzoek

Handelingsonderzoek

 

Sinds 1961 is er een Nederlandstalige 'Methodologie' beschikbaar: het boek van De Groot, dat zich presenteert als de methodologie van het wetenschappelijk onderzoek. Wat De Groot in dit boek doet is het systematisch beschrijven van de weg die de mens aflegt als hij de werkelijkheid

[Blz. 50] 

wil verklaren. Daarbij gaat De Groot uit van de gedragsvisie op de mens en de wetenschap. Wat De Groot geschreven heeft is dus niet de methodologie van het wetenschappelijk onderzoek, maar één van de vier mogelijke typen methodologie; het verklarend onderzoek. Aangezien De Groots Methodologie door velen wordt beschouwd als het handboek en eigenlijk als het wetboek voor wetenschappelijk onderzoek, is het goed om te vermelden dat handelingsonderzoek in twee opzichten verschilt van verklarend onderzoek: 

er wordt uitgegaan van een andere mensen wetenschapsvisie en 

er wordt een ander type onderzoeksvraag gesteld. 

Dus is de onderzoeksmethode ook anders.

Dat wil nu ook weer niet zeggen dat er geen onderzoeksmethoden zijn die in alle vier of in enkele van de vier typen onderzoek kunnen worden benut. Het is heel goed denkbaar dat bijvoorbeeld handelingsonderzoek methoden gebruikt die ook worden gebruikt in andere typen onderzoek. Sommige methoden zijn best over te nemen, zonder echter de visie van dat andere type over te nemen. Ze worden immers gebruikt binnen het eigen kader.

Nu het handelingsonderzoek geplaatst is in het geheel van wetenschappelijke onderzoeksmethoden, kunnen we eens nader gaan kijken naar het eigene van handelingsonderzoek. Hierna worden achtereenvolgens besproken: de kenmerken, de methoden en de kwaliteitseisen van het handelingsonderzoek.  

[^Omhoog^]     Volgende