Vorige Volgende

[^ Omhoog ^] 

~~  [Blz. 60]  ~~   

d. Het ontwikkelen van inzichten en zinvolle vragen

Over de vraag hoe nu vanuit de gegevens die de vorige stappen hebben opgeleverd te komen tot inzichten, zijn de meeste auteurs over handelingsonderzoek enigszins vaag. De indruk blijft hangen dat die inzichten vanzelf wel komen. Toch dient juist deze stap zeer systematisch te worden genomen.

De literatuur biedt hiertoe een viertal aanzetten 

waarin juist deze stap wordt beschreven, namelijk de methoden van 

(a) Glaser & Strauss, 

(b) & (c) twee bijdragen van Rink en 

(d) die van Melse.

 

(a) Glaser & Strauss (1976)

Zij noemen hun methode die van de "voortdurende vergelijking bij kwalitatieve analyse". De onderzoeker observeert in de praktijksituatie, noteert wat hij ziet en vraagt ook om geschreven materiaal. De situaties en gebeurtenissen daarin gaat hij coderen, dus voorzien van een trefwoord.

Die trefwoorden ofwel categorieën staan niet tevoren vast, maar komen uit het materiaal zelf voort. Aanvankelijk gebruikt hij zoveel mogelijk trefwoorden. Zodra hij twee gebeurtenissen of situaties onder één trefwoord kan vatten, gaat hij die vergelijken

Die vergelijking levert inzichten op omtrent het type gebeurtenis of situatie. Hoe verder het coderen en vergelijken vordert, hoe abstracter de trefwoorden worden en hoe meer inzichten er te voorschijn komen. Trefwoorden worden geabstraheerd tot begrippen die de werkelijkheid beschrijven, inzichten worden geabstraheerd tot begrippen die de verbanden in de werkelijkheid verklaren. 

Gaandeweg komen uit die begrippen kernbegrippen naar boven ('categorieën' genoemd), die zich in een verdergaand proces van abstractie laten verbinden tot theoretische noties, die zich weer laten uitwerken tot theorie. Zo wordt, startend bij de feiten van het dagelijks leven, uit die feiten een theorie ontwikkeld die daar bij past. 

Opgemerkt mag worden dat Glaser & Strauss dit werk slechts door de onderzoeker zien gebeuren. In handelingsonderzoek zou dit kunnen gebeuren door onderzoekers en praktijkwerkers samen in hun discours. Ook dient te worden opgemerkt dat Glaser & Strauss zoeken naar verklarende en begrijpende theorieën, niet naar handelingstheorieën; ze blijven bij het eerste element van het handelen: de interpretatie van de situatie.

Doch in principe zou geprobeerd kunnen worden of deze methode ook bij de gegevens omtrent de andere zes elementen van het handelen gebruikt zou kunnen worden.

(b) Rink's inductieve methode

Rink (1980) introduceert een manier van inductieve teambegeleiding, een manier om methodiek te ontwikkelen, uitgaande van ervaringen van praktijkwerkers. Hierbij bouwt hij voort op de methode van Glaser en Strauss. Hij vraag de groepsleiding gebeurtenissen uit hun werk te vertellen. Samen met de groepsleiding worden die systematisch geanalyseerd

[Blz. 61]

aan de hand van de volgende vragen. Ter vergelijking zijn naast Rink's termen de in dit onderzoek gekozen termen geplaatst.

Rink (1980)

Dit onderzoek

Enkelvoudige interventie-series

Handelwijze

Situatietype
Situationele context

(1) Situatie en interpretatie

Methodische aspiraties

(2) Doel, wil en plan

Interventie

(3) Werkwijze

Het verloop van de interactie :

het actuele functioneren van de pupil

het actuele functioneren van het personeelslid

(4) Afloop & interpretatie

 

(5) Bevinding achteraf

 

(6) Inzichten & vragen

 

(7) Zoekweg naar beter handelen.

Door meerdere van deze enkelvoudige interventie-series te verzamelen en door ze met elkaar te vergelijken, gaat blijken

welke methodische aspiraties

in welke situaties

met welke interventies

het beste zijn te bereiken

Rink concentreert zich voornamelijk op de methodische aspiraties. In principe is deze concentratie uit te breiden tot al zijn vragen en in principe dus ook tot de zeven in dit onderzoek gekozen vragen.

(c) Rink's matrix-methode

Rink (1984, zie ook Rink 1986) laat zien hoe gegevens uit verschillende bronnen over verschillende aspecten van een vraagstuk met behulp van een matrix overzichtelijk worden en daardoor theorievorming toelaten.

Een voorbeeld moge dit verduidelijken: in de matrix worden vanuit het materiaal trefwoorden genoteerd, die eerst per vak worden samengevoegd tot een geheel. Dan worden ze per rij geabstraheerd tot begrippen. Die kunnen tot theorie worden samengevoegd (Rink liet de vakken leeg; de 'Trefwoorden' en de 'Begrippen' heb ik ingevuld).

[Blz. 62]

Probleem: de intake op een ZIB-internaat

Bronnen 

 Rubricerings-       categorieën    

Observatie 

Interview 

Verslagen

[Abstractie tot:]

1a. Aanmelders Trefwoorden Trefwoorden Trefwoorden Begrippen
1b. Hun argumenten Trefwoorden Trefwoorden Trefwoorden Begrippen
2a. Betrokkenen Trefwoorden Trefwoorden Trefwoorden Begrippen
2b. Criteria Trefwoorden Trefwoorden Trefwoorden Begrippen
2c. Beslissingsregels Trefwoorden Trefwoorden Trefwoorden Begrippen
... Envovoorts ... Trefwoorden Trefwoorden Trefwoorden Begrippen
 

Trefwoorden: deze vatten samen.
Begrippen: deze abstraheren.


Theorie

 

(d) Melse (1986) 

Op grond van zeer vele observaties, bandopnamen en gesprekken met groepsleiders over hun handelen in de dagelijkse leefsituatie heeft Melse een begrippenkader opgebouwd en schalen geconstrueerd. Daarin zijn de intenties en de werkwijze en werkstijl van de groepsleiding onder  woorden gebracht. (Dus de elementen (2) en (3) van het handelen.) 

De uiteindelijk gekozen begrippen zijn uitgeselecteerd nadat ze in vele gesprekken met de groepsleiding én voor hen herkenbaar bleken én een voldoende abstractieniveau bereikten om zinvol over de handelwijze te kunnen vertellen, te overleggen en na te denken.

In principe zou deze methode van verzamelen en al werkend uitselecteren van begrippen (die deels uit theorie en literatuur, deels uit het spraakgebruik van de groepsleiding kwamen) ook te gebruiken zijn voor de overige elementen van het handelen.

Een combinatie zoeken 

Bovengenoemde auteurs hebben methoden aangedragen om van gegevens over de handelwijze van mensen te komen tot handelingstheorie. [*]  

[*] De genoemde auteurs zijn niet de enige. 
Ten dele verschillend, maar ook ten dele overeenkomend of verwant met de hier gevolgde onderzoeksmethode is die van de Critical Incident Methode, beschreven door Punter (1983) en door De Hunter (1984). 
Een eveneens verwante methode trof ik aan in Schinke & Schilling (1980). 
Het type denken dat in de hier gevolgde methode wordt gebruikt, het cyclische en dlalectische denken, wordt -- speciaal voor het beroep van groepsleider -- ook aanbevolen door Hagman (1983).
Overeenstemming is er ook met de methode van onderzoek, toegepast in Gieles, 1982 en 1983a / 1987a en 1983b / 1987b en uitgelegd in Gieles 1983c.

Geen der genoemde auteurs heeft alle zeven elementen van het handelen hierbij betrokken. In principe leek een combinatie van werkwijzen, toegepast op álle elementen van het handelen een idee dat het uitproberen waard leek. In dit onderzoek is hier dan ook voor gekozen. Hoe dit precies gedaan is, staat vermeld in het derde hoofdstuk en in deel II van dit verslag.

Vooralsnog wordt nu de beschouwing over het handelingsonderzoek afgesloten met het vermelden van de kwaliteitseisen waaraan goed handelingswetenschappelijk onderzoek moet voldoen.  

Vorige Volgende

[^ Omhoog ^]