Start Omhoog

Het lied van de rietfluit

Mevlana Jalladin Rumi, Masnavi, I, 1-18,

* [in het Engels] vertaald door Hüseyin Bingül, van Engels naar Nederlands vertaald door Frans Gieles. [**]  

De melodie van Het Lied van de Rietfluit 

De dichter:

Luister naar deze rietfluit hoe treurig zij zingt
Over de lange scheiding gaat haar klagelijk lied

De rietfluit:

"Sinds ik werd ontworteld van de bedding van riet
blijven starende ogen huilen bij mijn klacht.

Had ik maar een borst om aan te huilen
om de pijn van mijn klachtlied te delen.

Wie van zijn oorsprong afgescheiden is
smacht altijd naar het moment van hereniging.

In welk gezelschap ook, ik huilde treurend samen
met wie ik vriendschap sloot, bedroefden en gelukkigen.

Allen waren vriendelijk al naar hun aard,
maar niemand probeerde mijn diep geheim te achterhalen.

De tonen van mijn klaaglied zingen het
maar mensen kunnen het niet horen.

Ziel en lichaam zijn elkaar toch niet verborgen
toch toont de ziel zich niet aan ’t sterfelijk oog."

De dichter:

Niet warme lucht maar liefdesvuur schuilt in haar klagelijke klank,
te beklagen is de mens die niet van harte naar dit vuur verlangt.

Het vuur der liefde doet de fluit welhaast ontbranden
als vonk van liefde verrukkelijk fonkelend in wijn.

De rietfluit is de deelgenoot van wie van De Geliefde afgescheiden zijn,
haar klagelijke toon verscheurt de sluiers die hun hart omhulden.

Wie zag de rietfluit als verdrietig maar ook troost bij pijn?

Wie zag de rietfluit als een minnaar en een ware vriend?

De rietfluit zingt van de weg, met bloed gekleurd,
vertelt van de Geliefde voor wie Majnun’s hart bloedde. [*1]

Alleen de zo razend verliefde heeft echt iets te zeggen,
wie slechts verstandig spreekt bereikt die hoogte niet.

Samenzijn kan niet meer als de dag begint te dagen,
de nachten dragen samen ‘t heftig leed.

Dagen van pijnlijk verlangen zijn voorbij nu
want Gij, de Ware Ene, blijft altijd.

Alleen de vis, geheel omringd met water, krijgt nog dorst naar meer
maar de dagen zullen lengen voor wie die eenheid [*2] niet kent.

Het hevige verlangen van ‘t riet naar het hogere kunnen wij mensen wel begrijpen,
Tot wie dit niet begrijpt zeg ik één woord: Vaarwel!

[*1]  Manjun is de jonge minnaar in het beroemde liefdesverhaal van Layla en Manjun uit 1188 van de Perzische dichter Nizami. ’Layla’ is ‘de nacht, het duister’ of ‘de geheime liefde’; Manjun staat voor ‘de minnaar’ die bij daglicht leeft ofwel op zijn verstand afgaat. In de volgende verzen wordt naar deze bijbetekenissen verwezen.
- vertaler 2, FG]  [Terug naar de tekst]

[*2] met het Goddelijke Wezen]  [Terug naar de tekst]

[**] Dit gedicht heeft een plek in het derde ritueel van de Sama Dans, waarin de vervoering kan transformeren tot liefde en de minnaar zich geheel overgeeft aan De Geliefde. Dit ritueel heet "Panjgâh Âyîn-i Sharif," [***] een van de oudste Turkse muziekstukken voor de Sama Dans.
De eerste drie coupletten zijn op muziek gezet door een onbekende Mevlevi [****]componist en is ook bekend als "Basta-i Qadim," ofwel ‘oude compositie’.

[***] ‘Muziek(compositie) bij de heilige ceremonie’ - vertaler FG

[****] Mevlevi is de Soefi orde die door Rumi gesticht is. Vertaler FG

[Terug naar de tekst]

Start Omhoog