Vorige Start Omhoog Volgende  

HOOFDSTUK VI: DE WAARDE VAN CONFLICTEN 

[Blz. 45]

1. HET MEZENNEST: EEN GROEP ZONDER CONFLICTEN ?

Nog midden in het werken met de Apenrots maakte ik kennis met Het Mezennest. Uit de eerste "foto' van het groepsklimaat, zoals dit door de stagiaire is beschreven:

Mn januari klimaatsbeschrijving:

"De houding van de groepsleiding is er een vol warmte, vol aandacht voor de meisjes, en dan met name voor ieder meisje individueel. Het gedrag van de groepsleiding zou ik willen omschrijven als volgend en ondersteunend. 

Dat wil zeggen dat ze de situaties die zich voordoen, helpen zo goed mogelijk door te komen, samen met het meisje of de meisjes. Dit is gericht op het doel van de bewoners samen en ieder afzonderlijk: het je lekker kunnen voelen, je thuis kunnen voelen en zelf met je problemen leren omgaan, leren zelfstandig te worden. 

Concreet betekent dit dat jullie als groepsleiding vooral meevoelend zijn, steeds tijd hebben om naar iemand te luisteren, en daarbij het meisje het gevoel probeert te geven dat er iemand naast haar staat, die haar begrijpt en die het fijn vindt als het echt goed met haar gaat.

Omdat je je niet thuis kunt voelen in een puinhoop en omdat het samenleven in een groep zijn eisen stelt, worden jullie (ondanks jezelf) gedwongen enige aandacht te besteden aan huishoudelijke taken en afspraken. Aandacht voor het meisje vinden jullie veel belangrijker.

Uitgangspunt is steeds hoe het meisje zich voelt en wat zij wil, individueel en als groep. Daarbij is de sfeer erg belangrijk: is de sfeer goed, dan kan er veel; is de sfeer slecht, dan baalt iedereen, groepsleiding en meisjes samen." 

Uit de samenvatting van de 'foto', van mijn hand:

"De opvoedingsstijl van de groepsleiding wordt gekenmerkt door warmte, respect, openheid en het toestaan van autonomie van de meisjes. Er zijn dan ook opmerkelijk weinig conflicten."

Een verademing! De ideale groep? Wat kan aan zo'n groepsklimaat nog te verbeteren zijn? Het team gaf de volgende problemen aan:

a. De voortdurende rommeligheid van het huis en het dagverloop, 

b. De meisjes leven wel erg langs elkaar heen,

c. De meisjes leven wel erg naar hun "zin'. 

Het team verschilde van mening over de vraag "Moet er niet tóch wat meer structuur zijn?"

21 BIJ NADER INZIEN ...

Het logboek van het Mezennest is een open logboek, dat wil zeggen: de 

 

[Blz. 46] 

meisjes lezen het ook en schrijven er ook in. Een schets van de problemen die het team noemde:

Mn 3/1 (puinhoop) Groepsleider Karel:

"Jezus Christus, wat een puinhoop in de keet. Ik wist niet waar ik moest beginnen."

Mn 4/1 Groepsleider Wim:

"'s Middags baalde ik van de rommel. Ben na de boodschappen toch gaan opruimen."

Mn 13/1 (dwingen?) Groepsleider Karel:

"Als ik dan zie wat hier gebeurt, dan vraag ik me af waar we mee bezig zijn. De ene helft heeft geen zin, de andere is ziek of heeft nog andere smoesjes. En dan wordt je ook nog gezegd:'Je kunt praten hoe je wilt maar ik ga toch niet. Jullie kunnen me toch niet dwingen'.
Dat klopt en ik wil ook niet dwingen, maar ik vind het ontzettend rot, dat jullie dat op zulke manieren misbruiken."

Verandert er nu iets, als het team aan deze punten gaat werken? Neen.

Het aantal klachten neemt toe. In de teambesprekingen, nauwkeurig genotuleerd door de stagiaire, Ineke Grooten, lees je de klachten sterker dan in het logboek.

 Wat is het probleem, en hoe werkt het team eraan?

Mn 23/3 teambespreking, (passief)

"De meisjes glijden van de ene dag in de andere. Geen pit zit erin. Ze zijn niet zichzelf."

Wim:
"Ik heb niet het gevoel er zelf iets aan gedaan te hebben. De dienst is fijn gelopen omdat het zo loopt. Het had ook op een andere manier goed,kunnen verlopen."

Karel:
"Je zit erbij en verder ook niets. Je zit erbij en dat is dan letterlijk ook het enige."

Wim:
"Je wordt getolereerd, niet geaccepteerd."

Nanke:
" 't Is goed dat je er bent, verder niets."

Wim:
"Dit sfeertje speelt ook op gezellige momenten; er is angst dat van hieruit iets vervelends gebeurt."

Het team beschrijft niet alleen de meisjes, maar ook zichzelf als passief. Het team voelt zich erg machteloos in de vicieuze cirkel waar ieder in zit: De meisjes gaan erg laat naar bed, staan laat op, scholen lopen mis, verveling neemt toe. Vanuit de verveling komen ze, op zoek naar avontuur, zelfs tot diefstallen.

De kwestie van de diefstallen, in en buiten de groep, heeft zeer veel stof doen opwaaien. Leidster Nanke, die het ontdekt in haar dienst, stelt het uit, de meisjes hiermee te confronteren. Ze brengt het eerst in in de teambespreking, bang om "voor klikspaan te worden gezien".
Ook Vera, die altijd na de teambespreking nog even in de groep komt, ontloopt dit nu.
De ontdekking is voor het team een grote schok en een diepe teleurstelling, zo blijkt uit vele passages uit die tijd. Het vertrouwen is weg, en zonder dat kun je niet werken.

 

[Blz. 47] 

Mn mrt-apr (De diefstalwestie)

Vera:
10/3: "Op zo'n manier wil ik niet werken."
8/4: "Ik ben gekomen, al was 't met lood in de schoenen."
10/4: "Hoe dat verder tussen ons moet, weet ik echt niet."

Wim 11/4:
"Ik kan niet meer gewoon tegen je doen."

Teambespreking 20/4:
"Dit meisje past niet in het Mezennest."

Het team komt aan de grenzen van het kunnen. Het voordeel van grenssituaties is, dat je de werkelijkheid onverhulder ziet. En daardoor werd het fraaie groepsklimaat ontmaskerd: De meisjes blijken niet zo lief als het 'lieve dames' uit het logboek vrijwel dagelijks suggereert. Hun schaduwkant, en dáár zit ook hun hulpvraag, komt naar voren. Ook het team is niet zo betrouwbaar en warm als het .leek.

Enkele diefstallen zijn op de teambesprekingen aanleiding tot voorstellen tot overplaatsing of 'proeftijd': voorstellen dus om iemand uit het nest te stoten, omdat daar samenzijn niet meer mogelijk lijkt.

Waardoor niet? Door die diefstallen? Dat lijkt me toch een vreemde zaak in een kinderbeschermingstehuis met vakmensen als opvoeders. Juist daar zullen we bewoners toch ook in hun schaduwzijde moeten kunnen ontmoeten, en niet alleen "on the sunny side of the street", aan de zonnige kant van de straat, zoals een oude blues luidt.

De werkwijze van het Mezennest-team nu, was te eenzijdig gebaseerd op het 'Keep smiling', het 'fijn houden' om ook met die schaduwkanten te kunnen werken. Die leidden dan ook een enigszins verborgen bestaan... totdat er iets van boven tafel kwam.

Moet het meisje dan het nest uit? Nee, we moeten onze werkwijze veranderen. Hoe dan?

3. EEN MERKWAARDIG ADVIES

Ik heb hier lang over nagedacht. Wat moest er gebeuren aan de opgesomde problemen? Hoe de vicieuze cirkel van de machteloosheid te doorbreken?

Een hele groep problemen lag op de scholen. De leraren daar zeggen tegen de groepsleiding het volgende:

Mn 23/3 Teambespreking (Schoolproblemen)

"80% van onze leerlingen hebben het wat betreft zorg en aandacht beroerder dan de meisjes van het Mezennest. Toch komen die minder op school."
en:
"Zodra ze beschermd wonen, is het aantal absenties hoger."

De school nu, is een belangrijke schakel in de vicieuze cirkel. De woorden van de leraren verdienen nadere doordenking. Ik dacht het volgende: Er is dus méér nodig dan aandacht, zorg, bescherming, gesprek.

Wat ontbreekt er?

Waarin het logboek van het Mezennest markant verschilt van vele andere

[Blz. 48] 

groepen is, dat er zo weinig conflicten in staan. Nauwelijks is er confrontatie met eisen en grenzen. Als de diefstallen worden ontdekt, ontwijkt het team in eerste instantie de confrontatie, uit angst het goede contact te verliezen. Is het contact dan wel zo goed?

Ik moest concluderen, dat ik het team moest adviseren, toch maar eens conflicten aan te gaan. Dat had ik nu nooit van mezelf gedacht. Ik verzette mij er nog zo lang mogelijk tegen, maar vond het onontkoombaar om het volgende advies (onder andere) te formuleren (verkorte weergave)

1. Zonodig toch conflicten aangaan, echter op zo'n manier, dat het contact behouden blijft.

2. Iets gaan doen met die leegheid.

Hoe reageerde het team op dit advies?

Mn 27/4 Teambespreking ( conflicten aangaan)

Vera:
"We neigen ertoe, conflicten te ontlopen. Dat moeten we niet doen."

En niet voor het eerst gaat het teamgesprek daarna over het kwaad worden: hoe moeilijk dit is, hoe rot, hoe eng. Meerdere teamleden voelen zich er erg benauwd bij. Een moeilijke kant van ons vak.

4. HET ONTWIJKEN VAN CONFLICTEN

In het logboek van Het Mezennest waren over ruim vier maanden 40 conflictsituaties te vinden, vrijwel alle over het naar bed gaan, het opstaan en de huishouding. Van die 40 situaties kun je er bij 36 zeggen, dat het conflict ontweken is, bij 4 van de beschreven situaties is het conflict echt aangegaan.

Mn 14/1 (Kwaad maken?)

Groepsleider Karel:
"Ook met het naar bed gaan is alles een stuk uitgelopen. Ik heb me er maar niet te veel van aangetrokken. Moet ik me dan altijd eerst kwaad maken? Daar voel ik niet voor."

Mn 9/3
"Toch ben ik maar één keer naar boven gegaan. Ik zag er niet veel heil in om daar nog veel heibel te maken."

Groepsleider Karel trekt zich in beide gevallen terug: verbreekt de communicatie. En dat is precies wat blijkt uit die hele reeks van 36 ontweken conflicten: het conflict blijft onopgelost, en door het te ontwijken wordt het contact verbroken. Er kan dan eigenlijk niets meer. Nu uit de kleine reeks van vier:

[Blz. 49]

Mn 18/3 (Opstaan)

Vera schrijft:
"Het enige waar ik vanmorgen van baalde, was het opstaan. Ik vind 10.30 uur (op een donderdag, FG) laat genoeg. Als er dan om 11.00 uur nog geen beweging in jullie is, dan ga ik inderdaad niet zachtjes naar boven. Sorry, dames, maar zoals ik vanmorgen al zei, het is hier niet 'Hotel Het Mezennest'.
Sonja reageerde hier nogal fel op, maar dat, geeft niet, je hebt het even hard retour gehad van mij. Het fijne daarvan vond ik dat juist Sonja dan haar draai weer terugvond, terwijl de anderen de bokkenpruik ophadden."

Juist het meisje dat reageert op de boze Vera vindt met haar het eerst de normale verhouding weer terug. Als je kwaad bent is het contactbevorderend om dat ook te uiten over en weer.

Enkele conclusies uit de analyse van deze reeks van 40 conflicten:

a. We zien steeds weer dat het ontwijken van het conflict, en speciaal het inslikken van kwaadheid, leidt tot het voortsudderen van dat conflict en tot het verbreken van het contact; ook het gewone, zelfs zakelijke contact is dan niet goed meer mogelijk. Het wel uiten van kwaadheid, mits zorgvuldig, maakt verder met elkaar omgaan juist mogelijk.

b. Je moet conflicten dus niet forceren, maar zeker ook niet uit de weg gaan. Je moet ze oppakken en oplossen, eventueel op een ander moment, als dat geschikter is, maar zeker niet laten liggen.

c. Als je een conflict aangaat in de groep komen er reacties uit de groep die je naar een oplossing toe helpen. In de leidingkamer gebeurt dat niet.

d. Als je een conflict niet aangaat kun je het ook niet oplossen, hooguit verplaatsen.

e. Het verband tussen het ontwijken van conflicten en het groepsklimaat hebben we als volgt aangegeven:

In het Mezennest heerst een sfeer van "laten we 't fijn houden". Dit maakt het zeer moeilijk om conflicten ook echt aan te gaan. Zowel leiding als meisjes vermijden dit liever, in de hoop, de sfeer goed te houden. Maar dat kan niet: Ieder loopt met zijn eigen onvrede rond. Contact is dan nog nauwelijks mogelijk. Het gezamenlijk klimaat brokkelt af tot een sfeer waarin ieder langs elkaar heen loopt en doet waar hij zin in heeft.

Conflicten ontwijken betekent: elkaar ontwijken.
Conflict hoort onvermijdelijk bij contact.

[Blz.50]

5. DE BASIS DIE NODIG IS

Het heeft, na het advies en de voor het team sterk confronterende analyse van de omgang met de diefstallen en die van de 40 conflicten, toch nog wel vele weken geduurd, voordat het team echt wat vaker met de meisjes in conflict durfde te gaan. Het is al juni geworden als we lezen:

Mn 22/6 Teambespreking (zwichten}

"Er wordt naar aanleiding van de kwestie rond Floortje, over de groep als geheel gepraat. Wat meent de groep zich wel, dat ze elke keer iemand anders eruit werken? Eerst Ronald (een ex-stagiair FG) , toen Fanny, nu Floortje, wie is de volgende? Manon (leidster)?

Wat is ons aandeel erin, dat de groep zo gaat doen? Wij geven hen blijkbaar de ruimte dat dat allemaal kan. Terugkijkend op concrete situaties, zoals de laatste groepsvergadering, blijkt, hoe weinig we eigen standpunten verdedigen en hoe snel we voor groepsdruk zwichten.
We spreken af daar hard met onszelf aan te gaan werken."

Er ontbrak iets: een basis.

Wát er voordien ontbrak hebben we later onder woorden kunnen brengen. Twee dingen:

a. Het samen bezig zijn aan activiteiten en

b. Het aanwezig zijn in de huiskamer van de groep, het delen van het gewone -- vaak huishoudelijke -- leven met de meisjes.

 

Deze beide vormen van samenzijn leggen een basis van contact, een basis die nodig is om conflicten aan te durven en op te lossen. Omgekeerd is het zo dat, als je samen bezig gaat en bij elkaar blijft, je conflicten echt niet meer kunt ontwijken zonder het samenzijn onmogelijk te maken.

Die activiteiten zijn er gekomen, doordat ieder teamlid zijn of haar eigen hobbies en bekwaamheden in de groep ging brengen. Er kwamen spellen, een knutselkeldertje, een doka, dierennhokken, de tuin werd bewerkt, de planten verzorgd, het huis werd opgeknapt en het werd gezellig, er werden hapjes gebakken en het eten en de hele huishouding kreeg veel meer aandacht met de bezielde steun van Lotteke, die in de huishouding hielp.

Wie nu denkt, dat het aantal spanningen daardoor automatisch zou verminderen, komt bedrogen uit: in eerste instantie namen ze toe.

Nu de groepsleiding minder langdurige gesprekken hield op de leidingkamer en hun dienst gewoon in de groep doorbracht, kwamen de spanningen tussen de meisjes veel duidelijker naar boven en kwamen ze zelf de meisjes ook veel meer tegen. Dus meer conflicten, maar nu ook oplossingen daarvan, dus meer contact, échter contact. Vanuit dát contact kun je ook best eisen stellen.

Mn 1/7 Teambespreking (ontmoeting)

"Wim twijfelt aan de waarde en de diepgang van zijn relatie met de meisjes. Deze gedachte was in zijn vakantie bij hem opgekomen, toen hij de meisjes in het dorp tegenkwam."
Wim zegt dan:
"Met Fanny hád ik wat: altijd ruzie" maar ontmoeting."

 

[Blz. 51] 

6. KWAAD WORDEN

"Waarom moet ik eerst kwaadheid tonen in mijn houding en stem?" vraagt Vera zich in het logboek van 24/7 af, als zij merkt dat pas dán de meisjes zich rustig houden als het al tegen middernacht loopt. Drie dagen later heeft zij weer dienst:

27/7 (Kwaad worden)

Enkele meisjes "zitten gezellig op Janny's kamer platen te draaien. En hoe! Een herrie van jewelste. Ik ben wel vier keer naar boven geweest. In het begin erg rustig, maar hoe later het werd hoe giftiger ik werd. Om twaalf uur ben ik letterlijk naar boven gerend." (...)

"Als ik 't vriendelijk vraag, word ik met een kluitje in het riet gestuurd, gebeurt er niets. Doe ik 't op een wat eisender manier dan wordt er nog niets mee gedaan, maar als ik echt giftig word - en dat was ik - dan reageren jullie pas. Wordt er dan pas rekening gehouden met ons?"

Een situatie, die iedere groepsleider zal herkennen. Hoe zit het nu met die kwaadheid? Wellicht zo:

Mensen zijn plaats- en tijdgebonden wezens met een zeker biologisch ritme, wezens met grenzen aan hun kunnen, grenzen aan wat ze kunnen verdragen en kunnen bieden. Wezens ook die niet zonder elkaar kunnen en aangewezen zijn op ontmoeting met elkaar, op samenleven met elkaar.

Zo'n ontmoeting vindt plaats op 's mensen grenzen.

Bij die ontmoeting worden boodschappen overgeseind. We noemden ze al (zie hoofdstuk V): grens-aangevende boodschappen. Zulke boodschappen moeten in leefgroepen (en wellicht ook in andere leefgemeenschappen) steeds weer over en weer worden uitgezonden en ontvangen, wil je bij elkaar kunnen leven.

Nu blijkt in dit onderzoek steeds weer dat deze grens-aangevende boodschappen beter overkomen naarmate ze als een persoonlijk doorleefde boodschap worden uitgezonden, dus met een lading gevoel erin. En juist op die grenzen van wat we aankunnen blijkt een bepaald gevoel haast onverbrekelijk op te komen: kwaadheid.

Als je elkaar wilt ontmoeten moet je elkaars grenzen raken en het gevoel van kwaadheid lijkt daarbij een onmisbaar medium. Als een waakhond die blaft aan de grenzen van zijn territorium.

Bij als hulpverlening bedoelde leefgroepen komt er nog iets bij:

De bewoners zijn er niet omdat ze door iedereen zo lief gevonden werden, ze hebben nóg een kant. Juist die kant zal door hun groepsleiders ontmoet moeten worden, óók ontmoet in ieder geval. Het is precies die kant die hun vorige opvoeders kwaad maakte, tot hun grenzen bracht. Het is die kant die ook hun plaatsvervangende opvoeders tot hun grenzen brengt en kwaad maakt, maar... zij kunnen beter met hun grenzen omgaan. Zij uiten hun kwaadheid bijvoorbeeld tijdig en zorgvuldig. Zij zijn bereid ook die ontmoeting aan te gaan en verbreken juist dan het contact niet.

Zulk soort ontmoetingen vindt onder andere in conflicten plaats, misschien wel juist in conflicten. Het omgaan met conflicten is voor groepsleiders dan ook een noodzakelijke vaardigheid die zij dagelijks nodig hebben.

[Blz. 52]

Over het "Hoe dan?" van die vaardigheid gaat dit hele werkstuk. Bezien we in een laatste paragraaf van dit hoofdstuk nog de bijdragen, voorzover niet reeds aangegeven, die het team van het Mezennest aan onze praktijktheorie heeft geleverd.

7. ELKAAR ONTMOETEN IN HET DAGELIJKS LEVEN

Het dagelijks leven en de huiskamer is de beste plaats om elkaar te ontmoeten en te helpen. Het is dé plek waar het als hulp bedoelde leefgroepswerk plaats vindt. Het is de plek waar je conflicten niet kunt en ook niet moet ontwijken zonder elkáár te ontwijken. Het is de plek ook waar je als groepsleider de basis legt van het contact, op grond waarvan je conflictmatige ontmoetingen aan kunt gaan en samen kunt overleven.

Die basis leg je door het gewone dagelijks leven met elkaar te leven en met name door zorg voor het lijf goed te behartigen: de huishouding, het eten, de kleding, de nachtrust en de momenten van gezamenlijk bezig zijn met activiteiten.

In en vanuit dat dagelijkse lijfelijke leven ontmoet je de jongens en meisjes van je groep --  in hun lieve kanten en in hun schaduwkanten.

Dit laatste is noodzakelijk om hen te kunnen helpen. Je maakt mee wat hen bezig houdt en waar ze tegenaan lopen, waar ze het moeilijk hebben. Je loopt zelf ook tegen ze aan en dat is vaak een sterk emotionele confrontatie die je zelf ook keihard aan je eigen grenzen herinnert.

Die emotionele confrontatie met elkaar is (zo bleek uit een analyse van 49 situaties in het Mezennest waarin meer expliciet sprake was van hulpverlening) een onmisbaar element in deze vorm van hulpverlening. Zonder die confrontatie mist het bekende helpende gesprekje de basis en de diepgang. Met 'distantie' (zoals het in ons vaktaaltje heet) kom je er niet -- doe .dat maar in je vrije tijd.

Als je in dienst bent moet je het hebben van nabijheid: direct, lijfelijk, dagelijks -- en vaak je confronterend met je eigen grenzen, je kwaadheid, je onmacht. Die ontmoeting met een mens hebben de bewoners van je groep steeds weer nodig. Het is een persoonlijke ontmoeting. Die mens moet dan wel duidelijk laten blijken dat hij of zij er is.

[Blz. 53]

Dit laatste is de bijdrage van groepsleidster Jasca, die steeds weer aangaf hoe zij met conflicten omging en wier manier van werken steeds weer ieders respect afdwong:

29/9 Teambespreking (over conflicten:)

"Jasca: Ik maak altijd eerst duidelijk van 'Ik ben er ook nog:' En dan vraag ik 'Hoe is 't voor jou? Hoe belangrijk is 't voor jou?' En dan vraag ik begrip voor mij, zo van 'Kun je begrijpen dan ik zo doe of deed' En zo komen we er wel uit:"

Deze manier van werken is, zo bleek uit de evaluatie in december (evenals in de Berenberg en in de Apenrots overigens) , niet alleen voor bewoners leefbaar en vermoedelijk groeibevorderend, ook voor de groepsleiding is het zo beter werkbaar.

Over het 'leefbaar' is in het Mezennest veel gezegd; onder andere, dat meisjes met bepaald moeilijk gedrag, waarom zijn voorheen door bewoners en/of leiding uit het nest werden gestoten, nu konden blijven en aan hun problemen konden werken.

Over het werken als groepsleider, zoals dat in onze praktijktheorie langzaam gestalte krijgt, laat ik tot slot Jasca en Wim aan het woord in hun schriftelijke beantwoording van de evaluatievragen:

De vraag was: Wat is er, naast onze werkdoelen, nog meer veranderd?

Mn dec. (evaluatie, Jasca:)

"Zowel de meisjes als wijzelf zijn meer onszelf, meer persoon. Je kunt jezelf meer naar voren laten komen zoals je eigenlijk echt bent, met je eigen normen en gedrag. Conflicten, die hierdoor ontstaan kun je beter aan omdat je voor en over jezelf praat. Je bent niet zozeer meer 'de groepsleidster', maar een persoon."

(idem, Wim:)

"Door de accentverschuiving naar de kleine dagelijkse leefmomenten en een betere organisatie daarvan vallen veelonnodige irritaties weg waar je anders veel mee bezig bent. En door de meer voorkomende momenten van contact ben ik als persoon duidelijker geworden, geloofwaardiger."

Wim zegt (een lange zin samengevat:) dat dit conflicten beter oplosbaar maakt, omdat het een eis van Wim is, met zijn normen en waarden.

"Zonder dat zou ik slechts een groepsleider zijn, die op zijn strepen staat."

  Vorige Start Omhoog Volgende