Vorige Start Omhoog

HOOFDSTUK VIII

OMGAAN MET CONFLICTEN

SAMENVATTING

[Blz. 63]

1. Op zoek naar een praktische theorie

Groepsleiders in tehuizen hebben vrijwel dagelijks met conflicten te maken. De vakliteratuur, die vaak aangeeft wat groepsleiders allemaal zouden moeten doen, laat ons nogal in de steek als we vragen wat je als groepsleider zou kunnen doen als je in conflict raakt met bewoners of als bewoners met elkaar in conflict raken.

Met de groepsleiding van vier leefgroepen en een viertal studenten heb ik een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om het leefklimaat in tehuisgroepen te verbeteren. Binnen dat onderzoek bleek het omgaan met conflicten een sleutelrol te spelen. Niet alleen kwamen ze voor en werden ze moeilijk bevonden, ook bleek de manier waarop je met conflicten omgaat een cruciale rol te spelen in het leefklimaat van de groep. Ook bleek, dat het anders omgaan met conflicten een proces op gang kon brengen dat tot verbetering van het leefklimaat leidde.

Het doel van het onderzoek was om met groepsleiders al werkend een praktische theorie op te bouwen voor groepsleiders. Het ging daarbij niet om 'weten " maar om 'weten te handelen', om een aantal mogelijkheden aan te reiken met een manier van denken om ter plekke uit die mogelijkheden te kunnen kiezen.

In dit hoofdstuk staat het resultaat van dit onderzoek op het punt van omgang met conflicten, samengevat bijeen.

Broksgewijs, voor zover het ons hielp, speelt ook de vakliteratuur een rol in de verwoording van de theorie die wij zochten.

Let wel: Het is een voorlopige versie van die praktische theorie; het onderzoek loopt nog. Lees dus kritisch.

2. Over leefgroepen in tehuizen

Als het thuis niet meer gaat, worden in ons land kinderen vaak verwezen naar tehuizen. Ze komen dan te wonen in een leefgroep: een zeer kunstmatig in het leven geroepen leefgemeenschap van een veel te groot aantal kinderen en een team van beroepshulpverleners die in wisseldienst werken. Ouders en kind hielden het niet meer met elkaar uit;

[Blz. 64]

een te groot aantal van die kinderen en hun groepsleiders moeten het met elkaar wel uit zien te houden. Je leeft in een leefgroep vrij dicht op elkaar en ieder wil tevens zichzelf, een eigen persoon, zijn. Dat gaat niet zomaar vanzelf: het vinden van een leefbaar evenwicht ofwel het opbouwen en in stand houden van een leefklimaat is een dynamisch, een voortdurend bewegelijk gebeuren ofwel een proces.

Dat proces kunnen we een communicatie-proces noemen: daarin worden voortdurend over en weer boodschappen uitgezonden en ontvangen.

Mensen verschillen van elkaar en om in elkaars nabijheid te kunnen leven is het nodig elkaars boodschappen niet alleen te ontvangen, maar ook te kunnen snappen; ze te herkennen in de eigen beleving. Daardoor bouw je contact met elkaar op en daardoor kun je in elkaars nabijheid zijn. Mensen veranderen ook steeds: wij zijn ritmisch levende wezens: 's morgens anders dan 's avonds; dan willen we met iemand samen zijn, dan weer alleen; het ene moment actief, het andere passief. En in de loop van de tijd veranderen we ook weer.

Contact is dan ook niet iets wat er eenmaal is en dan verder blijft, nee, contact is veel meer een ritme van bij elkaar zijn en apart van elkaar zijn. Bij iedere ontmoeting moet er weer contact-opbouw plaats vinden, want sinds de vorige ontmoeting ben je allebei weer een beetje veranderd. Dat contact wordt gelegd in communicatie-processen, dus in de voortdurende uitwisseling van boodschappen.

Onder die boodschappen zijn er, in leefgroepen, een aantal die kennelijk van groot belang zijn. Ze hebben te maken met ons lijfelijk bestaan: de zorg voor ons lijf en voor de plek die wij voor onszelf nodig hebben. Ook hebben ze te maken met de eigen wil, de autonomie of de eigenheid van eenieder.

3. Hoe kun je een conflict bekijken?

Het blijkt nu dat het voor het 'weten te handelen' vruchtbaar is om een conflict te bezien als een knelpunt in dat communicatieproces, dat tot contact zou moeten leiden. Kortweg: 

Je kunt conflicten als contactproblemen benaderen

Zo'n knelpunt is moeilijk voorbij te komen, er dreigt stagnatie in de communicatiestroom of het is al. zover. Wat is er aan de hand? 

Bij conflicten worden er boodschappen uitgezonden, die voor de ander onaanvaardbaar zijn. Zo'n boodschap wordt niet aanvaard, niet herkend in de

[Blz. 65]

eigen beleving, waardoor het contact stagneert of niet tot stand komt. Vooral als het gaat om belangrijke boodschappen (zie het eind van de paragraaf hiervoor) is hierna nabijheid niet goed meer mogelijk. Je gaat elkaar ontlopen. Maar in een leefgroep kun je elkaar nauwelijks ontlopen en zo'n situatie wordt dan ook als onhoudbaar gevoeld. Het is in een leefgroep nu net de bedoeling om het wel met elkaar uit te houden. Er is nu iets misgegaan of er dreigt iets mis te gaan.

Laten we nauwkeurig kijken naar die onaanvaardbare boodschappen: waar gaat het zoal om?

4. Grens-aangevende boodschappen

In de vele conflicten, die in dit onderzoek bestudeerd zijn bleek het opmerkelijk vaak, vrijwel steeds zelfs, te gaan om lijfelijke zaken: om de zorg voor ons lijf (eten, drinken, huishouding), om het ritme van ons lijf (opstaan, slapen gaan), om de plek die we nodig hebben of waar we heen willen; om wat we nodig hebben en wat we willen. Vaak ging het om een botsing tussen de eigen wil enerzijds en de regulering van het samenzijn anderzijds. En de boodschap waar het dan om ging, hield meestal iets in van: "dit pik ik niet", of "tot hiertoe en niet verder": grensaangevende boodschappen. Deze boodschappen geven de grenzen aan

van wat de een aanvaardbaar vindt van de ander, 

van wat de een kan verdragen van de ander,

van wat de een minimaal noodzakelijk vindt om te verwachten van de ander,

van wat iemand toelaat, en tot waar hij of zij dat toelaat op zijn of haar persoonlijk territorium, 

van wat iemand wil inleveren van de eigen wil ter wille van het samenzijn met de ander(en). 

 

Om zulk soort boodschappen gaat het in conflicten: kennelijk hoogst belangrijke boodschappen. Ze worden dan ook vaak met kracht uitgezonden en, indien genegeerd, nog krachtiger.

Als de waakhond, die blaft en uiteindelijk bereid is te bijten als een ongewenst wezen de grens van zijn territorium nadert. Mensen blaffen en bijten niet, ze kennen wel vele vormen van kwaadheid.

Kwaadheid lijkt onverbrekelijk verbonden met grensaangevende boodschappen. We zijn bereid heel ver te gaan om die boodschappen maar krachtig genoeg uit te zenden. Grenzen zijn belangrijk. Wij mensen zijn wezens met grenzen: grenzen van ons kunnen, grenzen van wat we verdragen en kunnen bieden. Wezens ook, die niet zonder elkaar

[Blz. 66]

kunnen leven en aangewezen zijn op ontmoeting met elkaar. 

Zo'n ontmoeting vindt plaats op 's mensen grenzen: is het te ver van onze grenzen vandaan, dan is 't geen ontmoeting maar isolement. Gaat het volkomen over onze grenzen heen, dan is het ook geen ontmoeting tussen twee mensen maar een samensmelting. Tussen die twee uitersten beweegt zich het contact tussen mensen. Dit contact wordt bewaakt door het conflict. Ook als iemand te ver van ons af gaat, zijn we het er niet mee eens en dan geven we de andere grens aan. Wat is nu de aard van die grenzen? Bet zijn grenzen van mensen, ritmisch levende en veranderende wezens, die sterk verschillen van elkaar; wezens ook die iets willen, die keuzes maken: onder andere wie zij meer en wie zij minder in hun nabijheid willen hebben.

De grenzen van mensen veranderen mee; ze zijn per moment, per persoon, per situatie weer anders. Het zijn geen betonnen muren die voor eens en voor altijd vast liggen; ze zijn eerder van elastiek en ze zijn altijd in beweging. Daarom moeten die grens-aangevende boodschappen ook steeds weer opnieuw worden uitgezonden. En niet als een soort wet van Meden en Perzen, maar als de grenzen van het ik, van het hier en van het nu. Om die grens-aangevende boodschappen gaat het en die blijken ook over te komen. Er ontstaat dan een persoons- en momentgebonden duidelijkheid. Die duidelijkheid is nodig om met elkaar te kunnen leven, om in elkaars nabijheid te kunnen blijven.

5. Zo bekeken...

...zijn conflicten eigenlijk nog zo kwaad niet. Ze hebben een functie in het menselijk contact; zij bewaken dit als het ware. Door grenzen aan te geven is ontmoeting en contact mogelijk. Een conflict hoeft niet per se een stagnatie te zijn in het contact. Daarom spreek ik van 'knelpunt'. Als je er goed mee omgaat, blijkt het vaak achteraf een stroomversnelling te zijn geweest; er is daarna dan een beter contact. Veel ervaren groepsleiders zullen dit herkennen. 

Conflicten zijn te zien als knelpunten in het contact tussen mensen. Ze kunnen leiden tot stagnatie, maar dragen evenzeer kansen in zich tot beter contact. Ze hebben waarde. Ze zijn noodzakelijk en onvermijdelijk in leefgemeenschappen waarin je meer wilt dan langs elkaar heen leven. Het ligt er maar aan, hoe je er mee omgaat. 

[Blz. 67]

Zo bekeken... zijn conflicten in leefgroepen van tehuizen zelfs noodzakelijk, en niet alleen als een noodzakelijk kwaad. De jongens en meisjes in onze groepen hebben niet (en wie wel?) alleen maar lieve kanten, ze hebben ook schaduwkanten. Juist in de ontmoeting daarmee is er iets misgegaan en juist op dat punt zullen we hen, als we hen verder willen helpen en met hen willen leven, moeten ontmoeten.

Die ontmoetingen hebben vaak het karakter van botsingen. Het kunnen sterk emotionele confrontaties zijn, die je als groepsleider keihard op je eigen grenzen drukken en die je behoorlijk kwaad kunnen maken. In ons onderzoek bleek op meerdere punten hoe noodzakelijk deze emotionele confrontaties zijn om tot hulpverlening te kunnen komen.

6. Wel of niet een conflict aangaan?

Dat er conflicten in je leefgroep plaats zullen vinden is onontkoombaar. Of je op dit moment met deze bewoner over dit of dat punt het conflict kunt aangaan is een tweede. Soms heb je geen keus, vaak echter wel.  

Sta even een fractie van een seconde stil als het zover is dat je een conflict voelt aankomen. Kan het nu? Kies je ervoor? Of heb je geen keus (meer)? Kan de bewoner aan de eis die je stelt voldoen? Hoe zit hij of zij erbij? Hoe zit jij erbij? Hoe is de situatie er omheen nu?

Als je besluit dat het nu moet en/of kan, ga het conflict dan ook aan. Ga er niet omheen, je moet er samen doorheen. Conflicten continu ontwijken betekent: elkaar ontwijken. Conflict hoort onvermijdelijk bij contact.

Contact is noodzakelijk om in elkaars nabijheid te kunnen zijn en zeker om een ander te kunnen helpen.

Kijk even tussen wie en wie het conflict eigenlijk ligt: een conflict tussen twee bewoners of tussen een bewoner en de groep hoef je niet per se over te nemen. Zij hebben ruzie. Komen ze er zelf uit om hun conflict op te lossen? Of is er hulp bij nodig? Dat is dan je taak. 

 

Hoe kun je nu door conflicten goed heenkomen? 

7. De drie taken bij een conflict

Er bleken voor groepsleiders drie taken te liggen, die alle drie noodzakelijk zijn om goed door een conflict heen te komen:

[Blz. 68]

(1) De situatie redden: 

zorgen dat het groepsleven op dat moment door kan gaan, bijvoorbeeld het spel, de maaltijd, het feest, de nachtrust of het naar school gaan.

(2) Het conflict oplossen: 

dat wil zeggen: Eerst het contact herstellen en vervolgens (en die volgorde is niet om te draaien!) het meningsverschil inhoudelijk oplossen of tot leefbare proporties terugbrengen.

Het (1) en (2) geven geen volgorde aan: Je kunt ervoor kiezen de situatie voor te laten gaan en het conflict even stop te zetten, je kunt er ook voor kiezen de situatie even stil te zetten en het conflict voorrang te geven. ook zijn er situaties waarin beide taken gelijktijdig vervuld kunnen worden.

(3) Met jezelf omgaan 

in die situatie. Dit betekent veelal: met je eigen gevoelens van irritatie, kwaadheid, onzekerheid, onmacht, balen. Vaak immers kun je niet weg uit de situatie. 

Sta dus een fractie van een seconde stil en schat de situatie en jezelf in. 
Maak een keuze of je de situatie dan wel het conflict voorrang geeft. 

8. Hoe kun je een conflict stopzetten?

Soms kan het gebruik van overwicht (lijfelijk, verbaal of formeel) nodig zijn om schade aan lijf en dierbare goederen te voorkomen. Doe dit spaarzaam, want deze machtsmiddelen blijken heel vaak het conflict alleen maar te verergeren en uit te breiden. Wel kunnen ze voor een tijdelijke rust in de situatie zorgen (en meer kunnen ze dan ook niet). Die rust kun je benut ten om aan de oplossing van het conflict te gaan werken. Gelijktijdig met deze machtsmiddelen zul je dan op communicatie-bevorderende manieren moeten werken - waarover straks.

In vele situaties echter zijn er andere mogelijkheden. Vaak kun je namelijk, mits tijdig, het hoger oplopen van een conflict stoppen door expliciet en duidelijk aan te geven dat je samen in een conflict zit en dat je er wel uit wilt komen, maar op dat moment ook niet weet hoe dat kan. Als je die boodschap kunt overbrengen (waarover straks) zul je merken, dat er vrijwel onmiddellijk rust in de situatie intreedt. 

[Blz. 69]

Ga niet automatisch meteen op je strepen staan. Zeg eerst dat je samen in de clinch ligt en dat je er uit wilt komen. Zeg dat in de vorm van "wij..." of "ik..." en niet in de vorm van "jij... (moet dit of dat... deugt niet...)".

Als je van je overwicht gebruik moet maken, doe het dan zo dat je het contact behoudt, herstelt, of daar al naar toe werkt. 

 

9. Hoe kun je een conflict oplossen?

Je kunt een conflict alleen oplossen, als je eerst het contact hebt hersteld tussen de conflict-partners. Daar kun je er zelf een van zijn. Contact(herstel) gebeurt in communicatie, ofwel in het over en weer uitwisselen van boodschappen of signalen.

Er is sprake van contact als de een de boodschap van de ander ontvangt en herkent in zijn eigen beleving en dit weer aan de ander overbrengt. Daarna kan de inhoudelijke oplossing gezocht worden. Het gaat er dus om om te bevorderen dat die boodschappen overkomen en herkend worden, ofwel om communicatie- en contactbevorderend te werken.

In het onderzoek is duidelijk gebleken, dat het die manier van werken is, en alleen die, die tot oplossingen leidt.

10. Hoe hersteI je bet contact?

(1) "Ik ben er ook nog!"

Vaak zul je in conflicten eerst moeten laten blijken dat jij er ook nog bent. Maar wel als een 'ik', als persoon, niet slechts als functionaris; als op de bewoners betrokken persoon. Zo betrokken, dat de ander niet zo maar even langs je heen kan fietsen of over je heen kan lopen. Evenmin als het omgekeerd kan. 

(2) "We zitten in de clinch"

Je zegt hiermee iets over het communicatieproces waar je samen in zit: je communiceert over je communicatie. Dit heet ook wel: je pleegt meta-communicatie. Gewoon gezegd: je brengt ter sprake hoe je op dat moment met elkaar omgaat.

Dit soort boodschappen blijken de kracht te hebben om het communicatieproces weer op gang te brengen. 

Als je zo ver van elkaar af zit dat er niets meer gezegd kan worden, blijkt juist dit nog wel gezegd te kunnen worden. Het komt er nauwkeurig op aan hoe je

[Blz. 70]

dat overbrengt: met een jij-boodschap lukt het niet. Met een ik-boodschap en/of een wij-boodschap lukt het wel. ("Nou weet ik ook niet meer hoe we hier uit komen").

Het gaat om een constatering, een verwoording van de situatie, PUNT. Geen jij-moet-boodschappen meesmokkelen, geen ik-vind-dat-jij-moet-boodschappen, geen afwijzing van de ander als persoon, niet jouw oplossing eventjes krachtig naar voren schuiven.

(3) Sta open voor de boodschap van de ander, 

ook al ben je het er totaal niet mee eens. Dat hoeft ook niet. Als je er maar wel voor open staat. Zodra de boodschap is overgekomen (laat dat dan wel blijken!) treedt er namelijk, zo bleek steeds weer in tal van conflicten, rust in in de situatie. Om de boodschap van de ander te kunnen ontvangen is er vaak een vertaling nodig. Zie niet alleen het gedrag van de ander, maar zoek naar de boodschap achter dit gedrag.

Weet dan, dat dit veelal een grens-aangevende boodschap zal zijn en dat deze veelal zal gaan over lijfelijke zaken en zaken die de eigenheid van de ander raken. Weet ook, dat het onaangename boodschappen kunnen zijn, die jou zullen raken: die jouw grenzen betreffen, je onmacht als hulpverlener. Denk maar niet dat het altijd een boodschap is die voor de ouders (of zo) bestemd is: hij kan best eens voor jou bestemd zijn, zoals je nu bent.

Een boodschap die we achter het gedrag van de als moeilijkst ervaren bewoners vaak ontdekten, is te verwoorden als: "Blijf nou bij me! Ik heb een mens (jou!  naast me nodig, vooral nu ik het moeilijk heb." De boodschap kan natuurlijk ook zijn: "Laat me nu even, ik wil nu even alleen met mezelf of met die en die zijn."

Je kunt natuurlijk ook vragen naar die boodschap. Als het tenminste echt een vraag is en niet een verkapt bevel of een ander soort boodschap ("Waarom ben je zo stom dat je..."). Vooral "waarom-doe-je-dat"-vragen dragen dat gevaar in zich.

In veel situaties hoef je niet eens veel te vragen en komt het neer op luisteren: praatpaal zijn, laten spuien. Soms kun je niet eens meer dan dat. Doe dat dan maar en zit er niet tussendoor met "ja, maar ..." verhalen.

(4) Sta stil bij die boodschap, 

neem hem in ieder geval serieus, wees bereid hem belangrijk te vinden. Respecteer de jongens en meisjes van je groep in hun strijd om hun eigenheid en om hun plek. 

 

[Blz. 71] 

Probeer (desnoods achteraf) te herkennen wat ze zeggen: Herken je zoiets in je eigen leven? Als ik eens in zijn plaats stond? Enzovoorts. (Groepsleiders met ruime levenservaring hebben meer herkenningspunten. Maar ook verhalen van andere bewoners, van mensen uit je omgeving kunnen wellicht helpen; romans en films mogelijk ook).

Sein die herkenning dan over. Je hoeft het er nog steeds niet mee eens te zijn; het gaat om herkenning, niet om eensluidendheid. Het zoeken naar oplossingen kan toch pas hierna.

(5) Zend je eigen boodschap uit, 

en wel zo dat hij ook over komt. Dus in de taal van de ander op dat moment. In conflictsituaties zal dat vaak een 'taal zonder woorden' zijn: een lichaamshouding, blik, demonstratief gebaar, een symbolische daad. Let erop, of je boodschap over komt. Dat kan alleen, als je in jezelf wat ruimte hebt om de ander te zien, als je niet zelf stikvol zit. Zend je eigen boodschap dan ook tijdig uit, voor je zelf stikvol zit; dan kan het nog zorgvuldig gebeuren.

Je eigen kwaadheid zal een deel van je boodschap zijn. Ook jouw boodschap zal vaak een grens-aangevende boodschap zijn, die moet overkomen omdat hij belangrijk is voor jullie beiden. Wees dus duidelijk en dat kan alleen in de ik-hier-nu-vorm: zend ik-boodschappen uit. ("Ik kan d'r nou niet meer tegen"), geen jij-boodschappen, en zeker geen "jullie-ook-altijd-boodschappen."

Zend je ik-boodschappen uit, maak jouw grens duidelijk, PUNT. Geen "en jij moet..." er achter aan.

Nu bleek in dit onderzoek, dat grens-aangevende boodschappen beter overkomen, naarmate ze als een persoonlijk doorleefde boodschap worden uitgezonden, dus met een lading gevoel er in. Dat gevoel is vaak kwaadheid. Krop dat niet op, maar uit het: tijdig en zorgvuldig. Kwaad, maar niet agressief. Als er een agressief component in zit, loopt het conflict onmiddellijk hoger op. In de ik-vorm geuite kwaadheid doet dat niet.

11. Naar de oplossing van het conflict

Nadat het contact hersteld is (en niet eerder) kun je samen naar een inhoudelijke oplossing van het conflict gaan zoeken. 

Dat blijkt het beste te gaan via open vragen in de trant van "Hoe lossen we dat nu op?"

[Blz. 72]

of "Hoe gaan we nu verder?" Vragen dus, die de oplossing niet reeds in zich dragen, maar die de eigenheid en de autonomie van de ander respecteren. 

Er is van de kant van de groepsleider natuurlijk een bereidheid nodig om tot echte oplossingen te komen; een bereidheid voorai om de zorg voor het lijf van de ander heel serieus te nemen; bereidheid om flexibel te zijn in het reguleren van het samenzijn. Bereidheid om ook meer te doen dan alleen maar regulerend op te treden, oppasser te zijn.

12. Als anderen in conflict zijn

Dan is er initiatief nodig om de communicatie tussen hen weer op gang te brengen. Het kan zijn, dat je dan eerst ieder van hen (beiden dus) moet steunen, bijvoorbeeld door te luisteren naar hun stoom afblazen. 

Daarna is er leiding nodig: leiding niet zozeer aan de personen, maar leiding aan het communicatieproces tussen hen. Niet als een schaapherder dus, meer als een verkeersagent Soms ook als tolk over en weer. Wel meer dan als een vrederechter: je zult iets verder moeten kijken dan alleen maar dit incident, namelijk naar de achterliggende gevoelens en andere boodschappen en naar de manier van omgang met elkaar .

Vaak is er daarna nog hulp nodig om het contact tussen beide partners en de omgeving (de groep) weer te herstellen. Groepsgesprekken (vooral de spontaan opgekomen of de direct in de situatie gestarte) kunnen hierbij dienstig zijn.

13. Los conflicten IN de groep op, niet er buiten

Dit wekt namelijk krachten en processen op in de groep, die naar oplossingen leiden. In het leidingkamertje gebeurt dat niet De verleiding is natuurlijk groot, om de bewoners apart te zetten. Na een niet-opgelost conflict is het moeilijk of zelfs onmogelijk om bij elkaar te zijn. Groepsleiders kunnen niet weg, 'dus'... Maar deze 'logica' leidt, zo bleek overduidelijk in ons onderzoek, nooit tot de oplossing van het conflict Integendeel: een (versterkte) voortzetting ervan en hooguit een tijdelijke rust voor het moment vormen de afloop van deze handelwijze. Op de langere duur kun je in een vicieuze cirkel vastlopen.  

Die 'logica' hield geen stand bij het nauwkeurig analyseren van vele conflicten die feitelijk plaats vonden. Een logica die wel stand hield is: dat je een conflict alleen via communicatie- en contact-bevorderende manieren kunt oplossen. Het naar kamer sturen is het tegendeel hiervan. Als er iemand even uit moet, ga dan maar mee, blijf bij hem of haar -- juist dan!

[Blz. 73]

Ook bleek het niet voldoende te zijn om conflicten in zware gesprekken in de leidingkamer uit te praten. Laat in de groep maar blijken waar je grenzen liggen en dat je de grenzen van de bewoners ook serieus neemt. Dat werkt veel beter en leidt tot de mogelijkheid om het met elkaar uit te houden en elkaar werkelijk tegen te komen.

14. In het kort

Vatten we nu nog even kort samen wat je, als je in conflict zit, flitsend-snel bij jezelf kunt bedenken:

'He, zeg, zo kunnen we niet over elkaar heen walsen of langs elkaar heen fietsen. Ik ben er ook nog.'

Geef aan dat je samen in een conflict zit en er doorheen wilt.
Geen jij-boodschappen, wel ik- of wij-boodschappen,
PUNT .

Zoek dan naar wat de ander je te zeggen heeft. Er mee eens zijn hoeft niet, ervoor open staan wel. Probeer 't te herkennen en laat dat blijken. Zoek naar de boodschap achter het gedrag.
Zend, als dat kan, (anders eerst stoom af laten blazen), je eigen boodschap uit in taal (vaak een gebaar of blik) die overkomt. In de ik-vorm: laat je grenzen maar blijken, eventueel je kwaadheid -- wel tijdig en zorgvuldig, niet aanvallend. Geen jij-boodschappen.

Herstel zodoende eerst het contact en zoek dan samen naar een inhoudelijke oplossing. Wees bereid iets te veranderen. Wees bereid te zorgen voor het lijf en de eigenheid van de ander. Je hebt een lijfelijk en aan jouw persoon gebonden vak gekozen.

15. Er is een basis nodig

Je kunt beter door conflicten heenkomen naarmate er een basis van contact is. Die basis ligt in het dagelijks leven en de zorg ervoor, doch ook in je manier van denken.

(a) Aanwezigheid als persoon

Het dagelijks leven en de huiskamer is de beste plaats om elkaar te ontmoeten. Het is de plek, waar leefgroepswerk plaats vindt. Op die plek leg je de basis voor het contact. Je komt de jongens en de meisjes van je groep tegen en zij komen jou tegen: elk in hun lieve kanten en in hun schaduwkanten.

Dit ontmoeten is noodzakelijk om ooit een conflict te

[Blz. 74]

kunnen oplossen; omgekeerd komen de conflicten dan wel vanzelf, maar dan zijn ze ook oplosbaar. Mits je er als persoon bent: nabij, lijfelijk, dagelijks. Distantie is iets voor je vrije tijd, voor vergadering en overdracht. In de groep moet je het hebben van persoonlijke nabijheid.

(b) Het belang van de zorg

De zorg voor het lijf en de plek is van eminent belang in leefgroepen. Groepsleider zijn is ook een lijfelijk vak, niet alleen een psychisch. Zorg voor maaltijden, dag- en nachtritme, kleding, de ruimte en noem maar op, kortom de huishouding. Groepsleider zijn is, gelukkig, meer dan politieagent zijn. Wees dat dan ook maar.

(c) Activiteiten en bezigheden

Het is niet voldoende, alsmaar naar elkaar te gaan zitten kijken of over problemen te gaan praten. Je bent samen in de wereld en die doet een appèl op je om er mee bezig te gaan. Hiermee bedoel ik niet het verplicht opleggen van een activiteitenprogramma, maar wel het inhaken in het menselijk ritme van passief zijn en actief zijn, van alleen zijn en samen zijn. Daar zitten momenten in dat het fijn is om samen met activiteiten bezig te zijn. Schep daar mogelijkheden toe. Al bezig zijnde leg je een basis voor contact. Kort gezegd:

Kom uit je dienstkamer en ben er in de groep. Deel het dagelijks leven met de bewoners, kom ze daar maar tegen. Behartig de zorg voor ieders lijf en plek. En ga samen bezig. Daarmee leg je een basis voor contact, op grond waarvan je conflicten aan zult durven gaan en door kunt komen.

 

16. Regels en eisen

Waar mensen zo dicht op elkaar leven is enige vorm van regulering nodig. En het stellen van eisen volgens bepaalde nonnen is een aspect van de opvoeding. Er is meer nodig dan alleen maar aanwezigheid en zorg.

Nu blijkt dit ook beter te gaan, naarmate het op een persoonlijke manier gebeurt, en naarmate het in een voortdurend communicatieproces (een bewegelijk proces) plaats vindt. Bij eisen en regels geldt:

Leg of herstel eerst het contact, en kom dan pas met je eis. Stel die eis als persoon.

Personen verschillen van elkaar, teamleden ook. Zij mogen dan ook best

[Blz. 75]

van elkaar verschillen. De 'logica' van het "gelijke monniken, gelijke kappen" gaat niet op, want de monniken zijn niet gelijk.

Bewoners vinden deze persoonsgebonden manier van werken logischer en leefbaarder. Je kunt dan naast hen staan en samen naar de eis kijken die er ligt voor jullie beiden. Je hoeft je als groepsleider niet volledig met de eis te vereenzelvigen en zo tegenover de bewoners te staan. Jouw plaats is naast hen.

Op die basis kun je heel goed eisen stellen. Soms zal het heel snel en direct moeten en zal het tot een conflict komen, dat je dan weer moet oplossen; vaak ook kun je het moment en de manier zo uitkiezen, dat dat conflict helemaal niet nodig is.

17. Kwaad worden

In het opbouwen en in stand houden of veranderen van een leefbaar, werkbaar en groeibevorderend klimaat spelen conflicten en hoe je ermee omgaat een cruciale rol.

Binnen het omgaan met conflicten is het een cruciaal punt, hoe je met je eigen kwaadheid omgaat. Je kunt om kwaadheid niet heen in dit vak, je kunt er alleen maar zo goed mogelijk mee omgaan. Hoe?

(1) Niet opkroppen tot je ontploft: tijdig uiten, dan kan het nog zorgvuldig.

(2) Uit het zorgvuldig, dat wil zeggen: in de ik-vorm: als een grens van jouw ik op dat moment en in die situatie.

Zo'n boodschap komt over als er een lading gevoel in zit. Dat gevoel houdt kwaadheid in, maar ook betrokkenheid op de ander, liefdevolle betrokkenheid op zijn of haar persoon en de wens om met elkaar contact te hebben en in elkaars nabijheid te kunnen zijn.

18. Onze manier van denken

Onze manier van denken, ofwel de theorie van waaruit we werken. Het blijkt in dit onderzoek, dat er in de orthopedagogiek manieren van denken voorkomen die de orthopedagogische praktijk belemmeren. Het is de manier van denken die uitgaat van de 'gestoordheid' van het kind. Die is contact-belemmerend.

Vooral een uitspraak als "Deze kinderen zijn contact-gestoord" belemmert het contact en maakt zodoende zichzelf 'waar'. Als 'deze kinderen' dan ook nog 'geobserveerd' (van een afstandje objectief bekeken) moeten worden, is er al een nauwelijks nog overbrugbare afstand geschapen, voor er een kind de groep binnenkomt.

[Blz. 76]

Hetzelfde geldt voor uitspraken als deze: "Deze kinderen hebben vooral structuur nodig" en het vertalen daarvan in algemeen geldende regels. Het is een pure illusie gebleken dat ze zich daarbij veilig zouden voelen.

Hetzelfde geldt voor uitspraken als deze: "Deze kinderen hebben vooral structuur nodig" en het vertalen daarvan in algemeen geldende regels. Het is een pure illusie gebleken dat ze zich daarbij veilig zouden voelen.

Kinderen voelen zich veilig bij mensen die bereid zijn ook in de moeilijkste momenten naast hen te blijven staan, hun nabijheid te verdragen en deze zelfs te willen. Als dat ouders of pleegouders niet meer lukt, neemt men groepsopvoeders in de arm met het verzoek, dit wel te kunnen met een stuk of tien kinderen. En het lukt ze vaak nog ook. Rare mensen, die groepsleiders? Of gewone mensen, specialisten in het gewone en dagelijkse samenleven. Vakmensen met hun eigen praktische vaktheorie.

 

Hopelijk heeft u hier zo'n stukje eigen vaktheorie gelezen en blijkt die ook bruikbaar te zijn. Deze theorie is opgesteld door en meteen viertal teams van groepsleiders, vier studenten en een wetenschappelijk onderzoeker, die nog dagelijks (ook al typend) tussen de kinderen zit

Vorige Start Omhoog