Vorige Start Omhoog Volgende

CYCLUSFASE II: 

doelen kiezen en plannen maken

Op 5 januari 1982 stond 'het onderzoek' als punt op de agenda van de teambespreking.

Ruim voor dat punt aan bod kwam, was ik al op de teambespreking aanwezig. Het team zat vermoeid en mismoedig bij elkaar en besprak hoe verder te gaan met de groep. De toon van het gesprek was: 'Zo zien we het niet meer zit ten, zo kan het niet langer, dit houden we niet vol. Het moet anders, maar hoe?'

Gezien de kritische inhoud van de 'foto' en de (uit het logboek reeds gebleken) moedeloze stemming van het team, had ik de 'foto' niet tevoren opgestuurd. Liever vroeg ik hen eerst wat zij zelf van het klimaat in de groep vonden. Ik citeer het samenvattend verslag: 

"Ongezellig, los zand, nog geen groep, druk, chaotisch, elkaar pijn doen en bedreigen, angst voor elkaar, schelden. Je moet overal tegelijk zijn, zeer vermoeiend. Er zijn ook wel goede momenten, maar als het ware naast het groepsleven, in de doka of op de slaapkamers." 

[Blz. 114] 

Vervolgens vroeg ik het team naar de wensen ten aanzien van het klimaat. Er kwamen de volgende wensen (doelen) naar voren: 

1. Sfeer: 

a. rust;

b. gezelligheid,.

c. hobbies, individueel en gezamenlijk. 

2. Relaties:

a. tussen de jongens onderling, desnoods wat 'hard', maar meer sociaal, meer begrip, dialoog en veiligheid in plaats van bedreiging en angst. Meer gezamenlijkheid of cohesie.

b. Tussen jongens en groepsleiding: een warm gevoel in het contact en een rolverandering: minder de boeman of politie-agent, meer mezelf kunnen zijn (meer persoon, minder ' n rol) en meer hulpverlener bij de werkelijke (individuele) problemen van de jongens.

 

Daarna vond de presentatie van de klimaatsfoto eerst mondeling plaats. 

Conform de in de eerste groep ontwikkelde methodiscbe ideeën, startte ik met een ik-boodscbap: ik gaf de grote moeite aan die ik gehad bad om mij door het logboek heen te lezen; ik hield dit nooit langer dan 20 minuten vol. 

Ik vroeg het team zich in te denken dat zij waren opgenomen in een tehuis voor overspannen groepsleiders en dat zij daar stiekem het logboek van de verpleging zouden inzien, en dan het volgende zouden lezen:..., waarna ik hen voorlas uit mijn lijst van respectloze uitspraken. Deze confrontatie met hun eigen woorden kwam hard, maar goed over. Het team werd zich bewust van de contactkloof.

Een tweede confrontatie volgde toen een der stafleden zei dat die contactkloof niet zo verwonderlijk was omdat de jongens immers contactgestoord zijn. Fel reageerde ik dat juist dit soort uitspraken, dit soort theorie, contactbelemmerend werkt en zichzelf waar dreigt te maken. Met andere woorden: ik zette een bom onder het fundament van de behandelingsfilosofie en onder de deskundigheid van de stafleden. Zij zwegen. Meteen daarna gaf ik het team een advies.

Dit was niet conform de opzet van bet onderzoek; de opzet was dat de groepsleiding zelf betere handelwijzen zou uitvinden. Maar het veld is geen laboratorium en de aanwezige nood brak voor mij die wet; het team behoefde een concreet handvat. Het advies wordt hieronder uit het verslag geciteerd.

"Er is misschien een weg uit de vicieuze cirkel. We kunnen lang wachten tot de jongens veranderen, maar we zullen zelfmoeten beginnen. Hoe? Waarmee? 
We weten dat het .groepsklimaat slechts langzaam verandert. Voorlopig zal er nog conflictmatige onrust zijn en zullen er conflicten met de informele leiders plaatsvinden. 

De weg uit de vicieuze cirkel zou deze kunnen zijn: 

1. Anders met conflicten omgaan, en wel zo dat het contact niet verbroken maar verbeterd wordt.

2. De contactkloof overbruggen door in te gaan op de belevingen van de jongens , door deze trachten te herkennen en dit aan hen overseinen.

3. Meer respectvolle aandacht voor de relaties tussen de jongens en hen hierin helpend begeleiden."

 

Daarna reikte ik het team de 'foto' uit ter lezing, alsmede het papier met "Voorlopige aanwijzingen voor het omgaan met conflicten", het destillaat van de twee cycli in 'De Berenberg', de eerste groep [(zie p 101 en 102)]. 

Daarmee werd de inductieve opzet enigszins doorbroken en werd er een element van beproeving ingevoerd, reeds in deze periode van het onderzoek: zouden de in 'De"Berenberg' ontwikkelde ideeën vruchtbaar blijken in een andere groep, 'De Apenrots'?

Het leek mij dat de nood van bet team het geven van dit advies rechtvaardigde. Bovendien was er een andere omstandigheid die dit kon rechtvaardigen: bij toeval was groepsleider Charles juist per 1 januari 1982 weggegaan bij 'De Berenberg' en gaan werken in 'De Apenrots', waarmee de methodische ideeën niet alleen op papier, maar ook in zijn persoon meekwamen naar 'De Apenrots'.

Aan de "voorlopige aanwijzingen" was door mij nog een passage toegevoegd; op grond van de inhoud van de 'foto' leek mij dit een advies dat de vicieuze cirkel waarin het team zat, kon doorbreken. Deze toegevoegde passage luidde:

[Blz. 115] 

8. Aanvulling (op grond van de klimaatschets)

Veel conflicten wortelen niet in het individu, maar in het groepsproces. Met name bij informele leiders: zij komen vanuit hun rol in conflict. Individualiseer deze conflicten niet; erken minstens het groepsaspect erin ('Ik snap dat je voor de jongens niet af kunt gaan'). Betrek de groep hierin, liefst door in groepsverband na te praten.

Blijkens het logboek is het team diezelfde dag al anders gaan werken. Daarmee was de volgende cyclusfase begonnen.

Vorige Start Omhoog Volgende