Start Omhoog

Hoofdstuk VIII, Par. 3

2. 'De Meervogels' en 'De Sluisgroep' (de 8e en 9e groep)

a. Procesverslag  

Cyclusfase I: De handelwijze aan de start in kaart gebracht 
Cyclusfase II: doelen en plannen afgesproken  
Cyclusfase III: het onderzoek in engere zin  
Cyclusfase IV: zijn situatie en handelwijze verbeterd?   
Cyclusfase V: evaluatie  
Cyclusfase VI: methodische inzichten formuleren  
Cyclusfase VII: methodologische inzichten formuleren  

[Blz. 167]

Het markante aan het proces in "De Meervogels' en 'De Sluisgroep' is dat het gecombineerde team daarvan, in tegenstelling tot alle andere deelnemende teams, de voorlopige methodiek niet of nauwelijks wenste te gebruiken. De voorlopige methodiek sloot niet aan bij de handelwijze van dit team, ze stond er eerder haaks op. Het team was, in ieder geval aanvankelijk, tevreden over de eigen handelwijze. 

Zelf was ik intussen overtuigd geworden van de waarde van de voorlopige methodiek die zo mooi aansloot bijmijn visie op mens, kind, samenleving en orthopedagogiek (zie hoofdstuk II). ik bood de voorlopige methodiek hier dan ook aan met een poging tot overtuigen. 

Al met al heeft het proces met deze teams niet het karakter gekregen van een gezamenlijk beproeven en ontwikkelen, maar van een confrontatie tussen twee modellen. Het resultaat van dit proces was dan ook geen gezamenlijk geheel van methodische ideeën, maar een verscherpte afgrenzing van en argumentatie voor de voorlopige methodiek, nu deze met een andere, eveneens beargumenteerde methodiek werd geconfronteerd.

Deze discoursbesprekingen vonden plaats met beide teams die gewend waren aan gezamenlijke teambesprekingen. in de notities werd aan beide groepen aandacht gegeven. 

De doctoraalscriptie bespreekt het teamproces uitvoerig en licht dit toe aan voorbeelden uit 'De Sluisgroep', een klein groepje waarin vier meisjes naar zelfstandigheid werden begeleid. De scriptie is die van A. Coenen.

COENEN, A., 1985: 
"Je moet... zelfstandig worden", een inductief onderzoek naar methodische aanwijzingen voor het omgaan met conflicten en het scheppen van een leefklimaat door de groepsleiding, dat een basis kan zijn voor de zelfstandigheidsbevordering; 
K. U. Nijmegen.

De student die in 'Het Leeuwenbos' participeerde heeft geholpen met het verwerken van de (veie) conflictverhalen van 'De Meervogels'. Het plan om die gegevens ook in zijn scriptie op te nemen was, vanwege de omvang van het materiaal en de beschikbare studietijd, niet haalbaar. Hierom en vanwege het markante verloop van het proces, is het procesverloop iets uitvoeriger beschreven. Zelf heb ik in deze twee groepen overigens niet aan de observerende participatie mee kunnen doen, zoals uit het tijdschema duidelijk moge zijn: ik werkte in die maanden met zeven teams.

[Blz. 168]  

Cyclusfase I: De handelwijze aan de start in kaart gebracht

Om te beginnen is aan het gecombineerde team gevraagd hoe men zelf over de beide groepen en de eigen handelwijze dacht De twee 'foto's' werden, omdat ze kritiserend en problematiserend waren, pas in het begin van de derde cyclusfase uitgereikt. 

Over 'De Meervogels' 

is het team redelijk tevreden. De sfeer is er meestal goed, er is gevoel van samenzijn en onderling vertrouwen. Er wordt met elkaar gesproken. De meisjes spreken eikaar aan op dingen die niet goed lopen. Een poosje hiervoor liep het niet zo goed in de groep. Er hebben een aantal meisjes "te lang rondgelopen terwijl het eigenlijk niet meer ging. Dat drukte de sfeer." Sinds hun vertrek liep de groep beter. 

Over 'De Sluisgroep' 

is het team niet tevreden. Het is geen groepje, maar los zand. Het team komt niet verder dan het individueel aanspreken van de meisjes op het volgen van een aantal basisregels. Groepsleidster Janneke voelt een afstand tussen haarzelf en de meisjes; ze weet niet wat er eigenlijk speelt tussen de meisjes (Coenen 1985 p 68 e. v.).

Beide teams 

beschouwen het waarmaken van een aantal regels als de basis van hun werk. Het in acht nemen daarvan is een basisvoorwaarde voor het komen en voor het blijven in het tehuis. Het overtreden van deze regels kan leiden tot uitplaatsing. Als deze regels geschonden worden komt het klimaat namelijk in gevaar; dit schaadt het belang van de andere meisjes en het zou de werkers tot boven hun grenzen kunnen belasten. Die regels zorgen voor een zekere mate van rust in de groep. Op basis daarvan wordt groepsgericht gewerkt aan activiteiten en aan een gezellige sfeer. In die groepssfeer kan onderlinge steun en hulp plaats vinden en kunnen de meisjes leren verantwoordelijkheid te dragen en zelfstandig te zijn. 

Met dit laatste, zelfstandigheid, wordt overigens bedoeld dat de meisjes uit zichzelf die regels volgen, rust, gezellige sfeer en gezamenlijkheid scheppen en zichzelf en elkaar corrigeren. Naast deze groepsgerichte handelwijze is er de individuele ondersteuning van de meisjes. Deze mag echter niet overheersen; de vraag om individuele aandacht zou de zorg voor het gezamenlijke kunnen wegzuigen. Dat zou de basisregels en dus de rust in gevaar brengen. De meisjes zouden dan overspoeld kunnen raken door hun individuele problematiek. Er zou een chaotische sfeer komen waarin bommen barsten en de veiligheid zoek is. Tevens zou er geen inzicht in de eigen problematiek ontstaan. 

Anders gezegd: het water van de rivier moet tussen de dijken, de basisregels, geleid worden; met overstromingen is niemand geholpen. Die dijken zijn nodig, ook al kost het veel energie om ze te onderhouden. 

Cyclusfase II: doelen en plannen afgesproken

De voorlopige conflicthanterings-methodiek werd uitgereikt met de afspraak deze te lezen en van het eventueel gebruiken ervan verslag te doen in het logboek aan de hand van de zes vragen, de eerste zes elementen van het handelen. 

Cyclusfase III: het onderzoek in engere zin

Deze fase begon met het aanbieden van de eerste notitie, die bestond uit twee kritiserende 'foto's' van de handelwijze van beide teams. Daarmee werd het tot nu toe vanzelfsprekende geproblematiseerd en ter discussie gesteld.

De eerste notitie 

gaf de methodiek van de teams nog eens weer en vervolgde met het weergeven van de mensvisie van de teams zoals die uit de logboekteksten te destilleren viel (Coenen 1985 p 73 e.v.):

"Gestreefd lijkt te worden naar een mens, een volwassene, die zich niet laat overspoelen door gevoel, impuls of problematiek, die daar niet in verdrinkt of kopje-onder gaat, maar die zich daar verstandig, 'rustig, tactisch' en 'dapper' doorheen worstelt, die 'zichzelf in de hand houdt,' die niet in zelfmedelijden verdrinkt. 
Dit wordt nagestreefd via 'inzicht' (een vaak gebruikt woord) in de eigen situatie of problematiek." 
Typerend voor het logboek zijn de woorden 'moeten', 'mogen' en 'laten':

"ik heb haar laten... (praten, eten, klieren, weggaan, thuiskomen, huilen, mopperen...)" 

"ik heb haar laten ziek zijn" of

"Zij heeft nu dus straf omdat zij zichzelf ziek verklaart en is woest op mij." 

 

Dan volgen twee kritische foto's.

In het logboek van 'De Meervogels' wordt de sfeer inderdaad herhaaldelijk als gezellig, rustig, knus, ontspannen of leuk beschreven. Er zijn uitspraken van de meisjes te lezen waarin ze zich hierover tevreden uiten. 

[Blz. 169] 

Tot nu toe zien we: een beargumenteerde methodiek en een gezellige leefgroep waarover leiding en meisjes tevreden zijn. 

Er schuilen echter adders onder dit vredige gras.

Adder 1: 

Het feit dat er een aantal meisjes niet zijn omdat ze de regels niet volgden en daarom zijn uitgeplaatst. Een methodiek die slechts werkt voor gehoorzame meisjes en die impliceert dat de ongehoorzamen worden weggestuurd, roept bij een kritische orthopedagoog toch vraagtekens op.

Adder 2: 

De conflicten waar het logboek vol van stond. Het logboek van 'De Meervogels' bevatte, ook al voor het onderzoek startte, vele conflicten rond schoolgaan en ziek zijn en daarnaast (in 34 dagen) 40 expliciet beschreven 'overige conflicten tussen meisjes en groepsleiding'. 

Het logboek van 'De Sluisgroep' bestond zelfs uit "een ononderbroken reeks conflicten" (Coenen 1985 p 66) en bevatte niet één passage over de zelfstandigheidsbevordering van de meisjes. Van de meisjes werd slechts het gedrag beschreven en van de leiding slechts het in banen leiden daarvan, althans de pogingen daartoe. 

De eerste drie notities bespraken de tweede adder, de conflicthantering; de vierde notitie en de 'tweede foto' gaven de inmiddels verzamelde gegevens over de eerste adder weer, het weglopen of wegsturen van en het vastlopen met de meisjes. Deze notities waren, in tegenstelling tot die in de eerst-deelnemende groepen, niet meer vragenderwijs geformuleerd - eerder stellenderwijs. De bestaande methodiek werd erin bekritiseerd, de voorlopige methodiek verdedigd.

In de eerste notitie 

zijn de handelwijzen in 40 conflicten beschreven. De groepsleider die de sfeer door middel van regels wil bewaken, gaat rondom die regels conflicten aan en wil deze winnen. Hij gebruikt zijn macht en overwicht,hetgeen verzet en escalatie oproept. Deze machtsstrijd overschaduwt de eigenlijke problematiek en maakt het contact tot een voorwaardelijk contact of, meestal, slechts een voorwaardelijke omgang. Slechts in enkele verhalen krijgen contact.en zorg de voorrang boven macht en gedragsregel en wordt de boodschap achter het gedrag verstaan.

In de tweede notitie 

werden enkele duidelijk beschreven conflictverhalen weergegeven zonder analyse en vrijwel zonder commentaar. De selectie was zodanig dat het voor de helft verhalen waren waarin de regel voorrang kreeg en voor de andere helft verhalen waarin het contact de voorrang kreeg. Een combinatie daarvan werd niet aangetroffen, daarnaar werd gevraagd.

In de derde notitie 

werden de conflicten rond schoolgaan en ziek zijn besproken: een vrijwel dagelijks voorkomend probleem. 

Van de 106 duidelijk beschreven werkwijzen in 81 verhalen uit beide groepen waren er 

79 (= 75%) gerubriceerd als 'werken met macht en overwicht' en 

27 (= 25% ) als 'werken met contact, hulp en/of zorg.' 

 

Wederom werd er geschetst wat er gebeurt bij gebruik van macht en overwicht: verzet, escalatie, schijnaanpassing, wegvallen van individueel contact en overschaduwing van de eigenlijke (medische en/of school-) problematiek. 

Zelfs de noodzakelijke zorg voor de "echt zieken" komt in het gedrang vanwege de omgangsbreuk: de meisjes sluiten zich boos op en sturen de groepsleiding weg. "Ze had 39,3o koorts," eindigt een van die verhalen heel nuchter. 

Dwang brengt een hoeveelheid macht in de relatie, waardoor de hulpverleningsrelatie verschuift naar een machtsrelatie. Het werken met contact, hulp en/of zorg loopt beter af: men kan de zieke zorg bieden en bij schoolproblemen hulp bieden.

In de vierde notitie 

werd de eerste adder opgepakt. Hierin werden, over de gehele periode, de conflictverhalen geanalyseerd die gingen over die meisjes die uiteindelijk uitgeplaatst en/of weggelopen zijn of bij wie dit sterk dreigde te gebeuren: vijf meisjes van 'De Meervogels' en een van 'De Sluisgroep'. 

Deze conflicten zijn, na codering en analyse, zodanig met eikaar vergeleken en geabstraheerd dat er een patroon zichtbaar werd dat in al die conflictverhalen, alsook in de gehele reeks per meisje herkenbaar was:

Steeds weer werd autonoom gedrag en bepaalde sterke gevoelsuitingen van de meisjes niet geaccepteerd en beantwoord met 'je moet..' of 'je mag... als...'. Schikte het meisje zich niet, dan werd macht ingezet. Schikten de meisjes zich wel, dan ontstond een situatie van 'geladen rust' -- waarna hetzelfde gedrag echter steeds weer terugkeerde en de cirkel opnieuw doorlopen werd. Meisjes die zich bleven verzetten, kwamen op een 'grenspunt', waarop er een als tijdelijk bedoelde omgangsbreuk volgde.  

[Blz. 170] 

Steeds waren het de meisjes die de omgang herstelden, die zich dan maar schikten... tot de cirkel weer opnieuw begon. Als dat vaak genoeg gebeurd was, volgde het definitieve grenspunt, gevolgd door de definitieve breuk: uitplaatsing en/of weglopen. De groepsleiding bleef met een kater en met twijfel achter. (Coenen 1985 p 120 e.v.).

In de notitie werden van drie meisjes reeksen conflicten, met codering en analyse, weergegeven, zodat dit patroon precies te volgen was; stap voor stap kwam de definitieve breuk naderbij. 

Het begin van deze heilloze cirkel is, in termen van de voorlopige methodiek, het niet accepteren van de schaduwkant, waaronder hier ook begrepen werd dat het meisje haar eigen wil volgde, en het via regels en macht afdwingen van de zonkant. Maar de schaduwkant liet zich niet verbieden -- tenzij je met de schaduwkant het meisje zelf wegstuurt, als ze intussen al niet zelf is weggelopen. 

De notitie bevat het voorstel om eerst de schaduwkant te accepteren, zo het contact inclusief de schaduwkant te leggen en pas dan te confronteren met de reële grenzen, waaronder de persoonlijke grenzen van de groepsleider en de feitelijke huisregels. Dit voorstel werd gevolgd door verhalen waarin die handelwijze beschreven was. 

De discours-teambesprekingen

Het team schrok steeds weer van de notities en de onzekerheid sloeg toe (Coenen 1985 p 103 e.v.; vlg Moser 1978 p 147 e.v.). Men werd zich bewust van het veelvuldige gebruik van macht en overwicht en van de afloop daarvan. De verhalen werden kritisch besproken; alternatieven werden overwogen, waaronder de voorlopige conflicthanterings-methodiek.

Deze werd door een deel van het team in bepaalde omstandigheden ook wel gebruikt. De aandacht voor het contact en voor wat er achter het gedrag kon liggen nam toe. Maar er was en bleef aarzeling om de voorlopige methodiek echt als werkmethode toe te passen. Met name bij regelovertredingen wilde men dit niet doen, is het hek dan niet van de dam? Wat maak je los? Werkt dat echt wel beter? Kunnen wij dat aan? Past dat bij mij? bij ons? bij het tehuis? We werken nu toch ook niet slecht?

De discussie kreeg gaandeweg het karakter van een confrontatie tussen twee werkmethoden en twee onderliggende visies. Het bleef bij argumenteren over en weer. In de praktijk veranderde er wel iets, doch weinig. 

Cyclusfase IV: zijn situatie en handelwijze verbeterd? 

Er is wel iets veranderd in de handelwijze van het team, zoals het volgende staatje laat zien (Coenen p 135 e.v.). 

Tabel VIII c. 
Duidelijk beschreven werkwijzen bij conflicten rond schoolgaan en ziek zijn bij 'De Meervogels' 

VM = de Voorlopige Merthodiek

Werkwijze 

 Periode

Macht & overwicht, dus niet volgens de VM

Contact, hulp en/of zorg, dus in de lijn van de VM

Totaal

7/2 - 18/5:
51 verhalen

55x = 76% 17x = 24% 72x = 100%

21/8 - 22/9:
40 verhalen

41x = 46% 48x = 54% 89x = 100%

Totaal

96x = 60% 65x = 40% 161x = 100%

Bij problemen rond schoolgaan en ziek zijn verschoof de handelwijze iets in de richting van de voorlopige methodiek. Bij conflicten tussen groepsleiding en meisjes echter, conflicten dus in het dagelijks leven waarbij de groepsleiding (en haar regels) zelf bij betrokken was, verschoof deze verhouding niet. De percentuele verhouding tussen het gebruik van macht en overwicht enerzijds en het werken op communicatie- en contactbevorderende werkwijzen anderzijds, verschilde in beide groepen nauwelijks tussen de begin- en eindperiode. 

[Blz. 171] 

Wel geeft de manier van schrijven in het logboek blijk van relatief meer inleving in en begrip voor de meisjes en zijn er beduidend meer contactmomenten beschreven, maar dat geldt slecht tót het punt dat de regels overschreden worden.

Mensvisie

Nog steeds is de mensvisie in de logboektekst herkenbaar: de rationele mens die inzicht heeft in haar problematiek, die flink is en zich aangepast gedraagt. In die visie help je iemand door haar 'houvast te geven' in een gezellige leefgroep. De groep was ook meestal gezellig ... voor de meisjes die er nog waren. De sfeer was gezellig omdat de schaduwkant werd verboden en omdat de meisjes die zich niet aan de regels hielden wegliepen of weggestuurd werden. Aan de waarde van deze gezelligheid was ieder toch wel gaan twijfelen.

Vastlopers

Van alle 23 meisjes die in de onderzoeksperiode in beide groepen hadden gewoond, 

waren er nog 10 aanwezig (=43,5%). 

Slechts twee meisjes waren volgens plan en bedoeld vertrokken (=8,5%). 

Elf meisjes (=48%) waren weggestuurd, weggelopen en/of zelf vervroegd vertrokken. 

Met 11 van de 23 meisjes, 48%, was het team dus vastgelopen (Coenen 1985 p 117 e.v.). 

Voor zover dit achteraf nog was na te gaan, is bij alle andere groepen van het project het 'vastlooppercentage' tussen de 0 en de 10% geweest.

Regels

Over het methodische kernidee van het team, het belang van de regels, is elk der teamleden door een der studenten nog eens geïnterviewd. De methodische ideeën waren, samengevat:

De meisjes zijn wantrouwig van aard. Ze hebben geen regels gehad. Ze hebben het nodig te weten waar ze aan toe zijn. Regels geven hen grenzen, houvast en bescherming. Regels voorkomen chaos. Ook aan de groepsleider geven ze houvast en overzicht; ze verminderen de angst voor chaos.

Dit legitimeert de groepsleiding om haar macht en overwicht te gebruiken. Dat doet ze ook. Als nadelen van deze handelwijze worden genoemd: de onaangename machtsstrijd en het weinig persoon- of individugericht werken, hetgeen soms tegen de eigen wensen van de groepsleider in gaat. Toch schikt ieder zich uiteindelijk in het regelgeheel; deze houding wordt 'moeilijk' genoemd, maar 'een beroepshouding'.

In de loop van het project is wel twijfel opgekomen en is men iets minder stellend geworden. Bij bepaalde problemen wordt iets meer naast het meisje gestaan. Het project heeft de methodische ideeën van het team wei iets versoepeld, maar niet veranderd. 

Cyclusfase V: evaluatie

In de antwoorden op de evaluatievragen geven de deelnemers aan dat hun handelwijze wel iets, maar niet wezenlijk veranderd is. Het klimaat in beide groepen is eveneens iets, maar niet wezenlijk verbeterd. Ieder geeft aan bewuster te zijn gaan werken bij conflicten, zelf-kritischer en voorzichtiger, en meer oog te hebben voor contact en het achter het gedrag liggende gevoel. Men gaat iets soepeler en individu-gerichter met regels om.

Op de onderzoeksperiode ziet men terug als op een confrontatie met een andere denkwijze -- te confronterend, te zeer aanval en verdediging in een te hoog tempo. Bij de logboekmethode heeft men twijfels: het logboek geeft een vertekend beeld dat ook nog eens eenzijdig werd geïnterpreteerd.

Op zich zet het team we! vraagtekens bij de eigen handelwijze; om de vastloopcijfers kon ook niemand heen. Maar wat is er nu mis en in welke richting is verbetering te zoeken? Daarover werden we het niet eens. Werken met de schaduwkant? Wat maak je los? Er moeten toch grenzen zijn! Bij doorpraten hierover blijkt de visie op mens en maatschappij van de studenten en mij enerzijds en van deze praktijkwerkers anderzijds op wezenlijke punten te verschillen. 

Cyclusfase VI: methodische inzichten formuleren

Na de evaluatiezitting zijn de inzichten door de studenten en mij geformuleerd en door Anja Coenen in haar scriptie opgeschreven. Ze zijn niet meer eerst voorgelegd aan de deelnemers. Ze volgen hieronder kort geformlueerd als de antwoorden op de onderzoeksvragen.

Cyclusfase VII: methodologische inzichten formuleren

Onontkoombaar was de conclusie dat het met overtuiging aanbieden van de voorlopige methodiek en het stellend formuleren van de notities niet bevorderlijk was voor een gezamenlijk zoekproces. In de inmiddels reeds gestarte teams van de 10e en 11e deelnemende groep is hier dan ook anders mee gewerkt.

Start Omhoog