Vorige Start Omhoog Volgende  

INLEIDING

Par. 1. Inleiding in het onderwerp 

[Blz. 1]

Na schooltijd wordt de stad levendig. De kinderen zwermen uit en gaan naar huis; voor de meeste is dat hun gezin. Er zijn ook kinderen met wie de ouders het niet uithielden of die het met hun ouders niet uithielden, zij gaan naar hun pleeggezin of hun tehuis.

Een groepsleidster beschrijft dit moment in haar werk aldus:

"Om half een kwam iedereen uit school. Het begon weer bar ongezellig. Gertie, Wim en Bertje waren erg baldadig, uitgelaten en druk. Ze waren ook moeilijk aanspreekbaar. We hebben uit het vuistje gegeten in een erg onprettige sfeer. Wij wisten ook niet goed hoe we dit moesten doorbreken en we zaten ook wel een beetje met de handen in het haar."

De kinderen eten ook in groepsverband. Een andere leidster van dezelfde groep beschrijft zo'n maaltijd:

"Om half zes ging iedereen gezellig en enthousiast over het eten aan tafel. Er was een leuke sfeer en er is goed gegeten ... tot er enkele borden leeg waren en binnen de kortste keren was het weer heel rumoerig, baldadig, veel gelach. Potverdomme, wat moeilijk om dat in banen te leiden, ik kon het weer niet. Er was onderling veel 'lol'. Geen gevit op elkaar, maar elkaar meeslepen in de drukte. Het toetje verliep uitermate moeilijk en ging met de nodige knoeipartijen."

Aan het eind van haar dagverslag schrijft zij:

"Een leuke dag met veelleuke contacten, vooral tussen de kinderen onderling, behalve dus een goed halfuur aan tafel. En die momenten bepalen toch veel van mijn gevoel achteraf" 

De leidsters proberen een zo goed mogelijke sfeer te scheppen en komen daarbij voor conflicten te staan. Ze beleven die momenten als moeilijk en belangrijk. Ook wie de sfeer zo gezellig mogelijk wil houden kan voor het moment komen te staan dat de emmer overloopt. Een groepsleider van een groep van acht oudere meisjes beschrijft zo'n moment in zijn dagverslag: ,

"Na het gewoel van de feestdagen weer in de groep. Jezus Christus, wat een puinhoop in de hut! Ik wist niet waar ik moest beginnen en ik had ook geen zin om er aan te beginnen. (...) Dus ben ik maar met koken begonnen. Maar ook de afwas stond er nog. Ik begon daar dus eerst maar aan, maar voor ik het wist stond de keuken onder water. Dat het hoog water was wist ik, maar zo hoog ... De afvoer lekte als een zeef, ook al zat de stop in het gat. Tanja heeft me geholpen met opsoppen. Ondertussen waren enkele anderen buiten en binnen aan het spuiten met de brandslang. Nog meer troep dus. De emmer was al overgelopen en toen liep ik ook over." 

[Blz. 2] 

In het kader van dit onderzoek hebben meerdere groepsleiders hun verhaal verteld, onder andere over het moeilijke moment van echt kwaad worden. Hier volgen enkele uitspraken van hen.

"Zo' n conflictsituatie is beremoeilijk. Je staat er zelf ook midden in."

"Wilfred probeert me echt kwaad te maken. Hij gaat door tot dat bepaalde punt en dat wil ik niet. Ik wil niet in dat spanningsveld komen. Ik wil ' m zo snel mogelijk terug hebben naar de normale Wilfred."

"Als ik kwaad ben zit ik met m'n primitieve gevoelens. Mijn hele denken wordt dan beïnvloed door mijn boosheid. Ik ben dan bang dat ik te ver ga, onredelijk ga worden en dat wil ik niet. Later heb ik er dan spijt van."

"Bij een conflict kom ik op m'n grenzen. Dan word ik benauwd, angstig en sluit me af. Ik laat me dan niet raken en wil alleen nog maar mijn norm kwijt naar de jongen. Dan wordt het een machtsstrijd en is het contact weg."

"Soms zit ik hup op de kast en is m'n vechtlust wakker. Soms suddert het weken voort totdat ... Ineens is het dan zover dat de bom barst."

"Als ik kwaad ben verhindert mij dat om open te staan voor de ander. Ik ga dan de fout in, maar compenseer dat door andere dingen op andere momenten." 

 

Deze citaten uit het onderzoeksmateriaal geven een inleidende sfeertekening van het onderwerp van dit boek: omgaan met botsingen en conflicten door groepsleiders in tehuizen.

Par. 2. De vraagstelling 

Dit boek is het verslag van een onderzoek waarin methodiek is ontwikkeld voor het omgaan met botsingen en conflicten in de dagelijkse leefsituatie. Bij de start van het onderzoek was er een andere vraagstelling, namelijk: 'het ontwikkelen van een methodiek om het klimaat in leefgroepen van tehuizen te verbeteren' .

Kort na de start bleek dat de groepsleiding van mening was dat het verloop en de afloop van conflicten in de dagelijkse leefsituatie erg bepalend was voor de sfeer en, op den duur, het klimaat in de groep. Daarom is de vraagstelling toegespitst op het ontwikkelen van een conflicthanterings-methodiek. De onderzoeksopzet is daarbij aangepast, en we! zodat de oorspronkelijke vraag, die naar klimaatverbetering, ook beantwoord zou kunnen worden.

Voor dit verslag echter zijn beide vragen weer gesplitst om de praktische reden dat het verslag anders te omvangrijk zou worden. In dit proefschrift is het ontwikkelen en beproeven van een conflicthanterings-methodiek beschreven; daarbij wordt aan de wijze van onderzoeken veel aandacht geschonken omdat is afgeweken van de meest gebruikte . onderzoeksmethode.

De vraagstelling van dit proefschrift is:

Via welk proces is het mogelijk een methodiek te ontwikkelen die voor de groepsleiding  bruikbaar is om met botsingen en conflicten in de dagelijkse leefsituatie om te gaan en tot welke methodiek leidt dit?

Er is dus vraag naar 

een proces, het ontwikkelen, en naar 

een product, een methodiek. ;

Van de twee voornaamste begrippen in deze vraagstelling, 'conflict' en 'methodiek', wordt " nu de gebruikte werkdefinitie gegeven en toegelicht.

Onder een conflict wordt in dit onderzoek verstaan:

een gebeurtenis waarin mensen, in dit geval groepsleiders en bewoners van tehuisleefgroepen, of bewoners onderling, met elkaar botsen en waarin de daaropvolgende interactie het karakter heeft van een strijd.

In het spraakgebruik wordt het woord 'conflict' in twee betekenissen gebruikt. 

Enerzijds staat het voor verschillen in -of botsingen van belangen, wensen, normen of meningen.

Anderzijds wordt gedoeld op de strijd die daaruit voort kan vloeien. 

Uit de werkdefinitie blijkt dat het begrip 'conflict' hier in de laatste betekenis wordt gebruikt.

 

[Blz. 3] 

Een 'conflict' is: 'botsing + strijd'.

De woorden 'gebeurtenis' en 'interactie' duiden erop dat een conflict iets is dat in de tijd verloopt; het is een procesmatig gebeuren waarin mensen op elkaar reageren. De gebeurtenis 

begint met een botsing, die wordt gevolgd door 

een proces van strijdende interactie dat meestal als onaangenaam wordt beleefd. 

De gebeurtenis eindigt, al dan niet, met een oplossing van het conflict of het beëindigen van de strijd.

Nu hoeft een botsing niet per se tot strijd te leiden ofwel in een conflict uit te monden. Misschien kan men zo met botsingen omgaan dat er geen conflict van komt. Dat bleek inderdaad te kunnen. Dit inzicht is echter pas in de loop van het onderzoek naar voren gekomen. Voor het verslag van het onderzoek heeft dit de volgende consequenties: 

aanvankelijk is het woord 'conflict' ook wel gebruikt voor gebeurtenissen die eigenlijk alleen een 'botsing' waren; het onderscheid is gaandeweg beter gemaakt;

de vraagstelling was aanvankelijk die naar een conflict-hanterings-methodiek, het eindresultaat is -- onvoorzien -- een methodiek geworden voor het omgaan met botsingen in het dagelijks leven.

 

Omdat het gaat om botsingen en conflicten met en tussen bewoners in de dagelijkse leefsituatie zijn de botsingen en conflicten tussen de groepsleiders onderling niet in de werkdefinitie -- en dus niet in het onderzoek -- opgenomen.

Onder 'methodiek' wordt in dit onderzoek verstaan:

een samenhangend geheel van als juist te beargumenteren, bruikbare en vruchtbare handelwijzen die de groepsleiding in de dagelijkse leefsituatie kan kiezen, uitvoeren en verantwoorden.

Een methodiek bestaat dus uit mogelijke handelwijzen waar uit gekozen kan worden, dus uit handelwijzen en een keuze-advies. Die handelwijzen en dat keuze-advies dienen onder woorden gebracht te zijn in adequate begrippen, met behulp waarvan zinvol gesproken en gedacht kan worden over het werk. De methodiek is dan bruikbaar.

Dat denken en spreken kan vooraf, midden in de leefsituatie en achteraf gebeuren. 

Vooraf kunnen plannen gemaakt worden, 

in de situatie zelf moet snel gedacht en gekozen worden, 

achteraf kan gevraagd worden de gevolgde handelwijze te verantwoorden. In dat gesprek kan de gevolgde handelwijze ook gekritiseerd worden en daardoor ook verbeterd worden. Op dit laatste, het mogelijk verbeteren, slaat het woord 'vruchtbare', waarmee dus bedoeld is: 'in principe voor kritische toetsing en verbetering toegankelijk'. 

 

Het gaat niet alleen om 'bruikbare' en 'vruchtbare' handelwijzen, maar ook om 'als juist te beargumenteren handelwijzen'. Bij die argumentatie zullen ethische normen meespelen. Hier wordt echter vooral gedoeld op een orthopedagogische argumentatie. Bij het kiezen van een handelwijze zal de individuele groepsleider zijn eigen normen laten meespelen. Bij het ontwikkelen van een methodiek voor ' de' groepsleiding zal de juistheid vooral orthopedagogisch beargumenteerd dienen te worden.

In dit proefschrift zal de manier van onderzoeken ofwel het proces van methodiek ontwikkelen, uitgebreid beschreven worden. Het product, de ontwikkelde methodiek, zal slechts kernachtig worden weergegeven.

Par. 3. De indeling van Het onderzoek en dit verslag

DEEL I  van dit verslag 

behandelt de vraagstelling en het kader waarin gezocht is naar de beantwoording daarvan.

Hoofdstuk I bespreekt welke methodische aanwijzingen inzake conflicthantering door de groepsleiding in een beperkte literatuurstudie zijn aangetroffen. 

 

[Blz. 4 ]

Hoofdstuk II beschrijft het perspectief van waaruit het onderzoek is opgezet en uitgevoerd. Een onderzoeker immers staat niet blanco aan de start maar heeft een bagage bij zich: zijn kennis en kunde inzake het vakgebied waarin hij onderzoek verricht en zijn mensvisie. Deze bagage is niet uit te schakelen maar wordt benut en dient daarom vooraf expliciet aangegeven en verantwoord te worden, mede met behulp van verwijzing naar de literatuur. *

Hoofdstuk III stelt het methodologisch referentiekader [*] van waaruit gewerkt is aan de orde. Dit is het kader van een relatief recent type onderzoek, het handelingsonderzoek. Daarvan worden de achtergronden, de methoden en de kwaliteitscriteria beschreven aan de hand van de literatuur  

[*] Methodologie is 'onderzoekskunde'. Een referentiekader is een stelsel van ideeën of een theorie. Een 'methodologisch referentiekader' is dus het stelsel van ideeën of de theorie met behulp waarvan de manier van onderzoek doen is gekozen en kan worden verantwoord. 

DEEL II

beschrijft de veldfase van het onderzoek zoals dat heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk IV behandelt de manier waarop de eerste periode van het onderzoek is opgezet en uitgevoerd in methodologisch opzicht. In deze periode is met de teams van vier leefgroepen en vier studenten orthopedagogiek een voorlopige conflicthanterings-methodiek ontwikkeld. Na precisering van de vraagstelling wordt de wijze van methodiek ontwikkelen beschreven en toegelicht met voorbeelden uit het proces in de eerst-deelnemende groep.

Hoofdstuk V illustreert de wijze van methodiek ontwikkelen aan de hand van het proces dat " plaats vond in de tweede deelnemende groep. Zowel het proces als de zich ontwikkelende , methodiek komen aan de orde.

Hoofdstuk VI behandelt, in sterk samenvattende vorm, het proces in en de belangrijkste inhoudelijke resultaten van het derde en het vierde deelnemende team die in de eerste periode deelnamen.

Hoofdstuk VII geeft de in de eerste periode ontwikkelde voorlopige conflicthanterings-theorie en -methodiek in samengevatte vorm weer.

Hoofdstuk VIII behandelt de tweede periode van het onderzoek. In deze periode is de voorlopige conflicthanterings-methodiek beproefd door deze aan te bieden aan de teams van zeven andere leefgroepen aan wie gevraagd is met deze voorlopige methodiek te gaan ; werken. De wijze van beproeven wordt eerst in methodologisch opzicht beschreven en vervolgens geïllustreerd aan de hand van het proces zoals dat in twee van die zeven teams en groepen plaats vond, de vijfde en zesde deelnemende groepen. Daarna wordt het proces in de overige deelnemende groepen, de groepen zeven t/m elf, weergegeven met de belangrijkste resultaten daarvan.

DEEL III

doet verslag van wat er na de veldfase is gebeurd en tot welk resultaat het onderzoek geleid heeft; de derde periode van het onderzoek. 

Hoofdstuk IX beschrijft hoe de gegevens uit alle groepen nog eens nader bezien zijn. Gegevens uit meerdere groepen konden nu met elkaar vergeleken worden. Na een proces van abstraheren van de gegevens konden uiteindelijk drie aangetroffen handelwijzen bij botsingen in het dagelijks leven worden geformuleerd. Deze worden genoemd:

I GEDRAG BEHEERSEN, 
daartoe zo nodig conflicten winnen,

II PERSOON ONTMOETEN, 
daartoe zo nodig conflicten oplossen met behoud van contact, en

III CONFLICT ONTWIJKEN. 
daartoe afstand bewerkstelligen. 

 

[Blz. 5] 

Na de weergave van deze drie aangetroffen handelwijzen wordt teruggekeken naar de literatuur van hoofdstuk I. De literatuur- en praktijkgegevens worden vergeleken.

Hoofdstuk X behandelt de kernbegrippen die in de loop van het onderzoek naar voren gekomen zijn. In de derde periode zijn deze begrippen nog eens geïnspecteerd, met elkaar en met de literatuur vergeleken en uiteindelijk omschreven en beschreven.

Hoofdstuk XI geeft de ontwikkelde methodiek weer in de vorm van de drie handelwijzen en een voorkeursadvies. Dit voorkeursadvies wordt beargumenteerd. Een serie praktijkverhalen sluit dit hoofdstuk af.

Een SLOTBESCHOUWING 

beëindigt dit verslag. Daarin wordt evaluerend teruggekeken naar de manier van onderzoeken. De vruchtbaarheid van de gekozen vorm, het handelingsonderzoek, kan nu beoordeeld worden. Op de inhoudelijke kant van de methodiek wordt in een EPILOOG terug- en vooruitkijkend ingegaan.

Par. 4. Over dit verslag

1.

Dit onderzoek is, zoals bij handelingsonderzoek behoort, opgezet en uitgevoerd samen met praktijkwerkers, in dit geval voornamelijk groepsleiders. De consequentie hiervan is dat het verslag ervan niet alleen door wetenschappers, maar ook door groepsleiders gelezen dient te kunnen worden. Daarom is gestreefd naar een zo helder, eenvoudig en leesbaar mogelijk taalgebruik.

Zo nodig zijn termen uitgelegd: eenmalige termen in een noot onderaan de bladzijde [hier direct onder de tekst], termen die vaker voorkomen in een lijst op p. 324 waarin vaktermen en vreemde woorden worden uitgelegd. Om dezelfde reden zijn alle citaten uit de buitenlandse literatuur vertaald. Er zijn ook twee soorten noten: onder aan de bladzijde [hier: direct na de tekst] staan verklarende noten voor de groepsleiders, achter in het boek [hier: in de tekst of in een onderframe] staan de noten voor de wetenschappers.

Er is dus gekozen voor het schrijven van een boek en niet voor het schrijven van een proefschrift en een 'populaire versie'. Dat wil niet zeggen dat ieder alles hoeft te lezen. Aan de hand van de inleiding en samenvatting kan men per hoofdstuk bepalen wat men wel, niet of gedeeltelijk wil lezen. Met name de onderzoekstechnische gedeelten zuilen niet ieder interesseren en zuilen ook niet door ieder begrepen kunnen worden. Van die gedeeltes is een aparte 'samenvatting voor groepsleiders' gemaakt; het is dan voldoende die te lezen.

2. 

Dit proefschrift bevat niet het complete onderzoeksverslag. Volledige weergave zou de omvang te groot maken. Er was immers een dubbele vraagstelling (klimaatverbetering en conflicthantering), er is gewerkt in drie perioden, met teams van elf leefgroepen en er hebben acht doctoraalstudenten intensief meegewerkt. Voor dit proefschrift zijn de volgende keuzen gemaakt:

a. de beperking tot de vraag naar het omgaan met botsingen en conflicten;

b. het uitgebreid beschrijven van de onderzoeksmethode en het kernachtig weergeven van het resultaat;

c. het illustreren van het onderzoeksproces aan de hand van het werk in drie van de elf leefgroepen, namelijk die drie groepen die niet door studenten in hun scripties zijn beschreven. Te bestemder plaatse zal naar deze scripties worden verwezen.

 

3.

Voor 'groepsleider, groepsleidster, groepsopvoeder, groepsopvoedster, groepswerker en groepswerkster' zijn ter wille van de leesbaarheid de meest gangbare woorden 'groepsleider' en 'groepsleiding' gebruikt.

4.

Alle namen, zowel van groepen als van personen, zijn schuilnamen, behalve die van de studenten die aan dit onderzoek hebben deelgenomen.  

 Vorige Start Omhoog Volgende