Wat is precies de vraag?

Start Omhoog Volgende

Waar hebben we het over? 
Waarom een vraag? 
Wet en moraal 
Wetenschap en moraal 
De twee vragen van dit essay 

Waar hebben we het over?

Als iemand van hard rijden houdt, dan is hij nog geen wegpiraat. Als iemand houdt van bezit verzamelen, dan is hij nog geen vrek. Als een man van vrouwen houdt, dan is hij nog geen verkrachter. Noemt men zo iemand wel zo, dan maakt men twee fouten:

Men neemt meteen de overdreven en asociale uiting van een gevoel en

men verklaart dat tot de identiteit van een persoon.

 

Als het pedofiele gevoelens aangaat, worden precies deze twee fouten gemaakt:

Men stelt een gevoel meteen gelijk aan een ongewenste vorm van gedrag en

men verklaart dit tot de identiteit en beziet de persoon alleen van daaruit.

 

Daarom spreek ik alleen van pedofiele gevoelens en niet van 'pedofilie' of 'pedofiel(en)'. Ik leg dit uitvoeriger uit in mijn achtergrondartikel bij mijn lezing 'Hoe help je mensen met pedofiele gevoelens?'

Wie het woord 'pedofilie' wel wil gebruiken, mag dit niet gelijk stellen aan seksueel contact met kinderen of aan seksueel misbruik van kinderen, net zo min als men heterofilie gelijk mag stellen aan seksueel contact of met seksueel misbruik - of het verlangen naar een biertje aan dronkenschap of alcoholmisbruik, dan wel het verlangen naar een jointje aan criminaliteit. Men dient onderscheid te maken tussen gevoel en gedrag en binnen het gedrag tussen aanvaardbaar en niet aanvaardbaar gedrag.

Waarom een vraag?

De vraag 'Waarom zijn er pedofiele gevoelens' is op zich heel eenvoudig te beantwoorden: omdat kinderen universeel aantrekkelijk zijn. Dit geldt voor alle zoogdieren en zo ook voor de mens.

 

En dat erotische aspect dan? 
Ik schat dat dit voor minstens een derde van de bevolking aanwezig is, zij het niet altijd bewust en zeker niet altijd in gedrag geuit. 

Prinses Margriet kijkt vertederd toe terwijl haar tienjarige zoon prins Floris wordt omarmd door Steve Dudson, de president van het Koninklijk Canadees Legioen

 
Ik baseer deze schatting op het onderzoek van Nagayama Hall e.a. Meer dan 25% van de mannen reageerde met opwinding op beelden van jonge meisjes. Voeg hier de vrouwen en beelden van jonge jongens aan toe en je komt heel wat hoger uit.

 

Voor iets wat minstens een derde van de bevolking geldt, hoef je niet per se te vragen waar dat dan vandaan komt. Het is gewoon een variant van wat er zoal is, een algemeen menselijk gegeven. Niemand stelt zich die vraag bij heterofiele gevoelens of bij verlangens naar bezit, macht, eer of roem.

De vraag naar het 'waarom?' is niet eens zo van belang. Iets dat er is, nu ja, dat is er. Veel belangrijker is de vraag 'Hoe leef ik er goed mee?' Die vraag geldt voor alle verlangens: die naar alcohol of zoetigheid, vlees of vet eten, naar spanning en winnen, naar snelheid, seks, bezit, macht, eer of roem.

 

Toch wordt de vraag naar het waarom bij pedofiele gevoelens juist altijd wel gesteld. Dit komt omdat onze samenleving niet goed raad weet met deze gevoelens. Ze worden ongewenst verklaard en ontkend. Ze blijven veelal onbewust en worden collectief naar de schaduwkant verbannen, naar de collectieve schaduwkant dus. Ze worden van daaruit geprojecteerd op mensen die dan een minderheid worden en die apart gesteld worden: onze vorm van apartheid.

Dit heeft nogal ingrijpende gevolgen voor wie deze gevoelens bewust in zijn ziel bespeurt en ze niet uit de weg gaat maar erkent. De vraag naar het waarom dringt zich dan als vanzelf op, terwijl de vraag hoe er mee goed te leven onontkoombaar wordt.

Wet en moraal

Wij Nederlanders heten een tolerant volk te zijn. Dit zit 'm in onze geschiedenis. Ik weet niet of het helemaal letterlijk historisch juist is, maar men kan het volgende als voorbeeld overal in de geschiedenis en overal ter wereld aantreffen.

Toen de politieke en militaire macht bij de katholieken lag, was het wettelijk verboden om protestant te zijn. Toen de macht overging naar de protestanten, was het wettelijk verboden om katholiek te zijn. Men ging ondergronds in schuilkerken. Tijdens regiem A zouden dus degenen die dat steunen goed zijn en die het bestrijden of er simpelweg anders over denken slecht. De macht wisselt en bij regiem B is het precies andersom. We zagen dit kort geleden nog in Afganistan gebeuren.

Wat in een wet staat is dus juridisch en politiek verboden, maar daarmee nog niet moreel slecht. Soms is het moreel juister om zich tegen wetten te verzetten. Hier zijn heel wat mensen later zelfs heilig voor verklaard. Neem maar Nelson Mandela als moderne heilige, nu daar toch vraag naar is.

Met seks is het niet anders. Homoseksualiteit is nu nog in sommige landen illegaal - maar daarom nog niet moreel slecht. Hetzelfde geldt voor bepaalde uitingen van heteroseksualiteit, bijvoorbeeld voor het zich aantrekkelijk kleden door vrouwen. Wat betreft pedoseksualiteit is een contact tussen een 21-jarige en een 15 jarige in het ene land een zwaar misdrijf en in het andere helemaal niet. De grens tussen 'goed' en 'slecht' ligt bij een betrekkelijk willekeurig en in elk land weer anders gekozen verjaardagsdatum. Gisteren een misdrijf, vandaan ineens niet. Zo werken wettelijke grenzen nu eenmaal.

Men kan dus niet zeggen dat wat bij wet verboden is daarom ook moreel slecht is. Het is wettelijk toegestaan een dier te doden en op te eten of diens vacht als jas te gebruiken, maar of dit moreel nu zo juist is, dat betwijfel ik dan weer. Vervoer en gebruik van alcohol is toegestaan, dat van hasj niet, terwijl alcohol veel gevaarlijker is dan hasj. Men kan niet zeggen dat iets moreel slecht is omdat het wettelijk verboden is, noch dat het goed is omdat het wettelijk is toegestaan.

Over wat moreel goed of slecht is, daarover zal men apart moeten nadenken en er de ethische argumenten voor moeten geven.

Wetenschap en moraal

Wetenschap mag en moet zich wel met morele vragen bezighouden, mits men twee typen vragen weet te onderscheiden. De vraag naar hoe iets is, is een andere dan hoe iets zou moeten zijn. Beide vragen vergen een ander type onderzoek en een ander type discussie die men niet met elkaar moet verwarren. Ik baseer mij hier op de kernbegrippen communicatief handelen en discours van Habermas, zoals ons verteld door Kunneman.

Dit verhaal moet ook eens verteld worden, maar het is al verteld in mijn artikel Wetenschap en Moraal en in mijn proefschrift (Gieles 1992, pp 43 t/m 51, i.h.b. het schema op p. 50). We concentreren ons hier op andere vragen.

De twee vragen van dit essay

Daarom zijn de twee vragen van dit essay:

Waar komen deze gevoelens vandaan?

Hoe kun je er goed mee leven in deze maatschappij hier & nu?

 

Om de eerste vraag te beantwoorden moet je nadenken, en denken doe je met behulp van manieren van denken, met modellen. We zagen al dat vragen naar objectieve waarheid, morele juistheid en wettelijke aanvaardbaarheid geheel verschillende typen vragen zijn die geheel verschillende manieren van denken ofwel verschillende modellen vragen.

Daarom gaan we eerst eens kijken welke modellen er zoal zijn en welke er wel of niet gebruikt zijn om dit type vraag te beantwoorden.
 

Start Omhoog Volgende