Wat ik herken uit de literatuur

Vorige Start Omhoog Volgende

Griezelig veel!

Het ontstaan 
Het voortzetten 
De crises 
De doorbraak 
Twee documenten 

Het ontstaan

Cumulatieve trauma's, die waren er wel. In de couveuse werd ik, een zwakke boreling, al direct gescheiden van de moederfiguur - het standaardvoorbeeld in de literatuur. Longontsteking, ooroperatie, oorlog, hongersnood, bombardementen, vlucht - best wel een cumulatief trauma. Ik wilde niet eten, herinner ik mij en bevestigde mijn moeder mij later. Dit wijst op een vroeg-kinderlijke depressie. 

Hoewel ik altijd gezegd heb dat ik daardoor juist sterk ben geworden, lijkt me dit nu toch een nogal narcistische bewering, een verbergen van de feitelijke zwakte. Dit kan dit wel eens de façade zijn, achter welke ik al heel jong de moed had opgegeven, nee gezegd heb tegen het leven.

Inderdaad sprak ik, zoals Symington dit beschrijft, op afstandelijke wijze over de feiten uit mijn jonge jeugd. Ze waren niet als trauma te herkennen, ook niet voor mijzelf. Ook over de traumata van anderen, in mijn werk, sprak ik vooral verstandelijk. Het waren anderen die mij hierop attent maakten, waaronder mijn dochter, van wie ik nog wel eens iets aan wil nemen. Ik merkte zelf dat dit is gaan veranderen in de loop van het therapie proces.


"Het uiteindelijke inzicht wordt [...] niet verkregen door een methodische behandelingswijze die algemene geldigheid heeft, maar door een persoonlijke confrontatie, waarin de waarheid gezegd en gehoord wordt."

Korteweg e.a., 1996, p. 123
.

Dan was er nog dat kleine Oediprinsje van zijn moeder, die de vaderfiguur nog wel niet vermoordde, maar toch wel heel jong als vader afschafte en verder bestreed of ontweek. Ik vond het gruwelijk toen ik als jong kind ontdekte dan mijn geliefde moeder naast deze man moest slapen. Ik snapte niet hoe zij dat uithield: dit is het afwijzen van het leven-gevende samenslapen, het afwijzen van het leven en, onbewust, het blokkeren van mijn mannelijkheid. Oedipale toestanden, maar daar ging dus al e.e.a. aan vooraf. Zo bezien was er eerst het narcisme, dat mij vervolgens gevangen hield in de oedipale driehoek - niet andersom dus. Narcisme dus als pre-oedipaal probleem dat vervolgens ongunstig doorwerkt in de oedipale toestanden, hetgeen op zijn beurt herstel en ontwikkeling alleen maar weer moeilijker maakt.

Het voortzetten

Mijn gevoel van eenzaamheid, ondanks het grote gezin waarin we als sardientjes in een blikje (een droombeeld) op elkaars lip zaten; de onbereikbaarheid (naar mijn gevoel, ook in droombeelden) van de ouders. Mijn zelfgekozen splendid isolation: de afstandelijke, de observerende stille grijze muis. Mijn vitaliteit, mijn innerlijke lifegiver, had ik al lang ingeleverd. Ik had zelf mijn eigen vitaliteit gedood, zoals ik wilde doen met de stormvogel uit mijn droom. Maar de sterke vogel overleefde en gaf daarna leven-gevend voedsel - hij was een lifegiver wiens geschenk ik toen (in mijn droom nog steeds) wel aanvaardde. Door mijzelf verdrongen of, projecterend op mijn vader, door hem gestolen vitaliteit was een cruciaal punt cruciaal in mijn hele zoekweg: de lifegiver? 

Als tiener fantaseerde ik mij een keizerrijk met een uiteraard overwinnende keizer en alleen maar tevreden onderdanen. Ik had wel vrienden, maar ik kon de gewenste vitale vriendjes niet bereiken en hield de meer afstandelijke vrienden over. Deze waren kunstenaars en jeugdleiders in de dop.

Als jeugdleider voelde ik mij helemaal op mijn plek: de gevierde en beminde leider. Om mij heen zag ik in de kinderen mijn verdrongen (of: geweigerde), maar nu geprojecteerde vitaliteit. Precies wat Symington zegt. Later: de gewaardeerde orthopedagoog, bewonderd door de groepsleiding. Ja ja, een mooi altruïstisch beroep en leven dus... dat het onderliggende egocentrisme mooi bedekt en onzichtbaar houdt.

Gelukkig is het wel gelukt het leven door te geven, zij het in een moeizaam verlopend huwelijk. Ik had innerlijk nogal moeite met de leven-brengende seksualiteit tussen man en vrouw. 

De crises

Net zo min als Cassius leerde ik van de crisis van mijn echtscheiding, noch ook van de crisis van de ziekenhuisopname in 1988. Wel vermeldde ik in die jaren een gevoel van dubbelheid dat ik niet kon thuisbrengen. Deze dubbelheid staat precies in de literatuur beschreven als de opgetreden splitsing van het ego, welke splitsing niet bewust mag worden.

Pas in 1996 begon er een doorbraak te schemeren. Er begon een crisis en er roerde zich in een droom een opgesloten boze olifant in mijn kelder. In 1997 was de crisis zo hevig dat er ook iets doorbrak: mijn verdediging en mijn zelfbeeld was aan diggelen, van de façade bleef niets over. De deken werd weggetrokken en ik moest het ik gaan zien dat daar onder lag. 

Toen kwam de oorspronkelijke pijn, de oersoep, naar boven en toen moest ik die gaan voelen. Inderdaad, een gevoel van fundamentele onzekerheid en onveiligheid was een belangrijk ingrediënt van deze soep. Zo ook het gevoel beroofd te zijn (van de moederfiguur: het eerste trauma). Dit herbeleven was pijnlijk, maar pas daarna kwam er ruimte en gevoel van bevrijding uit de cocon. Inderdaad was daar een crisis voor nodig en zelfs een forse.

Inderdaad: de pijnstiller uit mijn oersoep genas niet maar verdoofde slechts en hield zo het probleem in stand, moet ik nu erkennen. Pas een pijnlijke crisis en het afdalen naar de bodem van de put bracht echt iets op gang. Precies wat Symington zegt.

De doorbraak

Geheel in overeenstemming met het gelezene kwam de doorbraak door louter en alleen te gaan erkennen dat er iets mis was, zonder nog te kunnen benoemen wat dat dan precies was. Deze erkenning is cruciaal in het helingsproces (het weer heel worden), zo lazen we al. Die erkenning en de keuze om uit de cocon te kruipen gebeurde inderdaad in dromen, dus op onbewust vlak en in analoge taal, maar wel degelijk vanuit een diepere laag van de eigen ziel. 

Zo'n doorbraak is als het maken van een sprong in het ongewisse - de rivier van Cassius overvaren zonder terug te kunnen, de sprong naar de puberteit of adolescentie te maken zonder terug te kunnen. Erg herkenbaar vanuit mijn dromen, waarin vaak zo'n sprong over de rivier voorkwam, een sprong die ik in mijn dromen maar niet kon maken. 

Of wel? 

Misschien is, juist door mij bewust te worden van het feit dat ik die sprong niet waagde respectievelijk weer terugging over de brug en dit feit te accepteren, de sprong al gemaakt.

Zo droomde ik over een stormvogel, een dier dat weet te overleven op de Zuidpool, zo had ik gelezen in de NRC. Een dier dus met levenskracht in zich. Het overleefde in mijn droom een aanslag, nota bene een door mijzelf, en bleek daarna een zak met voedsel onder zich te hebben, leven-gevend voedsel, vitaliteit.
Misschien is die sprong toen wel gemaakt, het accepteren van de lifegiver.

In het begin heb ik verteld hoe degene die de diagnose 'narcisme' wordt aangewreven, in een paradox terecht komt: hoe meer dit ontkend wordt, des te meer ziet de diagnosticus het bevestigd. 
Nu blijkt ook de uitweg uit een paradox te bestaan, de therapeutische ofwel genezende paradox: naarmate je erkent dat er iets mis is, is er minder mis met je. 

Sheldon Kopp (1996) licht dit toe met aan de hand van de Divina Comedia van Dante. Deze moet ontdekken dat "de tocht naar de hemelse gewesten door de hel leidt. Als we het kwaad in onszelf erkennen, hoeven we niet meer bang te zijn dat het met ons de spuigaten uitloopt." Hij geeft dan een verhelderend voorbeeld:

 "Een cliënt komt in therapie en klaagt dat hij niet goed met andere mensen op kan schieten. Om de een of andere reden zegt hij steeds precies het verkeerde en kwetst hij daarmee anderen. Hij is eigenlijk een ontzettend aardige vent, hij zit alleen met dit uit de hand gelopen, neurotische probleem.
Wat hij niet wil weten is dat zijn 'onbewuste vijandigheid' niet het probleem is, maar juist de oplossing. Hij is helemaal geen aardige vent, hij is een schoft die anderen opzettelijk kwetst en intussen maar blijft beweren dat hij toch zo'n aardige kerel is. Als de therapeut hem naar de hel van zijn ziel kan leiden, is de kans nog niet verkeken. [...] We kunnen pas iets in onszelf veranderen als we het hebben aanvaard. Jung wijst erop dat 'de patiënt niet moet leren hoe hij van zijn neurose afkomt, maar hoe hij er mee moet leren omgaan'." 

Twee documenten

Net had ik deze hele zoekweg, inclusief dit verslag, doorlopen, toen ik twee oude documenten vond die het bovenstaande redelijkerwijs objectief bevestigen. Het ene is een beroepskeuzeadvies uit 1960, het andere een soortgelijk advies van 1962 toen ik in militaire dienst was. 

Nu ik het voorgaande allemaal meegemaakt, gelezen en geschreven heb, herken ik er de narcistische elementen in - nu pas. Ik heb deze documenten wel eens eerder ingezien en ik verbaas me er nu over dat ik die narcistische kenmerken daarin nooit gezien heb. Hier zie je weer eens dat narcisme als kenmerk heeft dat het zichzelf niet kan zien zonder te verdwijnen. Het wil niet verdwijnen, dus ziet het zichzelf niet. Dit manco aan zelfkennis is in de literatuur herhaaldelijk vermeld. In die twee documenten is vrijwel letterlijk terug te vinden wat de (deels latere) literatuur vermeld heeft, maar ik heb dit in al die jaren kennelijk niet willen zien.

Ja, nu zie en herken en erken ik het en het vreemde met het narcisme is dat, zodra je het ziet, herkent en erkent, het afbrokkelt en verdwijnt als het spiegelbeeld zodra je het als spiegelbeeld herkent en het water beroert. Nu ja, beter laat dan nooit, lijkt mij.


"Een crisis vraagt het uiterste aan discipline. En wie zo'n periode positief is doorgekomen, kijkt terug met een typische mengeling van trots en dankbaarheid. Trots, omdat hij niet al te vaak in zijn persoonlijke valkuilen is gevallen. Dankbaarheid, omdat het een wonder is dat hij het gehaald heeft en hij het zonder hulp niet gered zou hebben."
Korteweg e.a. 1996, p. 16
 

Vorige Start Omhoog Volgende