De oorspronkelijke mythen

Vorige Start Omhoog Volgende

Mythen 
Narcissus 
Cassius 
Daedalus en Ikarus 
Wat ik in de mythen herken

Mythen 

Mythen, en zeker de Griekse mythologie, vormen de basis van onze cultuur en religie. Ze bevatten de meest fundamentele, archetypische aspecten van de mens en spreken hierover in analoge taal. Daarom zijn ze altijd het lezen en doorgronden waard. Niet alleen dus omdat psychiaters de mythe van Narcissus hebben gebruikt om een stoornis mee aan te duiden. De verhalen hebben hun eigen intrinsieke waarde.

"De mythe is het verhaal waarin we onszelf vinden als tot ons doordringt dat ons leven vorm krijgt door verhalen. [...] De diepste laag van de persoonlijke mythe berust [..] daarop dat we allemaal mens zijn. We bevinden ons altijd in een mythe [...]. We kunnen er nu en dan een glimp van opvangen en komen dan tot een grote mate van bewustzijn van onszelf [...] Het kennen van de verhalen die ons motiveren biedt ons een grote mate van vrijheid."
Thomas Moore, 2001, p. 144.

'Als we spreken over het innerlijk leven van de mens, dan spreken we over iets onbekends. De categorieën tijd en ruimte die tot de drie-dimensionale wereld behoren zijn hier niet geschikt en dus maken we mythen die ons naar begrip kunnen leiden. Het feit dat het mythen zijn maakt ze nog niet onwaar - het betekent alleen dat de in analoge taal spreken. Mythen zijn onze manier van spreken over een werkelijkheid die we niet direct kunnen kennen. "
Neville Symington, 1993, p 42. 

Narcissus

Narcissus was de zoon van de riviergod Cephisus en de blauwe nimf Leiriope. Zijn ouders raadpleegden eens de beroemde ziener Teiresias, bekend van de Ilias en de Odyssee, of hun zoon een lang leven beschikt was. De blinde ziener - een klassieke tegenstelling: blind in aardse zin, maar ziener in spirituele zin - antwoordde dat hem een hoge ouderdom beschikt was, tenzij hij (in de ene vertaling:) ooit zijn eigen gestalte zou aanschouwen, ofwel (in een andere vertaling:) zichzelf zou leren kennen. Lees hier: zijn werkelijke zelf zou leren kennen. Dit zou dan dodelijk zijn.

Op Narcissus, zo gaat het verhaal verder, zou werkelijk iedereen verliefd worden, zo mooi was hij al als kind en toen hij zestien jaar was was zijn pad bezaaid met geweigerde minnaars van beide seksen. Hij had namelijk een onverzettelijke trots ontwikkeld op zijn eigen schoonheid.

Een van die minnaars was de nimf Echo. Dit was een babbeltante en zo had zij eens de koningin der goden Hera opgehouden en teleurgesteld. Daarom legde Hera haar als straf op dat zij voortaan geen eigen gedachten meer kon voortbrengen, maar steeds weer de woorden van anderen zou herhalen.

Op een dag, toen Narcissus op hertenjacht was, volgde zij hem stilletjes in het padenloze woud, verlangend hem aan te spreken, maar onmachtig het eerst te spreken. Tenslotte merkte Narcissus dat hij verdwaald was en zijn makkers kwijt was.
 

Hij riep: "Is er iemand hier?"

Echo antwoordde: "Hier!"

Narc.: "Kom dan!"

Echo: "Kom dan!"

Narc.: "Waarom laat je je niet zien?"

Echo: "Waarom laat je je niet zien?"

Narc.: "Laten we hier bij elkaar komen!"

Echo: "Laten we hier bij elkaar komen!"

 Daar kwam Echo tevoorschijn uit haar schuilplaats en wilde Narcissus omarmen. Deze echter duwde haar ruw van zich af en rende weg, roepend: "Ik zal eerder sterven dan dat ik bij u lig!" "Dat ik bij u lig!" antwoordde Echo. Maar Narcissus was al weg.

Echo bleef treuren en kwijnde weg in haar nauwe en diepe dal, liefde en stervelingen mijdend tot zij ooit haar stem terug zou krijgen. Zij riep de wraakgodin Nemesis ter hulp.



Narcissus
Schilderij van Olga Tobreloets

Er is echter een andere lezing die, gezien de mannelijke minnaar die er in voorkomt, niet aan ons als middelbare scholieren werd toevertrouwd. Het is niet erg logisch dat iemand die geen eigen stem meer heeft een godin ter hulp kan roepen. De andere versie moet een juistere zijn.

Volgens die lezing was het Armeinius, naar wie een rivier genoemd is, een zijrivier van de Helison die uitstroomt in de Alpheius,  die de godin Artemis om wraak vroeg. Armeinius was de meest volhardende mannelijke minnaar van Narcissus. Narcissus weigerde echter zijn liefde en zond hem een zwaard. Het teken begrijpend, doodde Armeinius hiermee zichzelf op de drempel van Narcissus's huis, terwijl hij Artemis aanriep om wraak te nemen.

Hoe dan ook, een godin nam inderdaad wraak: zij liet Narcissus verliefd worden, zonder hem de geneugten der liefde te laten ervaren.

Narcissus kwam eens op een warme dag in Donacon in Thespia aan bij een bron. Deze bron was helder als zilver. Nooit had er vee of een wild dier en zelfs geen vogel uit gedronken; zelfs van de bomen erboven was er nooit een druppel ingevallen, zo glad en helder als een spiegel was die bron. Narcissus legde zich neer op de grasrijke oever om zijn dorst te lessen. Maar daar zag hij in de bron zo'n mooie jongen dat hij op slag verliefd werd. Ja, hij werd verliefd, voor het eerst in zijn leven, maar wel op zijn eigen spiegelbeeld.

Wederom zijn er nu twee versies van het verhaal. In de ene probeert hij de mooie jongen te omarmen en te kussen. Maar hij greep slechts koud water en een ijle schaduw, zo vertelt het verhaal, en hij verdronk jammerlijk. Echo kwijnde letterlijk weg en verschrompelde tot dor gebeente. Dit verhardde tenslotte tot een rots die enkel gesproken woorden kon weerkaatsen.

De andere versie vertelt iets meer en oogt daarom authentieker.

Ook hier probeert hij de jongen te omarmen en te kussen, maar nu sterft hij nog niet: hij ziet de rimpeling in het water en heeft dan in de gaten dat hij zijn eigen spiegelbeeld zag. Hier moest hij eens even over nadenken. Uren lang lag hij in verrukking te kijken naar het spiegelbeeld in de bron. Hoe mooi!
Maar in die uren drong er ook een besef tot hem door. Denk aan de twee versies van de voorspelling van de blinde ziener Theiresias: hij zag zijn eigen gestalte, maar nu doorzag hij ook zichzelf. Hij leerde zichzelf kennen - en volgens de ziener zou dit tot zijn dood leiden.
Dit besef drong tot hem door: hoe kon hij het verdragen dat hij deze schoonheid bezat en gelijktijdig deze niet tot zijn geliefde, zijn geliefd bezit kon maken? Verdriet greep hem aan en maakte hem bijna kapot. Toch bleef hij (ik vertaal hier mijn Engelse bron zo nauwkeurig mogelijk:) genieten van zijn kwelling, wetend dat op zijn minst zijn andere ik (het spiegelbeeld) hem trouw zou blijven, wat er ook zou gebeuren. Zo bleef hij maar staren, uitroepend "Helaas! Helaas!"

Echo nu, had Narcissus niet vergeven, maar toch had zij medelijden met hem. Zij ging hem uit zijn lijden verlossen. Terwijl zij antwoordde met "Helaas! Helaas!" stak zij hem een dolk door de borst. "O jonkheid, vergeefs bemind, vaarwel, vaarwel!" waren Narcissus' laatste woorden. De nimf antwoordde: "O jonkheid, vergeefs bemind, vaarwel, vaarwel!"

Zijn bloed drenkte nu de aarde en daaruit ontsproot een witte bloem met een rode krans: de narcis.

[Bronnen: diverse boeken en lexicons inzake de Griekse mythologie.]

Cassius

De jonge man Cassius was verdwaald in de binnenlanden, hij kon de weg naar de bewoonde wereld niet meer terugvinden. Hij vreesde al te moeten sterven, toen hij bij een open plek in het bos aankwam. Rondom waren bomen beladen met heerlijke vruchten en er was een bron met mooi helder stromend water. Hier was hij zo tevreden mee dat hij het plan opgaf om de weg naar de bewoonde wereld terug te vinden. Hij bracht zijn dagen door door daar rond te wandelen, te eten, te drinken en dan te gaan slapen.

Zodra hij een vrucht van een boom at, groeide er een nieuwe aan.  Ook seksueel was hij tevreden: zodra er behoefte in hem opkwam, verscheen er een nimf en deze knuffelde en vree met hem op alle plekken die hem maar plezier gaven. Dan viel hij in slaap en de nimf verdween weer. De nimf diende hem ook in andere opzichten. Als hij naar muziek verlangde, speelde zij muziek op een veelheid van instrumenten. Als hij wilde lezen, las de nimf hem voor terwijl hij op een koele plek lag. Hij bracht zijn dagen door in zalig nietsdoen en geloofde dat hij de gelukkigste mens ter wereld was.

Toen hij daar zo een jaar geleefd had, werd hij op een ochtend wakker met hoofdpijn. Ook de nimf kon hem niet helpen. Hij begon een vreemde onrust te voelen. Hij kon niet begrijpen wat hij nu wilde. Hij wandelde rond, at van het fruit en dronk van het heldere water, maar hij was niet tevreden. Pas toen hij wilde gaan slapen besefte hij dat hij een vriend of vriendin zocht.

Nu had hij het verhaal van Narcissus gehoord en zo ging hij de volgende ochtend naar de bron en keek naar zijn spiegelbeeld in het water. Toch bleef hij zich eenzaam voelen. Hij riep ook in het rond in de hoop een echo te horen, maar ook dit gaf hem geen troost. Toen hij de volgende dag wakker werd, besloot hij van de plek weg te lopen en net zo lang te blijven lopen tot hij iemand zou tegenkomen. "Ik verveel me met mezelf" zei hij.

Hij liep en liep tot hij aan een brede rivier kwam en daar zag hij een meisje in een roeiboot. Hij riep haar en vroeg haar naar haar naam.

"Mijn naam is Miriam", riep zij terug.

"Kom alstublieft naar mij," riep hij. Het meisje roeide naar hem toe.

"Neem mij mee in uw boot," smeekte hij, "ik wil uw vriend zijn".

"Ik woon ver van hier in een tuin die ik met veel inspanning helemaal zelf heb aangelegd. Ik heb een geul gegraven van deze rivier om de tuin water te geven. Elke dag sta ik vroeg op en gooi mest op de dorre grond. Ik spit en plant zaden en oogst de tarwe, ik dors het en maal het tot meel. Elke dag bak ik een brood. Ik kweek fruitbomen. Ik heb een viool gemaakt van het hout van een kastanjeboom, de snaren maakte ik van hennep gedrenkt in hars. Ik speel viool als ik de tuin verzorgd heb. Dan, in de middag, ga ik aan een tafeltje zitten in het huisje dat ik gemaakt heb en dan schrijf ik mijn boek. 's Avonds kook ik mijzelf een maaltijd."

"Laat mij u vergezellen", zei Cassius.

"Ik heb zo hard gewerkt om die tuin aan te leggen," antwoordde Miriam, "ik laat u alleen toe als u mij een kind geeft."

"Ik wil u best een kind geven", zei Cassius.

"Als ik dan voor de baby zorg, zult u vroeg op moeten staan en dan zult u de grond moeten bewerken en het brood moeten bakken; u kunt op de viool spelen terwijl ik de baby voed."

"Dat kan ik allemaal doen", zei Cassius joviaal.

"Nog een ding moet ik u vertellen," zei Miriam. "Het is de wet van de binnenlanden. Als ik u met mijn boot naar de overkant heb gebracht, zal ik de boot verbranden; nooit zult u terug kunnen keren naar uw open plek, die zult u voor altijd moeten missen."

Hier keek Cassius niet blij van op. Hij fronste en riep zijn nimf op. "Waarom zou u dat willen?" vroeg de nimf. "Ik kan u alles geven dat zij u kan geven. Als u muziek wenst, dan maak ik het voor u. Als u seks wilt, dan zorg ik er voor. Als u een mooi verhaal wilt, dan lees ik het u voor met klankvolle stem. Als u voedsel wilt, is er een weelderige overvloed van op de open plek."

De nimf nam hem mee naar de open plek en liet hem alles zien wat hij zou verliezen. De nimf was listig. "U kunt alles hebben wat zij u aanbiedt zonder deze plek te hoeven verlaten en zonder de rivier over te steken. Ik zal het u tonen." De nimf wreef zijn gehele lichaam in met welriekende olie en zei: "Wel, welke naam u ook noemt, het mooiste gezelschap zal naar u toekomen."

Cassius dacht een ogenblik na. Hij wilde "Miriam!" roepen, maar het woord kwam niet over zijn lippen. In plaats daarvan klonk er "Marian!" uit zijn mond. Onmiddellijk verscheen er een mooi meisje dat hem steeds bleef vergezellen.

Zo leefde hij een jaar op de open plek met Marian, maar op een ochtend werd hij wakker en merkte hij dat zij verdwenen was. Pas toen dacht hij terug aan Miriam. Hij rende naar de rivier waar hij haar in haar boot had gezien en riep haar. Daar kwam Miriam al in haar boot, maar zij zei dat het nu te laat was. Zij had een andere man gevonden en had nu een kind.

Cassius liep direct naar de bron en verdronk zichzelf.

Ontleend aan R. Graves, The Greek Myths, Vol 1, Harmondsworth, Middlesex, Penguin, 1960. Vertaling door mij.

Daedalus en Ikarus

Ook deze mythe wordt in verband gebracht met het narcisme. Daedalus was een bekwaam uitvinder in Athene. Zijn leerling Tallus echter was ook erg slim; deze vond de zaag en de passer uit. Daedalus werd hierdoor zo jaloers op die hoogvlieger Tallus, dat hij deze van een rots omlaag het ravijn in wierp. Pallas Athene echter veranderde Tallus in een patrijs, de vogel die laag vliegt en op de grond nestelt. 

Daedalus werd hiervoor ter dood veroordeeld, maar wist met zijn zoon Ikarus te vluchten naar Kreta. Daar bouwde hij voor de vorst Minos het labyrint waarin de Minotaurus werd opgesloten. Theseus echter doodde de Minotaurus, geholpen door Ariadne die hem een draad gegeven had om de weg in het labyrint niet kwijt te raken. Koning Minos verdacht Daedalus ervan hieraan te hebben meegewerkt. 

Het werd een fikse ruzie tussen Minos en Daedalus en weer ging het mis met deze hoogvlieger: hij beledigde de koning en werd zelf met zijn zoon in het labyrint gevangen gezet. Daedalus echter had het labyrint zelf gebouwd en had een geheime opening gemaakt die alleen hij wist te vinden. Volgens andere lezingen zaten vader en zoon gevangen in een toren. Er omheen was een groot water.
 

Nu maakte Daedalus voor zichzelf en zijn zoon vleugels van vogelveren. Daedalus waarschuwde zijn zoon vooral niet te hoog te vliegen omdat dan de zon de was waarmee de vleugels bevestigd waren zou smelten. Ikarus echter vloog toch te hoog en zijn vader moest jammerlijk toezien hoe zijn zoon in de Ikarische zee stortte.

Wat ik in de mythen herken 

Cruciaal is de voorspelling van de blinde ziener. Hij had het goed gezien: zodra Narcissus zich bewust wordt van zijn eigen narcisme dat zozeer zijn persoonlijkheid bepaalt, is hij 'weg'. Zelf heb ik dit meegemaakt - en dit later ook gelezen: zodra ik de aanwezigheid van narcistische trekken in mijzelf zag en erkende, begonnen ze als vanzelf af te brokkelen. De inspanning zat 'm niet in het weghalen van het narcistische vernis, maar in het erkennen ervan in eerste instantie en daarna in het onder ogen zien wat er daaronder aan schaduw tevoorschijn kwam. 

In deze verhalen staat de eenzaamheid van de mythische figuren centraal. Ook dit herken ik wel, althans nadat ik mijn nare gevoel van eenzaamheid in het grote gezin niet meer had verdrongen maar de ruimte gaf en erkende. Ik schrijf: mijn nare gevoel van eenzaamheid, want dit is de verdrongen kant van het gevoel. Destijds koos ik zelf voor een splendid isolation in het grote gezin. Ik trok mij gaarne terug: als stille muis al heel jong in de huiskamer, bijvoorbeeld onder de tafel; later op mijn plekje op de grote zolder, in de kerk; nog weer later toen ik (vanaf mijn dertiende jaar) een eigen bed en kamer had, op mijn kamer. Ik leefde daar eigenlijk. Ik was beneden om ma te helpen, maar zodra pa de sleutel in het slot stak om thuis te komen, was ik al boven - voor de zekerheid vaak al voordien. 's Morgens het omgekeerde: ik stond liever erg vroeg op, stak de kachels aan, zette de pap erop en ging naar de kerk, liever dan mijn bloedeigen vader tegen te komen als hij zich in de keuken zou gaan scheren. Dat nooit! Dan liever een splendid isolation. Mijn keuze dus, net zoals Cassius uiteindelijk koos. Dat dit ook verdrietig was, dat durfde ik toen niet te beleven. Ook Cassius kwam er later pas achter.

Die open plek in het bos van Cassius had wel iets van een ivoren toren, een zelf gekozen splendid isolation. Een virtuele plek, modern gezegd, en herkenbaar voor mensen die niet met echte kinderen omgaan maar alleen met virtuele beelden van kinderen, de moderne ivoren toren die ik om mij heen nogal eens tegenkom.

Wat mij frappeerde in het verhaal van Cassius, was het beeld van het (niet) oversteken van de rivier. Dit beeld komt in veel van mijn dromen voor en inderdaad, het lukt mij steeds weer niet die rivier over te komen. Ik zag dit als het gaan naar een volgende ontwikkelingsfase, maar het kan ook heel goed gezien worden als de sprong uit de ivoren toren, weg van de eenzaamheid die ik mij als kind verkoos. Weg uit de illusies van de kindertijd, op naar de realiteit van het volwassen mannelijke bestaan: een hele sprong.

Markant genoeg, was het verhaal van Daedalus en Ikarus een van de verhalen die mij als tiener sterk aanspraken. Ik componeerde er muziek over. Dat was in dezelfde tijd dat ik als enigszins eenzame stille muis de sprong niet waagde omdat ik die kennelijk te gevaarlijk vond.

Centraal staat ook de weigering tot volwassen, levenscheppende seksualiteit. Narcissus wijst Echo af en Cassius verkiest de 'virtuele' nimf, een illusie slechts, boven de levenbarende Miriam. Maar daarmee wijst hij heel wat meer af: het actieve tuinieren, bakken, koken, musiceren en schrijven, dus het actief leven, eigenlijk het leven zelf ofwel het zelf leven. Ik schijn dit ook gedaan te hebben als erg jong kind met mijn vroeg-kinderlijke depressie waarmee wellicht de toon van mijn leven gezet is. Nadat ik dit zelf zo ervaren had las ik hetzelfde in de literatuur. Later in mijn leven als kind wees ik mijn vader af, maar daarmee ook de mannelijkheid, mijn eigen mannelijkheid en vitaliteit, zoals Cassius activiteit weigerde.

Voor iemand met pedofiele gevoelens is de figuur van Narcissus natuurlijk intrigerend. Hij was als kind al erg knap en iedereen werd verliefd op hem. Dit spreekt natuurlijk wel aan. Maar hij verstootte zijn minnaar en stuurde hem een zwaard toe: maakte hem het leven feitelijk onmogelijk en zinloos. Ook zoiets valt wel te herkennen voor iemand die verliefd kan worden op kinderen. Er is meer: de wrekende godin liet Narcissus verliefd worden, zonder hem de geneugten der liefde te laten ervaren. Dit is al zeker herkenbaar voor wie op kinderen valt, zeker in deze tijd.

Narcissus werd dan wel verliefd, in eerste instantie op een jonge mannelijke schoonheid die hij in het water zag. Dit valt te herkennen. Moeilijker wordt het, als hij gaat beseffen dat het zijn eigen spiegelbeeld is. Nu, precies dit heb ik dus meegemaakt. Dit is heel markant. Ik moest ook ontdekken dat de kinderen op wie ik verliefd werd, spiegelbeelden waren, namelijk: zij leken frappant op het verdrongen en verlorengegane kind in mij. Ik leverde mijn vitaliteit in en werd stille muis, juist op vitale kinderen werd ik verliefd en juist met de agressieve kinderen kon ik 'lezen en schrijven', hetgeen in mijn beroep erg handig was. Deze kinderen waren de spiegelbeelden van mijzelf, d.w.z. het tegenbeeld van wat ik uiterlijk was, maar het beeld van wat ik op dieper niveau had willen zijn: een vitaal kind. Narcissus merkt echter wel dat dit spiegelbeeld in feite ongrijpbaar is. Je kunt er naar staren, maar het wordt nooit 'de jouwe'. Dit heb ik dus ook wel gemerkt.

Hiermee herken ik dus wel de diagnose dat iemand als ik 'op zichzelf verliefd wordt', mits je het wel in de hierboven geschetste betekenis uitlegt: niet 'op zichzelf', maar op 'een spiegelbeeld van zichzelf als kind', hetgeen ook in de mythe precies plaats vindt.

Het egocentrische of egoïstische herken ik eerlijk gezegd niet. Later ontdekte ik in een boek een onderscheid tussen beide begrippen en tussen de verschillende aspecten van het zelf en het ik, altijd een moeilijk onderscheid. Dit bespreek ik verderop als ik de literatuur bespreek, want hier beperk ik mij tot hetgeen ik uit eigen ervaring en inzichtvorming herkend heb. Goed, ja, wel iets van een zekere mate van egoïsme of egocentriciteit, maar egocentriciteit is op zijn tijd heel gezond en een zekere mate van egoïsme en eigenbelang is ook de man die uit liefde, natuurlijk, huwt met zijn vrouw niet vreemd: het komt hem toevallig wel even uit dat deze vrouw goed kan koken en voor zijn kinderen wil zorgen en hem nog seksueel wil bevredigen ook. Om zo te zeggen: niet meer herken ik egocentrisme en egoïsme in mij dan de gemiddelde man als hij eerlijk is van zichzelf zou moeten erkennen.

Vorige Start Omhoog Volgende