Uit de literatuur

Vorige Start Omhoog Volgende

Melanie Klein 
Klassiek artikel 
Richard 
Rita 
Melanie Klein's visie 

Ronald Britton: Dyade of Driehoek 
Eerst is er een dyade 
Het belang van de Oedipale driehoek 
De Oedipale illusie: een innerlijke scheiding 
De genezende desillusie 

Michael Feldman: vergaande invloed 
Langdurige invloed 
Wat er mis kan gaan 

Edna O'Shaughnessy: het onzichtbare Oedipus complex 
Te bedreigend 
Leon 
Oedipus 

De literatuur over het Oedipus complex kan een aardige bibliotheek vullen. 
Hier bespreek ik maar één boek, een vrij recent boek van 
Ronald Britton, Michael Feldman & Edna O'Shaughnessy, Karnac Books, 
The Oedipus complex today, Clinical implications,
London, 1989.

Melanie Klein

Klassiek artikel

Dit boek bevat een klassiek artikel van Melanie Klein uit 1945: The Oedipus Complex in the light of early anxieties. De crux van haar artikel, haar invalshoek, is 

ten eerste om te zeggen dat Oedipale fantasieën al veel vroeger voorkomen dan Freud gedacht had, 

maar ook het verschijnsel dat vroeg-kinderlijke traumata en depressies de start van de Oedipale fase kunnen tegenhouden en de oplossing ervan onmogelijk kunnen maken. Echter,

er is ook een zelf-herstellend vermogen in het kind aanwezig; het is geen mechanisme, maar er zijn keuzes te maken.

Dit heeft grote gevolgen voor het latere functioneren, bijvoorbeeld voor het vermogen te denken en daarbij gevoel en ervaring te integreren in het denken.

In de vroegste vormen van Oedipale fantasieën zijn de ouders nog geen gescheiden personen voor het kind. Het kind schept zich een gecombineerde ouder (combined parent). Dit is een fantasie-figuur, maar daarom voor het kind nog niet minder reëel en niet minder angstwekkend.

 

Het punt is dat de ouders onvermijdelijk het kind teleurstellen en zo frustratie, jaloezie en haat oproepen naast het gevoel in de steek gelaten te zijn. In die vroegste fase is er dus helemaal geen sprake van verliefdheid of liefde voor een der ouderfiguren; nee, het begint eerder met haat. Het ego van het kind is echter in staat deze gevoelens af te weren met zijn aangeboren reparatievermogen, een bij Melanie Klein geliefd onderwerp, waardoor er ruimte komt voor liefde. Echter, vanuit een vroeg-kinderlijke depressie lukt dit het kind niet. Het kind blijft op het niveau van een baby, emotioneel gesproken en ontwikkelt zich niet verder. We zien regressie en fixatie optreden.

Volgens Melanie Klein hebben ook kleine kinderen een instinctieve kennis van de seksualiteit, ongeveer zoals dieren die ook hebben vanaf hun geboorte. Die instinctieve kennis is echter ook bedreigend: het besef ervan roept jaloezie op, bijvoorbeeld op de vader of op een baby die er is, komt, of zou kunnen komen. 

Wat kinderen dan bijvoorbeeld doen als afweer is in hun gevoelsleven de ouders splitsen: er is in hun fantasiewereld een goede moeder en een slechte moeder (resp. gecombineerde ouder of ook een goede en slechte vader), of er is alleen een goede moeder en alleen een slechte vader als innerlijke ouderfiguren. Al met al komt de Oedipale fase niet verder op gang en wordt ook niet doorlopen en opgelost.

 In die fase echter moet het kind een aantal noodzakelijke dingen leren: het onderscheid tussen de seksen en tussen de generaties. Voorts moet het deze verschillen accepteren en kunnen omgaan met de angsten en frustraties die bij dat leerproces horen. Dit is namelijk de basis voor een latere identiteit, maar ook voor het latere denkvermogen.

Richard

Het grootste deel van haar artikel is gewijd aan de behandeling van Richard, een tienjarige jongen die kennelijk in die babyfase was blijven steken. Hij hield veel van zijn moeder, maar deze begreep dit niet. Zij vond hem lastig. Niet onbegrijpelijk, omdat Richard helemaal niet zonder haar aanwezigheid kon. Vader en broer meed hij. Hij kon niet spelen met andere kinderen en kon ook niet naar school. Zijn hele ontwikkeling was geremd en gestagneerd, alle activiteit en interesses bleven weg. Hij bleef maar hangen, 'gefixeerd', op het babyniveau. 

Richard moest eerst helemaal bevestigd worden in de liefde voor en van zijn moeder. Een goede moeder-kind verhouding is de basis van de hele verdere ontwikkeling. Daardoor gesterkt, waarbij de therapeute Melanie klein de rol van de moederfiguur kreeg toebedeeld, moest hij door zijn depressie en angsten heen geholpen worden. Hij had geen borstvoeding gehad, was lichamelijk zwak en leed erg onder angsten vanwege de oorlogssituatie. 

Melanie Klein laat nauwkeurig zien hoe zo'n behandeling in zijn werk gaat en daarmee hoe de kinderziel te werk gaat. Richard kon goed tekenen; hij maakte een heleboel tekeningen waarvan er een aantal in het boek zijn opgenomen. Veel van die tekeningen zijn een soort landkaarten van het gezin met in kleur aangegeven welke gebieden van het land door wie beheerst worden. De vaderfiguur is altijd zwart en bedreigend, de moederfiguur hemels lichtblauw (zoals Richard zelf toelicht) en bedreigd door het zwart van de vaderfiguur. 

In een tekening uit een vroege fase van de behandeling verschijnt een babyvis die wil eten, maar die wegvlucht voor een grote zwarte inktvis met enge tentakels die er aangezwommen komt. Dat is de vaderfiguur die door Richard geassocieerd wordt met bommen, met oorlog, zelfs met Hitler en met "germs" (bacteriën), in welk woord Melanie Klein een associatie ziet met "The Germs": de Duitsers. Hij tekent hele zeeslagen en de vaderfiguur komt er niet best af: die is alleen maar eng, terwijl de moederfiguur alleen maar goed is: we zien hier de zojuist genoemde splitsing in de kinderziel.

Pas gaandeweg komt er evenwicht en veiligheid in het land. Pas dan kan de Oedipale fase die Richard gemist heeft, doorbreken in Oedipale fantasieën en belevingen, waarop hij dan weer zijn antwoord moet vinden.

Hier is een van de tekeningen uit de fase. Richard legt, terwijl hij tekent of daarna, uit wat hij getekend heeft.

Centraal onderaan zien we de moedervis met een babyvis die bij de moeder drinkt. (Een vin is geen tepel en vissen zijn geen zoogdieren, maar dat maakt voor de kinderziel niet uit: die baby die drinkt bij de moeder) "Ik ben dit niet  hoor", zegt Richard. De grote zeester is de vader, de kleine zeester de broer. 
Dan zien we de zojuist besproken splitsing in werking: er zijn twee moeders en twee vaders. Richard legt uit dat het schip Rodney (ook) de moeder is en dat de onderzeeër Sunfish daaronder zijn periscoop in het moederschip heeft gestoken om daar van binnen rond te kijken. 
Melanie Klein, de therapeute, ziet in de naam Sunfish de figuur van de Sonfish, de zoon dus. Zij ziet er het Oedipale verlangen van de zoon in naar zijn moeder en is blij dat dit actieve verlangen eindelijk in Richards fantasie verschijnt, naast het beeld van de babyvis die drinkt bij de moeder. De Oedipale wensen worden niet meer onderdrukt, de fixatie op het baby niveau is doorbroken.

Het vliegtuig is een patrouillevliegtuig dat alles in de gaten houdt of het goed gaat, aldus Richard. Het staat voor een tweede vaderfiguur en voor het superego, aldus Melanie Klein.

Naarmate de behandeling vordert, komt er meer ruimte voor nuance en realiteit. De vaderfiguur wordt minder bedreigend; hij geeft "goede baby's" aan de moeder en aan de therapeute. Richard hield erg van baby's namelijk, dus dit was een mooi geschenk van vader. In een speelkamer kun je dit mooi uitbeelden in spel. Gelijktijdig wordt de hemelsblauwe moeder wat reëler. Ze verschijnt in tekeningen als vogel met een kroon op, maar ook met een grote rode snavel waarmee ze best hard kan pikken. Maar Richard is niet bang meer. Zijn zelfvertrouwen en zijn reparatieve vermogen neemt toe en hij gaat een gezonde rivaliteit aan met zijn vader. De Oedipale fase is begonnen en Richard kan nu verder groeien.

Rita

Dan bespreekt Klein de behandeling van het meisje Rita, nog geen drie jaar oud bij het begin van de behandeling. Ook dit meisje wil zich niet ontwikkelen. Zij blijft op babyniveau, wil bijvoorbeeld geen vast voedsel maar alleen de fles en raakt volledig in paniek als zij die niet krijgt. Zij is extreem onzeker en kan niet echt spelen, alleen vaste rituelen uitvoeren met haar poppen of een beer. Ze had veel angsten en huilde veel.

Melanie Klein zag in de voorgeschiedenis en in haar behandeling al heel vroeg Oedipale wensen naar voren komen. De crux van haar behandelingsverslag en haar betoog is dat het meisje deze gevoelens niet aan kon en dus terugkeerde naar haar status als baby en op dat niveau bleef hangen (regressie en fixatie). De Oedipale wensen brachten haar in rivaliteit met de moeder aan wie zij tevens erg gehecht was. Deze ambivalentie was te veel voor haar. 

Voor zover de Oedipale verlangens nog bleven zette zij die om in het tegendeel: de 'negatieve' oplossing. Eerst adoreerde zij haar vader, daarna werd zij extreem bang van hem en - gesymboliseerd - van honden. Vader werd, als innerlijk figuur, de slechte man en het erg strenge en wrede superego. Ook hier treedt een olifant op, maar dan als wachter naast het bedje van haar beer in de speelkamer (behandelkamer). De olifant moest 'een dief tegenhouden die door het raam kon klimmen (de gevreesde vaderfiguur), maar ook voorkomen dat de de beer zelf haar bedje uit zou gaan en haar agressieve impulsen zou volgen en de ouders iets aan zou gaan doen (de eigen gevreesde impulsen). Het eindeloos strak instoppen van haar beer was een van haar vaste rituelen en ook zij moest altijd heel goed ingestopt worden. Dit verwijst dus naar haar angsten.

Klein zag een dubbele splitsing in Rita's belevingswereld: vader was eng en moeder was goed, maar innerlijk had zij naast de goede moederfiguur ook een slechte, enge en strenge moederfiguur geconstrueerd. Daarom kon zij wel met poppen spelen, maar naar haar zeggen niet de moeder van de poppen zijn. Naast de goede moeder had zij ook een goede vader als innerlijk figuur en zij had ook goede baby's, maar zij kon deze goede figuren niet beschermen tegen de slechte en gevaarlijke figuren die ook in haar leefden. Identificatie met de moederfiguur was er dus niet bij, maar evenmin met de vaderfiguur. De ontwikkeling stagneert dan.

Wat Klein vooral betoogt is dat vroeg-kinderlijke angsten en depressies de opkomst van de Oedipale fase belemmeren en daarmee de ontwikkeling stagneren. Eerst moeten die angsten en depressies behandeld worden en dan is er ruimte voor de Oedipale beleving en de oplossing ervan. In het behandelingsverhaal gebeurt dit inderdaad. Melanie Klein schrijft veel over het zelfherstellend vermogen van het jonge kind; keer op keer zag zij dit in haar behandelkamer in werking en raakte zij onder de indruk van dit reparatieve vermogen van de kinderen.

Melanie Klein's visie

Melanie Klein ziet dus, dit in tegenstelling tot Sigmund Freud, de Oedipale wensen al heel vroeg optreden, nog ver voor de fallische fase, in de orale fase al. Dit kleurt de beleving en het Oedipale proces anders. Zo kan het jonge kind nog geen onderscheid gemaakt hebben tussen man en vrouw en kan zich een combined parent construeren als innerlijk figuur. 

Klein wijst er op dat de beleving van het jonge kind bepaald niet alleen liefde bevat, maar net zozeer frustratie, agressie, angst en schuldgevoel. Zo'n kind 'denkt' bijvoorbeeld (zoals Rita deed) dat als moeder de borst of de fles niet meer geeft, dat de hele moederfiguur weg is en haar in de steek heeft gelaten. Dat komt dan natuurlijk doordat zij, nog in haar orale fase, met haar eerste tandjes in de borst wou bijten: eigen schuld dus. Denk ook aan de angst voor de honden die kunnen bijten. Klein ziet dus ook eerder schuldgevoelens optreden dan Freud doet.

Heel jonge kinderen maken nog geen onderscheid. De jongen voelt liefde voor moeder en voor vader, het meisje evenzo. De mens begint als biseksueel wezen, in de Oedipale fase maakt hij zijn of haar keuze. Toch weet ook het heel jonge kind instinctmatig waar en hoe de baby's geboren worden; jongen en meisje hebben, anders dan Freud beweert, een onbewuste kennis van zowel penis als vagina en hun functie; deze spelen in de vorm van symbolen een rol in hun fantasieën. 

Kinderen creëren innerlijke figuren op grond van de ervaringen met hun ouders (introjectie). Vanuit deze innerlijke figuren gaan zij om met de echte uiterlijke ouders (projectie). Dit is een steeds voortdurende dynamische en steeds fluctuerende interactie waarbij goede en slechte figuren, belevingen dus, elkaar afwisselen.

Dit soort frustraties en schuldgevoelens zijn onontkoombaar; het ego moet wel sterk genoeg zijn om er raad mee te weten. Is het jonge ego door de vroege depressie hiertoe niet in staat, dan treedt regressie en fixatie op en stopt de hele ontwikkeling. Er komt geen Oedipale fase op gang, laat staan dat deze wordt opgelost. Dit is nadelig, want nu leert het kind niet het noodzakelijke onderscheid tussen de seksen en de generaties. Het leert ook onvoldoende te denken en blijft hangen in het pure voelen of integreert het waarnemen, voelen en denken niet.

Zo'n depressie ligt dus altijd op de loer maar, zegt Melanie Klein er altijd bij, er is ook het zelfherstellende vermogen van het kind. Dit helpt het kind om zuinig te zijn op de goede innerlijke figuren. Het zet het kind ertoe aan om bijvoorbeeld ook het tegengestelde te fantaseren en de libido te matigen. De basis van dit herstelproces is, in volgorde:

Zo'n depressie ligt dus altijd op de loer maar, zegt Melanie Klein er altijd bij, er is ook het zelfherstellende vermogen van het kind. Dit helpt het kind om zuinig te zijn op de goede innerlijke figuren. Het zet het kind ertoe aan om bijvoorbeeld ook het tegengestelde te fantaseren en de libido te matigen. De basis van dit herstelproces is, in volgorde:

Een goede relatie met de moeder(borst) en

een positieve beleving van de vaderfiguur.>>

Wat er in de behandelkamer gebeurt is niet anders dan dat er ruimte is voor een goede moeder- en vaderfiguur, het zij de therapeut(e) zelf, hetzij in de vorm van een beer, vliegtuig of olifant. Vooral vindt er acceptatie plaats van en begrip voor alles wat het kind voelt en beleeft. Door die acceptatie treedt het zelfherstellend vermogen van het kind in werking. Dit kan natuurlijk ook thuis gebeuren als moeder en vader als goed beleefd kunnen worden, als zij accepteren en proberen te begrijpen en ruimte bieden voor gevoelens. Ook plaatsvervangers van de ouders kunnen dit doen. Dit zelfherstellend vermogen is inderdaad nodig omdat er een aantal keuzen gemaakt moet worden die alleen het kind zelf kan doen, zoals we in het vervolg van het boek zullen zien. Geen determinisme of mechanismen hier, er kunnen keuzen gemaakt worden. 

 

Ronald Britton: Dyade of Driehoek

Eerst is er een dyade 

Britton begint met het belang te benadrukken van een goede relatie met de moederfiguur alvorens de Oedipale verhoudingen voor het kind in beeld komen. Het is begin is een dyade (een een-op-een-verhouding zonder derde)  met de moeder, soms gevolgd door een dyade met een gecombineerde ouder. Die basis heeft het kind nodig om de volgende ontdekking aan te kunnen: eerst dat er ook nog een derde is en vervolgens dat deze derde ook nog een relatie met de moeder heeft, zelfs haar partner is: dat er een driehoek is en geen dyade.

De volgorde is dan deze: eerst is er de dyade met de moeder. Dan wordt de vader ontdekt als partner van de moeder. Dit wordt in eerste instantie nog niet erkend of geaccepteerd. Eerst gaat het kind, jongen zowel als meisje, zich verhouden tot de vader. De dyade verandert in een V-vorm. Maar dan moet de bovenste lijn in de driehoek nog erkend en geaccepteerd worden, zonder dat de andere lijnen daardoor verbreken. Pas dan is er een driehoek.  

  Het begin van de Oedipale driehoek: het kind begint bij de moeder. 
Vader begint met toekijken en beschermen.

 

Het belang van de Oedipale driehoek

Dat er ook nog een vader is en dat moeder daar iets mee heeft, dit is wel even schrikken voor het kind. Die dyade blijkt een illusie te zijn, de desillusie is dat er in feite een driehoek is, zoals ook Oedipus moest ontdekken: de Oedipale driehoek. Het valt niet mee, maar elk kind moet dit ontdekken en accepteren. Dit is cruciaal voor de ontwikkeling. Als de Oedipale driehoek als driehoek geaccepteerd is als feit, heeft het kind vier cruciale ontdekkingen gedaan die het noodzakelijke gereedschap zijn voor de verdere ontwikkeling:

Er is een gemeenschappelijke ruimte ontstaan, een driehoekige relationele ruimte voor een gemeenschappelijke ervaringswereld. Dit is een basis voor vertrouwen in de mens en in de wereld, dus in zichzelf.

 

Deze driehoek is een prototype voor alle menselijke verhoudingen: twee kunnen er samen zijn, er is een derde die toekijkt. De anderen worden gezien door een derde. Deze posities kunnen wisselen, je kunt ook zelf toekijken, daarover hoef je niet in paniek te raken. 
Ook het kind kan nu die positie als derde innemen en dit is cruciaal voor zijn kijk op en ontdekking van de wereld: kunnen observeren, zonder in paniek te raken zien dat er dingen zijn buiten je om, dingen die je nog niet wist. Ook Oedipus moest leren zien wat hij nog niet wist.
Het kind leert zo te observeren, de werkelijkheid te zien en hierbij observatie (objectieve werkelijkheid) en ervaring (subjectieve werkelijkheid) te onderscheiden maar niet te splitsen; het leert beide gebieden te integreren.

Zo legt het kind ook de basis om later (ook kritisch) naar zichzelf te kijken en naar de relaties die het zelf aangaat, dus zo nodig nadenken over die relaties en ze zo in stand houden en verbeteren.

Het kind ontdekt het verschil tussen de seksen en ook de eigen sekse, die als feit aanvaard moet worden om een identiteit te verwerven. Het wordt van baby tot jongen of meisje.
.

Het kind ontdekt dat er onderscheid is tussen de generaties, met name tussen relaties binnen de eigen generatie en die tussen de twee generaties. De eerste zijn seksueel en procreatief van aard, de tweede zijn dat niet. De jongen ontdekt dat het zijn moeder geen baby kan geven, het meisje dat het dit ook niet kan, noch dat zij zelf een baby van haar vader kan krijgen. Dit brengt eerst teleurstelling, frustratie, jaloezie en rivaliteit teweeg, maar deze zijn vruchtbaar: het kind geeft het seksuele verlangen naar de ouder op en aanvaardt de realiteit van het verschil in generatie en gaat echt zelf leven. Het wordt van baby tot jongen of meisje met als model de ouder van het eigen geslacht - of, als het de 'negatieve' oplossing als de beste ziet, die van het andere geslacht. Maar het kan in elk geval verder, identiteit ontwikkelen ofwel individualiseren, leren waarnemen en denken, leren integreren.

 

Britton beschrijft dan wat er zoals mis kan gaan als dit allemaal niet lukt. 

De Oedipale illusie: een innerlijke scheiding

Het kind 'ziet' dan wel, uiterlijk, dat er een relatie tussen de ouders is, maar accepteert dit innerlijk niet. Het gaat niet alleen om uiterlijk waarnemen, maar ook om het innerlijke zien, het zien op een dieper niveau zoals de blinde ziener Tiresias dit kon. Vader en moeder worden in het innerlijk gescheiden figuren. Het kind ziet uiterlijk heus wel dat beide ouders in hetzelfde huis leven, maar in de beleving zijn en blijven ze gescheiden. Het kind gaat met elk van de ouders een relatie aan - maakt dus geen voorkeurskeuze - en deze beide relaties blijven los van elkaar in de belevingswereld bestaan. Er is geen jaloezie of rivaliteit, dus ook geen Oedipale strijd, dus ook geen oplossing daarvan - maar ook niet de gemeenschappelijke ruimte in de driehoek met alle ontwikkelingsmogelijkheden van dien die hierboven geschetst zijn. 

Er ontstaat een dubbele, gesplitste persoonlijkheid, twee ikken als het ware die los van elkaar blijven leven, want de verbinding tussen de beide ouders en dus tussen de twee ik-figuren is te gevaarlijk en dient dus vermeden te worden. Het gevolg is: dubbel beleven, dubbel denken. Relaties worden dyades. Hier is op zich niets tegen, maar er is een onvermogen om hier derden in toe te laten: het worden exclusieve relaties die een derde uitsluiten. (Je ziet dit nogal eens in de hetero- en homoseksuele wereld, FG). 

Zelfs het generatieonderscheid telt hier niet want dit is uiterlijk wel gezien, maar nooit innerlijk gezien en geaccepteerd; de betekenis ervan wordt niet gezien of ontkend. (Dit kun je tegenkomen in de pedofiele relaties, maar zeker niet alleen daar, FG:) Niet alleen een eigen leven van de partner, bijvoorbeeld in een hobby of werkkring, of kinderen uit een eerder huwelijk,maar ook een uit de dyade geboren kind kan psychisch een bedreiging zijn. Dit worden dus erg moeilijke verhoudingen. Een therapie is dan echt wel nodig.

De genezende desillusie 

Britton beschrijft in de voorbeelden van zo'n behandeling hoe de patiënt het probleem de behandelkamer inbrengt door het verschijnsel van de overdracht. De therapeut mag van de patiënt, in de gegeven voorbeelden, geen eigen leven leiden en zelfs geen eigen gedachten koesteren, ook niet over de patiënt, althans geen andere gedachten dan de patiënt heeft.  Juist het vroegere verdringen van de jaloezie en rivaliteit is fnuikend geweest voor de ontwikkeling, dus dat keldertje moet toch maar eens open gaan.

 Laat die olifant maar een tevoorschijn komen. Er gaat niemand dood en er is geen man over boord. Die boze olifant zal tam worden en een hulpkracht blijken te zijn.

 

Britton drukt dit zo uit in het slotwoord van zijn artikel: "Hoewel het jammer is voor de verlorengegane exclusieve [dyadische] relatie, men realisere zich dat de Oedipale driehoek niet de dood van een relatie betekent, maar alleen de dood van een idee over een relatie."

Michael Feldman: vergaande invloed

Langdurige invloed

De configuratie van de Oedipale figuren blijft, indien niet opgelost, langdurig bestaan en blijft invloed hebben op de relaties en op het denken van de inmiddels volwassen persoon. Feldman' invalshoek is vooral dat hij laat zien hoe de Oedipale configuratie zich in de behandelkamer herhaalt en daar herkenbaar is. Door projectie komt de therapeut zelf te staan voor de dilemma's waar het kind destijds niet uit kwam.

Voor dit essay is dit niet de invalshoek; hier letten we meer op het ontstaan van de problemen, op de invloeden op de relaties en het denken en hier willen we weten wat de beste opstelling is van de ouders of andere verzorgers in de Oedipale fase. 

We hebben gezien dat er een driehoek nodig is. Daarom heeft het kind er baat bij dat de ouders een echte, stabiele en zichtbare relatie hebben en dat elk van hen een stabiele basis in zichzelf heeft. Dan hoeft men de gevoelens en fantasieën van het kind niet te ontkennen, maar ze ook niet tot werkelijkheid te brengen. Men kan begrijpen en accepteren en dit is voldoende. Het zelf-herstellend vermogen van het kind wordt opgeroepen en dit doet de rest. Begrijpt men er niets van of accepteert men het niet, dan worden de signalen van het kind steeds sterker en begint er een heilloze vicieuze cirkel.

Wat er mis kan gaan

De voorbeelden die Feldman geeft laten zien wat er zoal mis kan gaan. Zoals gezegd, ligt de nadruk bij hem op de situatie in de behandelkamer. Deze laat ik voor wat hij is. Ik schets op mijn wijze wat er mis kan gaan. De figuren en de namen ervan zijn van mij afkomstig, maar gebaseerd op de voorbeelden die Feldman geeft. In elk der gevallen is er geen gave Oedipale driehoek, dus de ontwikkeling - ook van het denken - stagneert. De kunst is dan om deze in het eigen leven of in de behandelkamer alsnog te ontdekken, zo nodig te creëren en vooral de bovenste lijn van de driehoek, het partnerschap van de ouders, te accepteren. Deze lijn ontbreekt dus in de V-vorm.

De V-vorm 1

Het kind verhoudt zich tot beide ouders, maar deze hebben niets met elkaar - hetzij in het echt, hetzij als innerlijke figuren in de fantasie van het kind. Ze zijn 'gescheiden' of het kind construeert hun relatie als steriel.
Het kind ontwikkeld gescheiden ik-figuren en gescheiden denkpatronen zonder deze te integreren.
.

Moeder                               Vader

                 \                                /
                   \                            /
                     \                        /

                            Kind
.

De V-vorm 2

Het kind verhoudt zich tot beide ouders, maar deze conflicteren, hetzij in het echt, hetzij in fantasie.
Het kind ontwikkelt strijdige ik-figuren en strijdige denkpatronen die zich niet laten integreren.
.

Moeder → → !#*x ! ← ← Vader

                 \                                /
                   \                            /
                     \                        /

                            Kind
.

De gekantelde T-vorm

Een der ouders gaat een coalitie aan met het kind tegen de andere ouder. Dit ziet men veel in gescheiden gezinnen. "Pappa deugt niet", zegt mamma bijvoorbeeld.
Het kind komt dan niet los uit de dyade met de moeder, het blijft hopen op een relatie met de vader die innerlijk geïdealiseerd wordt (Zie Burlingham & Freud, hfdst V over de afwezige vaders). Het Oedipus complex wordt niet opgelost.
.

     Ouder 1                            Ouder 2
            \                               
        
\                       
                  \                   
                    \
                      \                             
                   Kind

Een T zonder poot of geen enkele lijn

Dit kind is er ook slecht aan toe. Er is te weinig contact en relatie met de ouders. Een dyade met de moeder ontbreekt. Er is geen basis voor een Oedipale driehoek, laat staan voor een oplossing hiervan. Het kind voelt zich alleen en het leert niet relaties aan te gaan. 
Het staat alleen op de wereld. Hopelijk vindt het een Vitalis, een volwassene wel contact legt en zo de vitaliteit van het kind weet te redden.

Moeder ( -----------)   Vader

                                            
 

 

 

 Een Vitalis?                     
                   \
                     \
                        \
                           Kind

 

Edna O'Shaughnessy: het onzichtbare Oedipus complex

Te bedreigend

Het doorlopen van het Oedipus complex kan zo bedreigend zijn voor een jong kind, dat het er helemaal niet aan wil beginnen, laat staan er doorheen komen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren vanuit een vroeg-kinderlijke depressie. Als ze later als volwassene in de behandelkamer komen, houden ze het Oedipus complex zelf onzichtbaar, zo bedreigend is het nog steeds. Dit wil niet zeggen dat het er niet is, het is er als dreiging die afgeweerd wordt. Het kan immers geen kind in het uiterlijke zien ontgaan dat hij twee ouders heeft die iets met elkaar hebben, het innerlijke zien echter kan worden tegengehouden, zoals ook Oedipus vijftien jaar leefde zonder te zien.

Leon

Leon, 11 jaar, is een jongen met extreem veel angsten en een kennelijk vastgelopen ontwikkeling. Dit viel de ouders erg tegen; zij hadden een ander kind verwacht. Er was een ander kind: een jonger broertje, kort na Leon geboren, dat in alle opzichten beter aan de verwachtingen van de ouders voldeed. 

Eenmaal in de behandelkamer bij Edna O'Shaughnessy, op zijn leeftijd een kamer vol speelgoed, kwam hij tot vrijwel niets anders dan het zitten midden op een bank met aan weerszijden een kussen. Deze kussens mochten beslist niet bij elkaar komen, ze moesten precies zo blijven liggen. Dit was het eerste dat Leon inspecteerde als hij de kamer binnenkwam. We herkennen hier met de therapeute de V-vorm in. Hij zag op de vloer stippen - de therapeute zag er een verloren en verbrokkelde moederfiguur in. Op de deur zag hij een eng patroon - hier zag de therapeute, gezien de zeer mannelijke symbolen ervan, een enge vaderfiguur in. 

Leon had twee gelaatsuitdrukkingen en manieren van doen en bewegen: de een die van zijn moeder, de ander die van zijn vader. Geen eigen gezicht, geen persoonlijkheid, geen keuze, geen identiteit. Er 'was geen Leon', er was geen Oedipale fase geweest: geen verliefdheid op de moeder, geen rivaliteit of strijd met de vader, niets. Leon had zich teruggetrokken en om een Oedipale situatie te vermijden hield hij zijn ouderfiguren steriel en los van elkaar. 

Gelukkig voor de therapeute had hij wel een fantasieleven; dit werd haar invalshoek en contactpunt. Hij fantaseerde zichzelf bijvoorbeeld groot en de andere mensen klein, of hij fantaseerde zich heel klein, wonend "in een huisje in moeders lichaam". Dankzij Freud en Melanie Klein begreep de therapeute zijn soms wat vreemde fantasieën toch wel. In elk geval accepteerde zij de fantasieën; ook al begreep zij ze nog niet, zij probeerde expliciet Richards innerlijke leven te begrijpen en legde zo het contact.


Alleen al het expliciet proberen contact te leggen is al voldoende voor een rudimentaire, maar vaak toch wel werkbare vorm van contact.
Gieles 1992, pp 237 & 295.
.

 

Nu stond dit verhaal natuurlijk niet in het boek als het de therapeute niet gelukt was Leon te helpen. Cruciaal in haar houding en optreden was dat zij nieuwsgierig was naar wat er in Leon leefde en dat zij dit wilde begrijpen, hetgeen haar inderdaad lukte. Zij werd zodoende de exclusieve goede moederfiguur voor Leon -  inderdaad, in een exclusieve dyade. Maar die is wel nodig als basis om verder te kunnen, om hem later weer te kunnen verlaten en de Oedipale  driehoek in te gaan.

Het bleek haar dat Leon's problemen waren begonnen toen kort na hem een broertje geboren was, een broertje dat het in alle opzichten beter deed dan Leon. We zien hier dus weer een nieuwe configuratie waarbij er het een en ander mis kan gaan. Maar de helende oplossing is er ook bij getekend: alsnog een dyade voor Leon alleen. Een Vitalis in de vorm van een therapeute.

Moeder                               Vader

                 \                                /
                   \                            /
                     \                        /
                            Broertje

    

       

Therapeute
                   \
                     \
                       \
                         \
                            Leon

 

Oedipus

Het 'moederlijke' begrip van de therapeute deed Leon goed, zijn ego groeide en pas toen was hij, twaalf jaar inmiddels, dus onder het motto beter laat dan nooit, in staat de Oedipale fase binnen te gaan en door te komen. Hij werd jongensachtig in zijn kleding en in zijn manier van kijken en bewegen en ging in de spelkamer eens wat activiteiten ondernemen. Hij kreeg een eigen gezicht, ontdekte zijn eigen identiteit net zoals Oedipus die na een fase van ontkenning moeizaam moest ontdekken.

Niet dat dit eenvoudig was. Ook hier lag het begin van de Oedipale fase bij het inzien dat de dyade of symbiose tussen moeder en kind een illusie is, dat er namelijk ook een vader is met wie zij echt wel iets heeft, dat er een driehoek is. Ook Leon voelde zich nu alleen gelaten en verstoten door zijn ouders, die zijn broertje ook nog eens leuker vonden dan hemzelf. Toch is juist dit gevoel, de desillusie die ontstaat als de Oedipale driehoek ontdekt wordt, een bitter maar helend medicijn. Het bracht Oedipus, met behulp van de ziener en de vrouwelijke gids, tot zijn ware identiteit en bestemming. Het bracht voor Leon de Oedipale situatie en daarmee het ontwaken van de eigen identiteit op gang - in Leon's geval als jongen met een eigen identiteit, anders dan die van zijn ouders of broertje en ook anders dan die zijn ouders zich hadden gewenst.


[...] het mysterie [...] vraagt: "Wie ben jij?" 
En het 'ik' heeft geen ander antwoord dan te zijn wie het is. [...]
Ook als je niets zegt en niets doet bepaal je de toekomst. [...]
Wie door het raadsel dat het leven hem stelt, in verwarring raakt en terugdeinst, wordt gewurgd en verslonden door de Sfinx. Wie het eigen antwoord niet niet vindt [...] of niet geeft, verliest zijn levenskracht; hij wordt bloedeloos en onpersoonlijk. 
Als hij het mysterie niet met zichzelf beantwoordt, verliest hij zichzelf.
Korteweg e.a. 1996, pp 55 & 56.
.

 Niet voor niets begint de mythe van Oedipus met het verhaal van de verstoting door zijn ouders die lekker samen achterblijven. Maar dit verhaal is al verteld. Er is nog een verhaal te vertellen.

Vorige Start Omhoog Volgende