In revisie

Vorige Start Omhoog Volgende

Ik droomde van mijn motor die verplaatst en gereviseerd was, maar nog niet helemaal klaar was. Dit is wel een momentopname van mijn ziel, lijkt mij.

Alles paste netjes weer in elkaar. Ik droomde nauwgezet hoe ik onderdeel voor onderdeel weer in elkaar kreeg en er stond weer een motorfiets voor mij op de standaard. Maar... [...] er stond wel een motorfiets voor mij, netjes glimmend gepoetst en waar mogelijk meteen gereviseerd, maar ik wist dat nog niet alle verbindingen gereed waren: de motor zou uit elkaar kunnen vallen bij een proefrit en al zeker als ik er het zijspan aan vast zou koppelen, gezien de sterke zijdelingse krachten die daardoor op de motor inwerken. Nog maar even geduld dus: eerst doorsleutelen en dan pas rijden. Liever niet uit elkaar vallen in losse onderdelen... 

Zonder twijfel een verwijzing naar mijn ziel die in een revisie proces zit: die verhuisd is qua levensfase – nu en vroeger (van vroege naar late kindertijd, of al verder?) – die geanalyseerd is, waar nodig gereviseerd en schoongemaakt, maar nog niet klaar is. Een verwijzing ook naar diepere angsten, namelijk voor desintegratie.

Bij de therapeut werd de stand van zaken opgemaakt:

De moederfiguur (het archetype in mij) is van Heilige Engel, via heks en spook, tot een mens met lijf en kruis teruggebracht. Van symbiose naar afstand, voorwaarde voor individuatie. 
De vaderfiguur (het archetype in mij) is wat in ere hersteld en er verschijnen aardige mannen in mijn dromen. 
Het kennelijk vroeg-kinderlijke, toen uit nood geconstrueerde zwart-wit patroon is een meer humaan patroon geworden dat groei van het innerlijke kind meemaakt. 
Het eindeloze zich herhalen van (neurotische) patronen in de jaren ’80 is nu ook wel gestopt.

De therapeut merkte wel op dat ik, ondanks het grote gezin, overal alleen voor stond en in feite eenzaam was, qua gevoelens aan mijn lot overgelaten. Dit roept een diep gevoel van angst en onveiligheid op bij een kind. Afweer is dan noodzakelijk. Omdat die diepere gevoelens, de oersoep, nu geleidelijk aan verwerkt zijn, is die afweer niet meer nodig en kan deze afbrokkelen.

De putten in mijn dromen lopen niet meer dood; ze hebben zijgangen met kostbare inhoud. De enge dieren blijven weg en er verschijnen motoren in revisie. Er verschijnt een nieuwe, kleinere motor en de oude kan nu wel weg.

Ik begin nu opnieuw kritischer te kijken naar mijn eigen jaren '80. Ik zie nu dat daar een psychodrama is opgevoerd, geleid door mijn eigen toen onbewuste gevoelens. Ik ga door de sublimering heen zien: als er iets valt te sublimeren, O.K., maar wat valt er dan te sublimeren? Een waarom? De laag van romantisering verdwijnt. Het narcistische element brokkelt af. Dingen gaan mis in mijn dromen, maar dit is juist goed, zegt de therapeut hierover, want dit verwijst naar meer contact met de realiteit.

Ook de tijd daarvoor, met name mijn huwelijk bezie ik nu opnieuw zelfkritischer. Ik was toen niet toe aan een huwelijk; ik had de mannelijke seksualiteit die daarvoor nodig is niet ontwikkeld. Niet zo gemakkelijk om zoiets over jezelf te concluderen, maar ik moet toch wel erkennen dat ik ergens onderweg ben blijven steken. Precies de standaard diagnose waartegen ik mij altijd verzet heb. Uiteindelijk geef ik hem op grond van een zelfonderzoek naar mijn eigen innerlijk als een zelfdiagnose.

Anderzijds is er de beleving van de positieve verhuizingen, de kleinere nieuwe motor, het schoonmaken van de kelders en putten, van tamme olifanten of paarden. Er is dus wel iets gebeurd van binnen: er heeft toch een revisie plaats gevonden. Uit het dagelijks leven van nu blijkt dat er minder zaken als projectie en zo plaats vinden. Het neurotische patroon, de 'obsessieve afweer' (in de woorden van de therapeut), waaronder ook het narcisme, lijkt toch doorbroken te zijn.

Dit was intussen het laatste gesprek met de therapeut. Ik ga op eigen kracht verder. Ik heb immers nog mijn innerlijke gids die nog niet met pensioen gaat.


"Een crisis vraagt het uiterste aan discipline. En wie zo'n periode positief is doorgekomen, kijkt terug met een typische mengeling van trots en dankbaarheid. Trots, omdat hij niet al te vaak in zijn persoonlijke valkuilen is gevallen. Dankbaarheid, omdat het een wonder is dat hij het gehaald heeft en hij het zonder hulp niet gered zou hebben."

Korteweg e.a. 1996, p. 16
.


Vaak is er een mentor voor nodig, een oude wijze, ene ingewijde of leermeester, die hem door de woelige baren en onbekende diepten van zijn onbewuste kan loodsen. Dan zal hij ontdekken dat zijn worsteling met het leven vaak een illusie is van oude kinderbeelden [...]

Ton vd Kroon 1996, p. 76 & 77
.

Vorige Start Omhoog Volgende