Vorige Start Omhoog Volgende

Samenvatting 

van hoofdstuk X: 
De kernbegrippen, nader bezien in de derde periode

[Blz. 247]

In dit inductief opgezette onderzoek zijn de kernbegrippen, op enkele na, niet tevoren vastgelegd. Aan de hand van de vertelde ervaring zijn er begrippen opgekomen, omschreven, nader ingevuld en nog eens geïnspecteerd en doordacht.

1. De kernbegrippen bijeen gezet: het theoretisch kader

In de volgende lijst zijn de kernbegrippen omschreven en/of kort beschreven. Daarbij wordt verwezen naar de pagina's waarop de begrippen nader zijn besproken. 

[De tussen vierkante haken geplaatste pagina's zijn hier niet opgenomen.]

a. Handelen (p 31,[222])

Het verrichten dan wel nalaten van doelgericht, op grond van tot op zekere hoogte rationeel gefundeerde kennis en normen gekozen daden en manieren van doen door personen die zich er verantwoordelijk voor weten. 

b. Handelwijze (p 70 e.v.)

De daden en de manier van doen die in een bepaalde situatie gekozen zijn. Het begrip 'handelwijze' is uiteengelegd in zeven elementen:

Schema X 8. De zeven elementen van een handelwijze 
 

Element

Omschrijving

Kortweg

(1)

De wijze waarop de situatie is waargenomen en geïnterpreteerd

interpretatie [*]

(2)

De doelen die gekozen zijn

doel

(3)

De werkwijze die gekozen is

werkwijze

(4)

De wijze waarop de afloop is waargenomen en geïnterpreteerd

afloop

(5)

De bevinding achteraf

bevinding achteraf

(6)

De inzichten en vragen die zijn opgekomen

inzichten

(7)

De weg waarlangs naar verbeterd handelen wordt gezocht

zoekweg

[*] Aanvankelijk: "situatie". Van belang is echter vooral de interpretatie van de situatie. Vandaar: "interpretatie.

[Blz. 248] 

c. Persoon, personaliteit (p 31, [221])

Onder 'persoon' wordt verstaan: een herkenbare individuele en unieke eenheid van menselijke lichamelijkheid, waarderen, willen, voelen en kennen met alle rationele en irrationele kanten van dien, die zich door zijn eigen keuzes en handelingen een eigen biografie, dat is: een eigen verhaal over het eigen leven, schept.

Persoon-zijn, ofwel personaliteit, kan men in deze en/of gene aspecten, nu wel, dán niet, in meerdere of mindere mate waarmaken. 

d. Interactie [(p 223 e.v.)]

Omgaan met elkaar, hetgeen voor groepsleiders en bewoners van een tehuisleefgroep inhoudt dat dit gebeurt in het kader van een dagelijkse leefsituatie waarin zij met elkaar hebben te werken respectievelijk te leven. Men kan pauzes nemen in de omgang. Omgang buiten die pauzes impliceert dat men moet communiceren. 

e. Communicatie [(p 224 e.v.)]

Het uitwisselen van zinvolle boodschappen tussen mensen, dan wel het pogen dit te doen. Uitwisselen houdt in: zenden door de een, ontvangen en van die ontvangst berichten door de ander; vervolgens het ontvangen van dat terugbericht door de eerstgenoemde. 

Communiceren

Het zenden van zinvolle boodschappen en het terugberichten naar een of meer anderen, dan wel het pogen dit te doen en/of

het ontvangen van die boodschappen en van dat terugberichten, dan wel het pogen dit te doen.

 

Communiceren is te beschrijven in termen van een reeks communicatieve handelingen: 

1) Uitwisselen

1a) Zenden: A wil vanuit de bron, het innerlijk, een boodschap zenden naar B. Dat doet hij door deze boodschap

1e) te coderen tot een teken 'er is een bericht', dat in zichtbaar doen en laten wordt uitgedrukt en

2e) te coderen tot een signaal dat de boodschap bevat en dat richting kiest naar een kanaal waar B, naar A verwacht, op afgestemd is.

1 b) Ontvangen door B, door op dat kanaal afgestemd te zijn en

1e) een eerste decodering waarin het doen en laten als teken 'er is een bericht' wordt opgevat en

2e) een tweede decodering waarin in het signaal de boodschap wordt ontcijferd. 

1 c) Terugberichten door B -- zie bij zenden.

1 d) Terugbericht ontvangen door A -- zie bij ontvangen. 

2) Erkennen en begrijpen van de zin van de boodschap

2a) Erkennen wil zeggen: het (aan de hand van de eigen normen en waarden) in principe zinvol verklaren van de boodschap en het verzenden ervan -- en dit terugberichten.

2b) Begrijpen wil zeggen: het herkennen van de zin van de boodschap en het uitzenden ervan door deze te kunnen en te willen plaatsen in het eigen referentiekader (de eigen ervaringen en ideeën) -- en dit terugberichten.

Als dit allemaal gebeurd is, is er adequaat gecommuniceerd. De communicatie gaat dan door met

(3) Het (al dan niet) aanvaarden van de boodschap, d.w.z.: het meedelen van de mate waarin men bereid is de consequenties van de boodschap van de ander in het eigen handelen te verdisconteren.

f. Kennelijk belangrijke boodschappen [(p 229 e. v. en 236)]

Dit zijn boodschappen die zo van belang zijn dat men zich er niet bij neerlegt als de communicatie erover niet adequaat verloopt en/of niet tot overeenstemming leidt. Men blijft dan pogen alsnog adequaat te communiceren én men is bereid ervoor te strijden. Deze boodschappen kunnen functioneel van karakter zijn, maar bijna altijd raken ze (ook) het persoon-zijn. Doorgaans worden ze uitgedrukt in sterke gevoelsuitingen, die op hun beurt vaak de signalen zijn van belangrijke behoeften, wensen, belangen, rechten of grenzen.

 

[Blz. 249] 

g. Grens-aangevende boodschappen [(p 230 en 239)]

Deze zijn onder de kennelijk belangrijke boodschappen nog van speciaal belang. Ze geven de grenzen aan van wat iemand op een gegeven moment wil, kan doen of verdragen, de grens van iemands normen of van wat hij wel en niet tot zijn persoon rekent. Er zijn functionele en persoonlijke grenzen; het aangeven van deze laatste is in het beroep van groepsleider onontbeerlijk.

h. Contact leggen [(p 235 e.v.)]

Het niet alleen pogen te ontvangen, maar ook het als zinvol trachten te erkennen en te begrijpen van een kennelijk belangrijke boodschap van een of meer bewoners en deze(n) hierover berichten, en/of

het uitzenden van een belangrijke boodschap of dit pogen te doen, zodanig dat de bewoner (of meerderen van hen) deze niet alleen kan ontvangen, maar ook als zinvol kan erkennen en begrijpen en daarover kan berichten.

 

Contact leggen doet men dus door expliciet te pogen om over kennelijk belangrijke boodschappen adequaat te communiceren. Het aanvaarden van de boodschap is voor contact leggen niet per se noodzakelijk.

Contact leggen ofwel adequaat communiceren kan al dan niet het element strijd in zich dragen. Men kan adequaat strijdend communiceren.

Contact hebben is de beleving dat men, als resultaat van adequaat communiceren, de ander kan toenaderen, de afstand kan verkleinen of overbruggen. De beleving impliceert de verwachting dat er kennelijk belangrijke boodschappen over kunnen komen en dat men tot handelingsovereenstemming kan komen.

Het bereikte contact hoeft niet per definitie aangenaam te zijn, het kan ook pijnlijk zijn.

Contact kan er zijn als eenrichtingscontact en als tweerichtingscontact. Aard en kwaliteit van contact kan sterk verschillen; contact is dynamisch van aard.

Contact is een dialectisch begrip dat zich tussen twee polen bevindt; op die polen is er geen sprake van contact, tussen die polen is er altijd iets van beide polen aanwezig. Die polen zijn

isolement enerzijds en

versmelting anderzijds.

 

i. De confrontatie aandurven [(p 239 e.v.)]

Het onder ogen zien van een grens, gevolgd door een communicatieproces waarin beoogd wordt een grens-aangevende boodschap uit te wisselen en deze erkend, begrepen én aanvaard te krijgen; typerende begeleidende belevingen zijn strijdbaarheid en kwaadheid, doch ook angst en onmacht.

Het onder ogen zien etc. van de persoonlijke grenzen is in dit beroep onontkoombaar. Wil men een leefsituatie delen dan moet men contact leggen; wil men contact leggen dan zal men vroeg of laat de confrontatie aan moeten durven. De kunst is om dit adequaat te doen, ook al moet men er bij strijden.

j. 'In conflict zijn' en 'conflict aangaan' [(p 228 e.v.)]

Een conflict is een gebeurtenis waarin mensen met elkaar botsen en vervolgens strijdend interacteren. In die strijd wil men met inzet van kracht iets bewerkstelligen wat de ander (aanvankelijk) niet wil.

'In conflict zijn' en' conflict aangaan' houdt in

1) botsen met iemand omtrent een kennelijk belangrijke boodschap en

2) strijdend interacteren.

Buiten de pauzes die men in de strijdende interactie neemt, impliceert 'strijdend interacteren': strijdend communiceren.

(Cat. A:) omtrent het uitwisselen van een boodschap, en/of

(Cat. B:) omtrent het erkennen en begrijpen van de zin van die boodschap en/of

(Cat. C:) omtrent het aanvaarden van die boodschap.

Kenmerkend voor handelwijze I (zie p 218) bij conflicten is een onaangename beleving van verwijdering bij minstens een der betrokkenen, welke kan leiden tot het opgeven van de pogingen om adequaat te communiceren, hetgeen een omgangsbreuk kan opleveren. In een leefsituatie wordt dat als een onhoudbare situatie gevoeld.

 

[Blz. 250]

Het is, met name in handelwijze II, mogelijk om adequaat strijdend te communiceren. In dat geval legt men contact of heeft men contact, terwijl men in conflict is of het conflict aangaat.

k. De schaduwkant [(p 233 e. v. en 238 e. v.)]

Het zichtbare doen en laten van bewoners (resp. groepsleiders) dat in de ogen van de groepsleider (resp. bewoners) onaangenaam en/of onjuist is en dat men dus liever niet ziet, maar dat, indien men dat doen en laten niet (slechts) als gedrag, doch (ook) als handelen -- dus als zinvol -- interpreteert, een boodschap kan overbrengen die in een hulp- of ontwikkelingsvraag vertaald kan worden.

Zonder deze 'vragen' kan de groepsleider zijn werk niet doen. De groepsleider dient dus contact te leggen inclusief de schaduwkant, en wel over en weer; ook de boodschappen uit zijn schaduwkant dient hij adequaat over te brengen. Dit vereist een visie waarin de schaduwkant bij het persoon-zijn van mensen mag horen.

l. Macht [(p 244 e.v.)]

Macht is het vermogen van de groepsleider respectievelijk de bewoner(s) om dwingende invloed op een of meer anderen uit te oefenen, zowel het uit de maatschappelijke positie al dan niet rechtens toegekende vermogen, als het uit de fysieke en geestelijke gesteldheid voortkomende vermogen.

Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen

macht hebben:
het kunnen inzetten van dit vermogen,en

macht gebruiken: het inzetten van dit vermogen.

 

Bij het gebruiken van macht gaat het erom

1e) in het kader van welke handeling macht gebruikt wordt en
2e) in welke mate
macht gebruikt wordt.

Het methodische idee is om macht slechts te gebruiken in het kader van het leggen van contact inclusief de schaduwkant en het oplossen van conflicten en slechts in die mate als daarvoor nodig is. Gebruik van macht dient gelegitimeerd te worden en in communicatie met de bewoners gecontroleerd te worden

m. Communicatie en contact bevorderen [(p 189 en 246 e.v.)]

Het bevorderen van die communicatie die tot contact kan leiden, dus het bevorderen dat de communicatie adequaat is. Het volhouden te pogen adequaat te communiceren en daartoe de voorwaarden scheppen.

n. Ingehouden of neutraliserend reageren [(p 246 e.v.)]

De groepsleider gebruikt geen of vrijwel geen macht, hij poogt evenmin adequaat te communiceren over de boodschap in kwestie. Hij geeft aan het onderwerp van communicatie te willen verleggen en neutraliseert daarmee, althans voor het moment, het conflict.

2. De kernbegrippen verbonden tot normatieve theorie

Een normatieve theorie beschrijft niet hoe de werkelijkheid is, maar hoe deze zou kunnen worden; zo'n theorie geeft oriëntatie aan het verbeterend handelen. Deze theorie fundeert de methodiek die in het volgende hoofdstuk wordt weergegeven.

Jeugdigen komen in tehuizen terecht omdat hun vorige opvoeders (ouders, pleegouders of groepsleiders) het niet meer met hen uithielden of omdat de jeugdigen het zelf niet meer uithielden. De groepsleiders bij wie ze dan in de groep komen bieden hen een leefsituatie aan.

Om niet opnieuw met elkaar vast te lopen moeten de groepsleiders in die dagelijkse leefsituatie weten te handelen waar anderen het niet meer wisten. Op z'n minst zullen zij om moeten kunnen gaan met de botsingen die in een dagelijkse leefsituatie onvermijdelijk zullen voorkomen. Met die botsingen zal de groepsleiding op z'n minst zo moeten kunnen omgaan dat de omgang, het leven en werken in een leefsituatie, mogelijk blijft. Wil de groepsleiding haar taak als hulpverlener ook waar maken, dan zal bovendien zo gehandeld moeten worden dat de dialoog, elders verstoord, weer op gang komt, gaande blijft en de ontwikkeling als persoon bevorderd kart worden.

De omgang (interactie) tussen groepsleiders en bewoners is niet altijd even intensief; soms gaat ieder z'n eigen gang en neemt men pauzes in de omgang. Buiten die pauzes is met elkaar omgaan echter alleen mogelijk als ze adequaat met elkaar communiceren, in het bijzonder bij botsingen.  

 

[Blz. 251 ]

Communiceren is noodzakelijk omdat mensen, groepsleiders zowel als bewoners, wezens zijn die kunnen en willen handelen (zich niet allen maar gedragen) en die als personen kunnen en willen leven, die personaliteit kunnen en willen realiseren en ontwikkelen.

Zowel 'dialoog', alsook 'handelen' en 'personaliteit' verwijst niet alleen naar het zichtbare doen en laten, maar vooral ook naar het innerlijk: het willen, voelen, kennen, waarderen en kiezen. Communiceren houdt in dat men boodschappen uit dit innerlijk kan uitwisselen en als zinvol kan erkennen en begrijpen. Als dat lukt, en zelfs als dat serieus geprobeerd wordt, is er adequaat gecommuniceerd en is er contact gelegd. Als belangrijke boodschappen bovendien, minstens ten dele, aanvaard kunnen worden (dat wil zeggen dat de consequenties ervan in het handelen verdisconteerd worden), dan komt men tot handelingsovereenstemming. Die overeenstemming, en dus adequate communicatie, biedt de mogelijkheid om, zelfs als men sterk van elkaar verschilt, met elkaar in een leefsituatie te leven en te werken.

Vaak verloopt de communicatie 'als vanzelf' adequaat en is er 'als vanzelf' contact; men kan werken en leven en ook botsen in een gezamenlijke leefsituatie, er zijn wel omgangspauzes maar geen omgangsbreuken. Niet altijd echter gaat dit 'als vanzelf'. Mensen, groepsleiders zowel als bewoners hebben nu eenmaal niet alleen een 'zonkant', maar ook een 'schaduwkant' : het doen en laten dat als onaangenaam en/of onjuist wordt gezien en dat men liever niet ziet. Men botst dan met elkaar.

Bepaalde boodschappen zijn zo belangrijk, dat mensen de moeite blijven nemen om ze uit te zenden en uitgewisseld, erkend, begrepen en aanvaard te krijgen. Daarvoor riskeert men de botsing en men is bereid om er na die botsing voor te strijden; men is dan in conflict.

Deze boodschappen noem ik de' kennelijk belangrijke boodschappen' .Deze raken vooral het persoon-zijn van de betrokkenen, maar kunnen ook de functie of rol raken. Doorgaans worden ze uitgedrukt in sterke gevoelsuitingen, die op hun beurt de signalen zijn van kennelijk belangrijke behoeften, wensen, belangen, rechten of grenzen.

Vooral die grens-aangevende boodschappen zijn van belang. Noch leefsituaties, noch groepsleiders, noch bewoners zijn grenzeloos. Men zal die grenzen, persoonlijke en functionele, onder ogen moeten zien en er, zo nodig strijdend, over moeten communiceren ofwel: de confrontatie moeten aandurven.

Als men in conflict is of het conflict aangaat, is er strijdende interactie over een botsende, doch kennelijk belangrijke boodschap die veelal het persoon en vaak ook de grenzen daarvan raakt, veelal een boodschap uit de schaduwkant -- een boodschap of een manier van verzenden ervan die we liever niet vernemen.

Indien de groepsleider nu het lastige doen en laten van de schaduwkant slechts interpreteert als 'ongewenst of gestoord gedrag', als men slechts dit gedrag wil beheersen en daartoe macht gebruikt, zal de ander (omdat de boodschap in kwestie van kennelijk belang is) ook macht inzetten en escaleert het conflict al snel en loopt men het risico van een omgangsbreuk.

Met meerdere van die omgangsbreuken kan men totaal met elkaar vastlopen. Dat komt omdat bij die handelwijze, gedrag beheersen, de kennelijk belangrijke boodschappen in de loop van het interactieproces zijn zoekgeraakt. Men kan dan nauwelijks tot niet meer bij elkaar in één situatie leven en werken; al snel komt de gedachte aan overplaatsen of weglopen op. De groepsleider kan zijn werk dan helemaal niet meer doen.

Indien men daarentegen het lastige doen en laten van de schaduwkant interpreteert als handelen, dus als zinvol gekozen doen en laten en naar die zin op zoek gaat, dan kan men er een boodschap van kennelijk belang in herkennen (of op z'n minst dit proberen en blijven proberen); in zo 'n boodschap valt vaak. een hulp- of ontwikkelingsvraag te lezen. Deze vragen zijn essentieel voor het werk van de groepsleider.

De kunst van het vak is dan om te proberen en te blijven proberen over die, mogelijk nog moeilijk te herkennen en misschien nog onaanvaardbare boodschappen, adequaat te communiceren, óók en juist als men ook strijdend moet communiceren. Als dat lukt, en zelfs als men het maar serieus probeert en blijft proberen, legt men contact met de schaduwkant en pas dan kunnen groepsleiders en bewoners met elkaar samen leven en werken. Zelfs kunnen ze regelmatig met elkaar botsen zonder de leefsituatie en het persoon-zijn daarin al te zeer te verstoren. Ze kunnen elkaar ontmoeten, de dialoog herstellen en voortzetten.

 

[Blz. 252] 

De groep laat dan niet het beeld zien van 'gekanaliseerd gedrag', maar van menselijk samenleven; dynamisch als een rivier, maar niet chaotisch.

Een voorwaarde hiertoe is dat men het bestaan van een schaduwkant bij mensen, groepsleiders en bewoners, accepteert als deel van het persoon-zijn en dat men de boodschappen uit die schaduwkant wil uitwisselen, erkennen en begrijpen en waar mogelijk wil aanvaarden.

Een tweede voorwaarde is dat het team (en het tehuis als geheel) het persoon-zijn en de daarbij behorende behoeften, belangen, rechten en grenzen de kans geeft er te zijn. Dit impliceert dat het team het dagelijks leven, vooral de zorg, slechts in die mate en slechts op die wijze reguleert dat groepsleiders en bewoners er als persoon kunnen werken resp. leven -- dus als unieke en herkenbare van elkaar verschillende mensen en niet als 'gelijke monniken met gelijke kappen'.

Contact leggen inclusief de schaduwkant is mogelijk, zo bleek, door voorwaarden te scheppen voor adequate communicatie en door te proberen en te blijven proberen adequaat te communiceren, ook en juist als men in conflict is. Dat zal zeker gebeuren, want om contact met de schaduwkant te leggen zal men vroeg of laat de confrontatie moeten aandurven en het conflict moeten aangaan.

Men kan, zo bleek, conflicten wel vermijden door ingehouden en neutraliserend te reageren. Vaak kan men dan weer even verder met elkaar leven en werken, maar het conflict komt toch weer terug als de boodschap in kwestie belangrijk genoeg is. Als men het conflict blijft ontwijken, ontwijkt men uiteindelijk ook het contact.

De groepsleider heeft macht, maar doet er goed aan deze slechts met mate te gebruiken: slechts om de leefsituatie en het persoon-zijn van de mensen daarin mogelijk te maken, dus slechts om contact te leggen inclusief de schaduwkant en om conflicten op te lossen; slechts daartoe en slechts in die mate als daartoe op dat moment nodig is. Machtsgebruik dient gelegitimeerd en in communicatie met de bewoners gecontroleerd te worden.

Als de groepsleider zijn macht slechts gebruikt om conflicten te ontwijken, ontwijkt hij ook het contact en 'leeft' en 'werkt' men nog slechts langs elkaar heen.

Als de groepsleider zijn macht gebruikt om het gedrag van de bewoners te beheersen en in de kanalen van 'gewenst gedrag' te dwingen, loopt hij het risico daarmee slechts de schaduwkant te verbieden en dus de communicatie over de kennelijk belangrijke boodschappen uit die schaduwkant de kans van slagen te ontnemen en dus het persoon-zijn én de leefbaarheid in de waagschaal te stellen.

Die boodschappen zijn zo belangrijk, dat bewoners ervoor blijven strijden en hun macht ervoor inzetten. Conflicten escaleren en de omgang komt in gevaar .Het risico van een totale breuk is groot. Communiceren over kennelijk belangrijke boodschappen wordt steeds moeilijker: men botst en strijdt slechts in een strijdrelatie. Hulp- en ontwikkelingsvragen raken zoek en zo ook de hulpverleningsrelatie. De groepsleider is nog slechts oppasser; schijnbaar machthebber, maar in feite machteloos.

Dat is het gevaar van te veel machtsgebruik en van het gebruiken van macht in het kader van het willen beheersen van het gedrag. 'Beheersen' en' dialoog' gaan niet samen maar staan haaks op elkaar.

Als de groepsleider zijn functie opvat als 'gedrag beheersen " dan kan hij zijn functie slechts vervullen door óf perfect te beheersen door voortdurend en veelvuldig machtsgebruik, óf door de lastige bewoners over te plaatsen naar collega' s elders of maar weer naar de ouders. Maar tehuisbewoners wáren al eens overgeplaatst, van gezin naar tehuis of van tehuis naar tehuis, waar men zou moeten weten te handelen waar anderen het niet meer wisten.

Er is mijns inziens geen andere keuze redelijk dan deze: blijven proberen contact te leggen inclusief de schaduwkant en slechts hiertoe en slechts in die mate macht gebruiken. Dus: te interpreteren en te denken in termen van 'handelen' en 'persoon' en niet in termen van 'ongewenst of gestoord gedrag'.

Het handelen van de groepsleiding zou dan niet gericht moeten zijn op het 'gedrag beheersen', noch op het 'conflict ontwijken', maar op het 'persoon ontmoeten'. Deze handelwijze staat dan ook centraal in de methodiek die in het volgende en laatste hoofdstuk gepresenteerd wordt.

Vorige Start Omhoog Volgende