Start

Omhoog: Schrijftafel Vak
 

Het groepsklimaat in de (snel wisselende) leefgroep

Interview met Frans Gieles

Wat is een groep?

We kunnen een leefgroep zie als ‘een levend wezen’ met een eigen dynamiek. Een boom heeft takken, bladeren, wortels, vruchten, zaden – en is toch één geheel. Een paard heeft benen, oren en wat al meer, elk met hun geheel eigen taak – is toch één paard. Nu is het niet de bedoeling dat het paard op hol slaat, dus een paard heeft leiding nodig, richting, stimulans, een ‘motor’ en een ‘rem’. Zo ook een leefgroep.

Een leefgroep in de jeugdzorg heeft een specifieke vorm: er is ‘de groep’ en er is ‘het team’, dat samen de leefgroep vormt. De groepsleiding is óók lid en deel van de groep, maar gelijktijdig óók lid en deel van de staf. De staf moet dus de groepsleiding toestaan om deel van de leefgroep te zijn, terwijl de jongeren de groepsleiding moeten toestaan om óók deel van het team en van de staf te zijn.

Wat houdt groepsdynamiek precies in?

Een groep heeft een grens: wie hoort er wel en niet bij? Bij een leefgroep ligt dit wel vast, maar binnen een groep zijn er ook subgroepen: wie hoor waar bij? Er ontstaan vriendengroepjes, er ontstaat een kern en een rand. Er ontstaan leiders en volgers.
Er ontstaan ook groepsnormen. Deze zijn in en leefgroep van cruciaal belang.

  • Is het ‘verplicht om stoer te zijn’? Mag je ook kwetsbaar en zwak zijn?
  • Is het ‘verplicht om tegen de leiding te zijn’ of mag je ook met hen samenwerken?
  • Is het ‘stom’ om naar zo’n ‘klets-therapeut’ te gaan of juist verstandig?
Leiderschap is cruciaal voor een groep. Leiderschap hoeft niet vast te zitten aan één persoon: leiderschap bestaat uit verschillende functies.
  • Er is een ‘minister van binnenlandse zaken’ en een ‘minister van buitenlandse zaken,
  • een ‘minister van eenheid’ en een ‘minister van verscheidenheid’.
  • Er is een ‘zakelijk leider’ en een ‘gevoelsmatig leider’.
  • Er is een ‘minister van justitie’ die de groepsnormen ontwerpt en bewaakt.
Leiderschap is van cruciaal belang. Het beroep heet “groepsleider” en het team moet dan ook de groep leiden. Doet men dit niet, dan gaat de groep zichzelf leiden. Heb je dan wat leuke jonge crimineeltjes in de groep, dan ontstaat er een criminele subcultuur met de daar bij behorende groepsnormen en informele leiders. Dit zie je gebeuren in de leefgroepen waarbij het team zich eerst en vooral ‘therapeut’ voelt en lange gesprekken gaat voeren in de leiderskamer of een zijkamertje van de groep.

Kom dat kamertje uit, beste groepsleider, voer best gesprekken maar dan aan tafel midden in de groep, zodat iedereen kan zien dat de stoere bink of meid zich ook open geeft aan de leiding, ook problemen heeft, verdriet, heimwee en wat al niet meer. Al vrij snel zullen andere jongeren zich aansluiten bij dat gesprek. Bevorder dit, beste groepsleider, door tegen groepskind Jan iets te zeggen als ‘Goh, ja, je zit er mee dat je ouders gescheiden zijn (… dat je vader zo agressief is … dat je moeder zo bazig is … dat je zo’n heimwee hebt … dat je school zo moeilijk en vervelend vind …). Dat snap ik. Je bent daar niet de enige in. Je groepsgenoot Wim heeft dat ook. Wim, wil je Jan een beetje helpen? Hij zit ergens mee waar jij ook wel mee zit. Of misschien zijn er wel meer van jullie die zitten met een erg strenge vader (… bazige moeder … heimwee … school …). Binnen een kwartier heb je een therapeutisch groepsklimaat en een groepsgesprek.

Leiding geven betekent ook grenzen bewaken: “Hallo, elkaar pesten, dat doen we hier niet hoor!” Het betekent ook dat er binnen de buitengrenzen ruimte is om zichzelf te zijn of te worden wie je echt bent – en dit verschilt nu eenmaal per persoon: “Hallo, iedereen is niet hetzelfde hoor, iedereen is anders en mag dat hier ook zijn!”

Leiding geven doe je samen met de informele leiders van de groep. “(informeel leider) Karel/beste kerel, er is iets, iedereen is zo druk en snel boos, maar ik weet niet waarom of wat er speelt … Er is iets aan de hand, maar wat? Vaak weet jij dat wel. Tegen jou zeggen ze vaak meer dan tegen de leiding. Wat speelt er? Wat zal ik doen, of kun jij iets doen?” De informele leider zal onmiddellijk reageren, en meestal ook goed.

Wat zijn de kenmerken van een positieve groepsdynamiek?

Dat er dynamiek is en mag zijn. Iedereen is anders en mag dat zijn. Nu ja, er zijn enkele grenzen en regels, maar daarbinnen moet, juist in de jeugdzorg, juist voor kinderen met problemen, veel ruimte zijn, méér dan in de ‘gewone opvoeding, die kennelijk juist is vastgelopen:

  • Ruimte om stoer te zijn én om zwak te zijn;
  • ruimte om druk te zijn én om stil in een hoekje te zitten: “Leuk dat je graag zo lekker druk bent, maar je bent hier nu ook weer niet alléén” – “Lekker even uitgeschreeuwd? Dat lucht op, maar ik begin nu een oorarts nodig te hebben … Kan het wel even íets zachter? Als ik naar de oorarts moet, kan ik hier de tafel niet dekken …” – “Oh, deze activiteit is niet verplicht hoor, zit rustig in een hoekje te treuren, maar dan wil ik wel graag weten wat je zo dwars zit …”
  • ruimte voor activiteiten, maar ook voor zich vervelen, rondscharrelen, aantuttelen, lekker niks doen, niks hoeven, uit te rusten, tot rust te komen;
  • ruimte voor gevoelens die zijn zoals ze zijn: ook boosheid, frustratie, heimwee, gemis, verdriet, enthousiasme, samenzijn, eenzaamheid …;
  • ruimte om even lekker groep te zijn, maar vooral ook voor individuele contacten met de leiding, liefst midden in de groep (zodat de jongeren dit van elkaar zien), in het bijzonder voor het slapen gaan: voor elk kind momenten van persoonlijke aandacht.
Er zijn dus grenzen en binnen die grenzen is er ruimte. Hier tussen in zit wat ik “de marge” noem.
  • “Nou, we schelden hier eigenlijk liever niet, maar als je zó boos bent mag je dat ook laten merken hoor. Als je ergens boos over bent, wil ik juist graag weten waaróm of waaróver je boos bent … misschien kunnen we er iets aan doen …”
  • “Ja, het is bedtijd, dat klopt, maar neem even de tijd om tot rust te komen … je verhaal af te vertellen … je activiteit af te maken …”
  • “Ja, er is wel een regel dat je alles moet eten, maar we bedoelen eigenlijk dat je in elk geval iéts moet eten en liefst nog iets gezonds ook. Als je dit écht niet lust, laat het dan rustig staan en eet gewoon wat meer van iets anders.”
De grenzen mogen dus niet ‘van beton’ zijn, ze dienen persoonlijk te zijn. “Sorry, jongens, iedereen praat zó hard dat ik Marieke helemaal niet kan verstaan /of/ dat ik er horendol van word … Kunnen we effen dimmen?”

Het sleutelwoord van de methodiek mag nooit “structuur!!!” zijn; ook de sleutelwoorden “rust” en “houvast” zijn, zo bleek in enkele groepen bij mijn proefschrift onderzoek, dodelijk voor een therapeutisch leefklimaat. Hoe komt iemand op het idee om “rust” tot sleutelwoord te verklaren in een groep levendige kinderen? Hooguit uit het eigen verlangen naar ‘een rustige groep’, maar al zeker niet vanuit het verlangen van de kinderen. Aan hen gevraagd wat zij bij de maaltijd “gezellig” vonden, antwoordde niemand “rust”; wel “een beetje leuk gedoe en drukte”.

Het sleutelwoord dient “contact” te zijn. Let wel: niet het contact met het lieve en rustige kind, daarvoor zitten ze niet in de jeugdzorg, maar met wat ik noem “contact inclusief de schaduwkant”, dus met het verdrietige, boze, drukke, slome, domme, onzekere of zelfs agressieve kind: “Ik snap dat je erg boos bent, maar wil je wel de ruiten heel laten en mij vertellen wat je zo dwars zit” – of: “wil je dan niet gaan vechten maar liever met mij een potje stoeien …”

Hoe beschrijft u de groepsdynamiek in een leefgroep met jongeren?

  • Dat jongeren daar jongeren moeten kunnen en mogen zijn, elk zoals hij/zij is, dus iedereen anders. “Gelijke monniken, gelijke kappen” is dodelijk voor vruchtbare dynamiek: het zijn geen monniken.
  • Dat de leiding deel is van de groep, niet er bóven staat, maar juist middenin.
  • Dat de informele leiders hun status mogen verdienen en behouden, dat ze gerespecteerd en serieus genomen worden.
  • Dat ‘Dirk de drukke’ en ‘Sjefke de stille’ elk hun plek mogen hebben.
Zoiets geldt ook voor het team. In een team hoort een jonge meid te zitten en een ‘tante’, een sportieve man en een ‘wijze opa’, slechts één van hen hoeft “Rudie de Regelaar” te zijn: één is genoeg. Graag ook etnische verschillen in het team! De teamleden moeten elkaar dus de ruimte geven om te zijn wie en hoe ze zijn.
Géén ‘eenheidsworst’, dat is dodelijk voor een therapeutisch groepsklimaat.

Handel als persoon, niet als ‘regelmachine’:

  • “Sorry, die knetterharde muziek vind jij (vinden jullie) leuk, maar ik word er knettergek van en ik kan niemand verstaan. Ik kan er nu effe helemaal niet tegen.”
  • “Zo zo, ja, jij wilt hier effe de baas spelen? Nou, toevallig ben ik hier de groepsleider. Het is mijn dienst en jij gaat mooi niet mijn dienst verknallen.”
  • “Zo zo, jij vindt mij [… scheldwoorden …] maar ik laat mij niet beledigen. Zeg maar wat je dwars zit, maar schelden is er bij mij niet bij.”
Van groot belang is de onderlinge dynamiek van de jongeren zelf, dus juist de verschillen tussen hen: hoe ze in het leven staan, hun verleden, dromen, (gebrek aan) perspectief, hun stijlen van muziek en kleding, hun karakters (Ben het baasje en Dirk de dromer), Otto de opene, Sim de spontane én Gertje de geslotene), liefst ook hun leeftijd (het spontane drukke kind, de jonge soms domme jonge puber, de al wat wijzere adolescent: ze hebben elkaar iets te bieden).

Welk verschil is er in groepsdynamiek tussen gewone groepen en snel veranderende groepen?

Méér dynamiek, dus vooral geen ‘gelijke monniken’ of een ‘eenheidsworst’: levendig, afwisselend, avontuurlijk.
Deze kinderen hebben een onzeker toekomstperspectief: Waar ga ik heen, wat gaat er gebeuren met mij? Daardoor hebben ze wellicht minder aandacht voor elkaar. De groepsleiding kan hier een voorbeeld zijn door hierover met de kinderen te spreken midden in de groep, niet in het zijkamertje. Al snel zal de halve groep er omheen staan en zich ook uitspreken. De groepsleiding kan dan het contact hierover tussen de kinderen onderling op gang brengen en bevorderen. Wees niet ‘de therapeut, wees ‘de verbinder’.
Voor het team: geen kans op een langdurige hechting/binding/band/relatie, maar eens te meer ruimte voor het contact.

Welke fasen doorlopen dit soort groepen?

Deze zijn altijd cyclisch, ze wisselen elkaar af: drukte en (relatieve) rust, eensgezindheid en diversiteit, en zo meer. Dit zijn verschillende waarden voor een groep. In de circulaire dynamiek komen ze om de beurt aan bod, naar gelang de groep op dat moment nodig heeft. Kinderen voelen dit feilloos aan.
Begint een hele tijdelijke groep tegelijkertijd, dan moet zich een groep gaan vormen. Begin dan niet met De Regels, maar met de onderlinge contacten en levensverhalen.

Waar heeft een snel veranderende groep nood aan?

Niet aan de continuïteit van een kanaal of meer (‘structuur!’), wel aan de snelle loop van een rivier die zich qua loop aanpast aan het landschap.

Waar hebben nieuwe leden van een groep nood aan?

Aan een eigen plek, goede voeding, zorg, wellicht ook kleding en zo meer. Begin met die behoeften. Dan aan contact, met de groepsgenoten en met de leiding; gezien worden, gehoord worden, er mogen zijn zoals hij/zij is – niet aan ‘regels’, ‘rust’ en ‘houvast’. De laatste twee begrippen zijn illusies en fnuikend voor het klimaat.
Wat dan wel? Uit mijn proefschriftonderzoek stelde ik de volgende lijst samen:

  • Wees er voor mij als persoon, niet alleen omdat je dienst hebt.
  • Luister naar mijn verhalen; ik vertel vaak belangrijke dingen in verhaalvorm.
  • Luister naar wat ik vind en voel. Respecteer dat, ook al beleef jij de dingen anders.
  • Wees met mij bezig, doe dingen samen met mij.
  • Ik ben geen prater. Toch zoek ik contact via de dagelijkse dingen. Geef mij contact zonder die stroom van woorden. Maak eens lol met me.
  • Soms wil ik geen bemoeienis, soms juist wel. Zie dat.
  • Verdraag mij, ook als ik in een rotbui ben.
  • Je mag wel door mijn houding heen kijken; ik bén eigenlijk niet zo onverschillig als ik doe.
  • Ik heb ook een lijf; zorg een beetje voor me.
  • Ik wil je ook wel eens even voor mij alleen hebben.
  • Ik vind 't fijn om met je te stoeien.
  • Raak me ook eens aan, liefkoos me, stop me fijn onder.
(< https://www.human-being.nl/Bibliotheek/warmte.htm >)

Waar heeft de groep nood aan wanneer er een lid vertrekt?

Wellicht aan een ritueel. Plus even bezinning op, even stil staan bij het eigen toekomstige vertrek: thuissituatie? Toekomst?

Welke manieren zijn er om het groepsklimaat in snel veranderende groepen te bevorderen?

Even repeteren:

  • Wees er, en wel in de groep, niet in de leidingkamer of in een spreekkamertje er naast.
  • Sleutelbegrippen zijn zorg (onvoorwaardelijk!) en contact, plus diversiteit (ook in het team), je mag zijn wie je bent; niet ‘structuur’, ‘regels’, ‘rust’ of ‘houvast’, eerder aan een levendige dynamiek. Het is geen bejaardentehuis, het zijn kinderen/jongeren en zij mogen dit ook zijn.
  • Contact met het hele kind, inclusief de schaduwkant.
  • Er zijn wel grenzen, dus codes en logische regels, maar er is binnen die grenzen juist veel ruimte, meer dan in de normale opvoeding gebruikelijk is. De grenzen zijn niet van beton: er is altijd een marge mogelijk. Juist in die marges ontwikkelt zich het contact, dat per definitie individueel is.

Onderbouwing

De groepsdynamica staat uitvoerig beschreven in mijn boek “Groepsleider … een vak apart”, van 1974 en sindsdien 13 herdrukken, nu helaas uitverkocht.

De methodiek is inhoudelijk en inspirerend beschreven in bijvoorbeeld
Janusz Korczak’s boek “Hoe houd je van een kind”, 1020, 1929; Bijleveld 1985; Uitgeverij SWP, laatste her druk 2010; en in
Toine Vossen: Zichzelf worden in menselijke relatie, De Toorts, Haarlem – nog antiquarisch verkrijgbaar

(Over Carl Rogers’ methodiek - zie hierover ook
Zo ook: Kinderen die je niet gemakkelijk loslaat; J. P. Hommes: < https://www.human-being.nl/Bibliotheek/hommes.htm >

Over de groepsleider zelf:
'Love is not enough' - maar het kan ook beslist niet zonder:
< hhttps://www.human-being.nl/Bibliotheek/love.htm >

De methodiek richting therapeutisch groepsklimaat is empirisch onderbouwd in mijn proefschrift “Conflict en Contact” van 1992.
< hhttps://www.human-being.nl/Bibliotheek/cc/inh.htm >
Lees hierin

Meer over ‘De Apnrots’ en ‘Het Mezennest’:
< https://www.human-being.nl/Bibliotheek/warmte.htm >
Idem: < https://www.human-being.nl/Bibliotheek/kerntaak.htm >.

Over “structuur in de leefgroep”:
< https://www.human-being.nl/Bibliotheek/structuur.htm >.

Kan individuele begeleiding binnen de leefgroep?
< https://www.human-being.nl/Bibliotheek/structuur.htm >’

Over contact maken:
Goed communiceren* in lastige omstandigheden, het hart van de orthopedagogiek * van hart tot hart:
< https://www.human-being.nl/Bibliotheek/goed_communiceren.htm >.

(Voorlopig) slotwoordje

Onlangs kreeg ik nog een empirische onderbouwing van het belang van ‘persoonlijk contact met de schaduwkant’ boven dat van ‘rust en regels enz.’

In de laatste groep van mijn proefschriftonderzoek heb ik intensiever gewerkt met mijn participatie = zelf deelnemen aan de diensten van de groepsleiding (dus niet: participerende observatie, maar samen handelen). Hierbij had ik het voordeel van mijn positie en status: ‘Die meneer komt van de universiteit en die gaat ons helpen om minder ruzie te hebben’ – dus enig gezag.

Zo bracht ik persoonlijk de kinderen naar bed, onder de verbaasde ogen van de groepsleiding heel anders dan zij gewend waren. Een meisje lag te huilen, haar drukke broertje sprong erg druk rond. Ik ben toen naast het meisje op bed gaan zitten, heb haar gevraagd wat haar dwars zat en haar getroost. Het broertje was direct bereid om het ter wille van zijn verdrietige zusje wat kalmer aan te doen; hij bleef er ook bij (tegen de regels: een jongen op en meisjeskamer!). Beiden sliepen vredig in.

Onlangs, 37 jaar later, sprak ik beide voormalige kinderen nog weer eens. Van beide kinderen ben ik zo’n tien jaar lang weekend- en vakantiegezin geweest. Het voormalige meisje wist na 37 jaar nog steeds dat en hoe ik haar toen op die avond naar bed heb gebracht en hoe de groepsleiding dit van die dag af overnam en anders ging werken en hoezeer dit beide (en de andere) kinderen goed beviel.
In termen van hierboven: ‘persoonlijk contact inclusief de schaduwkant’ en ‘naast enkele logische regels dient er altijd een marge te zijn’.

Een eerste PS: Groepsgesprekken

In alle groepen heb ik, in mijn onderzoek en mijn werk her en der, leefgroepsgesprekken ingevoerd. Deze kunnen het beste geleid worden door een staflid, relatief buitenstaander dus, beter nog dan de meer betrokken hoofdleider als die er is. Deze opzet voorkomt dat de groepsleiding eens even alle regels nog weer eens gaat opnoemen, en een reeks van “jullie moeten …” gaat afsteken, en wat de kinderen zeggen gaat beantwoorden met “Ja maar …”. Ik kon zodoende bevorderen dat de kinderen niet tegen mij gingen praten, maar vragen

  • “Gut, je praat tegen mij, wil je dit vertellen aan je meest favoriete groepsleider en die dan ook aankijken?” Geen groepsleider die dan niet goed zal luisteren!
  • Of zelfs openen met: “Gut, we zitten nu met hiér de jongeren, en dáár de groepsleiding! Ongezellig! Jullie staan toch niet tegenóver elkaar? Als iedereen nu eens gaat zitten naast zijn meest geliefde en vertrouwde groepsleider?” Een minuut zie je daar dan de onderlinge verhoudingen voor je neus in beeld. Je ziet ook welk kind van de groep met géén van de groepsleiding (goed) contact heeft. Dit kun je zeggen, en het team vragen (nu ja: opdragen natuurlijk!) “Kunt u bij ons volgende gesprek, volgende week dus, vertellen hoe u het contact met ‘Simon de stille’ hebt kunnen verbeteren?” Geen team kan hier dan, voor het oog van de groep, nog nee op zeggen en reken maar dat het contact er de week erna al is!
  • “Je praat nu over ‘Gert je groepsgenoot(je)’. OK. Wil je het dan niet tegen mij zeggen maar tegen hem en hem dan ook aankijken?”
  • Bij onderlinge conflicten kun je de groepsleiding vragen: “We horen hier een probleem. Kunt u hier wellicht uw hulp aanbieden?”
  • “Beste groepsleiding, u hoort nu wat klachten vanuit uw groep. Wilt u dan niet reageren met “Ja maar ….”, maar eerst met “Ja … ik snap dit” en dit met empathie en begrip? Dit kun je ook vooraf tegen het team zeggen.
  • Gevolgd door: “Wilt u hiervoor samen met uw groep naar een oplossing zoeken?” Indien van toepassing: “Wilt u deze week dan contact opnemen met de school / de kok / de directie / … en volgende week vertellen wat u hebt kunnen bereiken?”
  • Ook kun je zeggen iets als “Beste jongeren, jullie beloven nu iets: mooi! Willen jullie het nog eens plechtig opnieuw beloven? Wacht, is er misschien een van jullie die deze afspraken wil opschrijven? Dan hangen we die even aan de muur / op het prikbord.”
  • Hetzelfde kun je natuurlijk doen met de groepsleiding!
… Enzovoorts, enzovoorts …

Een tweede PS: Literatuur

de Bruin, Ellen: Repressie is slecht voor gevangen jongeren.
Als de groepleiders goed zijn, kunnen jongeren beter uit de gevangenis komen dan ze erin gingen. Dat concludeert Peter van der Helm in zijn proefschrift.
NRC 5 juli 2011
Zie hieronder bij Helm, Peter van der ...
Het goede nieuws is dat er ten minste iets werkt, vertelt Van der Helm: het creëren van een ‘open leefklimaat’ binnen de groep. Dat wil zeggen: een sfeer waarin jongeren zich gesteund voelen door hun groepsleider, het idee hebben dat ze zelf iets leren, niet onderdrukt worden door allerlei regels en elkaar kunnen vertrouwen.

Helm, Peter van der: Fitst do no Harm. Living group climate in secure juvelile correctional institutions. Proefschrift, VU Amsterdam, 2011:
Nederlandse samenvatting.
[... ...] Om belangrijke doelstellingen als opvoeding, behandeling en rehabilitatie te realiseren is het van groot belang dat er een ‘open’ sociaal therapeutisch behandelklimaat wordt gecreëerd.[...]
Een dergelijk open leefklimaat zal moeten bestaan uit voldoende ondersteuning van de pedagogisch medewerkers, voldoende groeimogelijkheden bij jongeren, zo min mogelijk repressie en een goede onderlinge atmosfeer. [...]
Hiervoor is waarschijnlijk een paradigmawisseling nodig, waarbij het huidige paradigma van ‘opvoeding en controle binnen’ vervangen moet worden door ‘opvoeding gericht op buiten’, om met de samenleving een toekomstperspectief te creëren voor de onder haar verantwoordelijkheid gestelde jongeren.

Omhoog: Schrijftafel Vak

Start