Vorige Start Omhoog Volgende

§ 2. De weg van verhaal tot conclusie 

In deze paragraaf wordt beschreven hoe de weg van verhaal tot conclusie in dit onderzoek is afgelegd. Dit wordt gedaan door elk van de zeven stappen op deze weg te beschrijven en te illustreren. Deze zeven stappen zijn de stappen die in de praktische organisatie van dit onderzoek zijn afgelegd. Deze zeven stappen komen dus niet overeen met de zeven elementen van het handelen: het zijn organisatorische stappen.

Stap 1: Van handeling naar verhaal 

De eerste stap wordt gedaan door de praktijkwerker zelf. Niet alleen principieel. maar ook in feite is de werker degene die als eerste zijn eigen handelen onderzoekt.

Aan de groepsleiders die deelnamen is gevraagd om, zo kort mogelijk na de dienst, een gebeurtenis wat uitvoeriger op te schrijven. Dit kon aan de hand van de zeven vragen, het kon ook gewoon als verhaal worden opgeschreven, waarna achteraf gekeken werd of alle zeven elementen in het verhaal aan bod kwamen. Zo is ook aan de docenten gevraagd verslagen te maken van lessen die ze gegeven hadden.

Wat aan de werkers gevraagd is, is dus dit: 

a. Uit de vele handelingen die zij verrichtten er één of enkele uit te kiezen voor het project:

b. hun handelwijze bewust te zijn of te worden: 

c. hun handelwijze onder woorden te brengen:

d. hierbij alle elementen van het handelen te betrekken en 

e. dit verhaal in te brengen in de kring waar het kritisch besproken zou worden.

 

Dit brengt een proces van bewustwording en reflectie op gang bij de werker. Hij moet zich bijvoorbeeld afvragen: wat was eigenlijk mijn doel? Hij moet er woorden voor kiezen, dus begrippen gebruiken. Hij stelt zich ook kwetsbaar op: anderen zullen het lezen en kritisch bespreken. 'Zal mijn verhaal ooit in een boek komen als voorbeeld van hoe het niet moet? Laat ik me dan goed verantwoorden!' 

Deze stap is zeer essentieel. De werker onderzoekt hier zijn eigen handelwijze kritisch.

Stap 2: Selectie van de verhalen

De verhalen werden opgestuurd naar de projectleider in de eigen regio. Als er weinig verhalen kwamen behoefde er geen keus gemaakt te worden. maar bij een grote hoeveelheid verhalen zou er te veel materiaal zijn om te bewerken en bespreken en moest er een keuze gemaakt worden. Criteria voor die keuze waren de volgende:

a. De vraagstelling die op dat moment in het onderzoek was afgesproken:

b. de mate waarin de verhalen aansloten bij wat op dat moment de deelnemers sterk bezig hield:

c. de mate van compleetheid van de verhalen. dat wil zeggen de mate waarin de zeven elementen erin te herkennen waren:

d. de mate waarin geproblematiseerd werd, dat wil zeggen de mate waarin vanzelfsprekendheden van vragen waren voorzien en

e. de rijkdom aan inhoud van het verhaal.

 

Met de uitgeselecteerde verhalen ging de projectleider naar de volgende stap:

Stap 3: De analyse van de verhalen 

Deze werd aanvankelijk verricht door de projectleider. In later stadium ook door de deelnemers. De analyse hield in dat in de kantlijn van het verhaal de cijfers (1) t/m (7) werden gezet  - zoals dat gedaan is in de kantlijn  

[Blz. 73]

van het verhaal van Steffie op blz. 29. Tevens werd een korte typering van de informatie over dat element in enkele woorden in de kantlijn geschreven. 

Dit is een zeer wezenlijke stap, want welke woorden kies je dan? Die woorden die ten kortste weergeven wat de leidster eigenlijk deed, wilde, zag, achteraf voelde, dacht. Die woorden proberen de handelwijze in de kern te vatten. Als het lukt, liggen die woorden net tussen het concrete niveau van het verhaal en het iets abstractere niveau van het bespreken van het verhaal in. 

Probeer dit eens te doen bij het verhaal van Steffie

De volgende woorden in de kantlijn zullen vermoedelijk wel te verdedigen zijn:  

Analyse: Steffie moet slapen

(1)

Situatie

Conflict, luid protest

(2)

Doel

Hij moet uitrusten, met goed huneur naar de dokter = zorg voor rust

(3)

Werkwijze

Begrip + eis

(4)

Afloop

Voelt zich begrepen en slaapt fijn in

(5)

Bevinding achteraf

Tevreden

(6)

Inzicht

Brullen is zijn recht, daarover geen conflict.
Belangen moet je onderkennen èn scheiden

(7)

Zoekweg

 

Als je nu, zoals hierboven, de woorden uit de kantlijn bij elkaar zet, krijg je in korte bewoordingen de handelwijze van de leidster overzichtelijk in beeld.

Nu is het verhaal van Steffie een heel duidelijk verhaal, dat kennelijk aan de hand van de zeven vragen is geschreven. Vanwege die helderheid is het verhaal ook als voorbeeld gebruikt om het begrip 'handelen' en de zeven elementen daarin toe te lichten.

Nu zijn verhalen niet altijd zo precies van 1)) t/m (7) geschreven. Dan is het nuttig om de woorden uit de kantlijn over te brengen op een 'overzichtsvel', waarop je dan de handelwijze beter kunt overzien.

In de inleiding van dit verslag is het verhaal van Mike en zijn verdriet en van Barney en de spoken weergegeven als introductie in het onderwerp van dit onderzoek. Het staat op blz. 12.

Als illustratie van de werkwijze in dit onderzoek 

wordt hieronder nu de analyse van dat verhaal weergegeven; het blijken eigenlijk al twee verhalen te zijn, zodat de analyse in twee kolommen is weergegeven [in een apart bestand: klik op het onderstaande:].

Analyse van het verhaal van Mike & Barney 

Een derde voorbeeld 

Het beschrijft de eerste 24 uur dat er in een groep oudere, zwakbegaafde meisjes een nieuw meisje is gekome,' Lia. In dit verhaal zijn vier fasen te onderscheiden. Na het verhaal wordt het overzichtsvel weergegeven, waarop tevens een volgende stap in de analyse te zien is: de horizontale en de vertikale analyse. Na het voorbeeld wordt dat uitgelegd. 

[Een en ander staat in een apart bestand. Klik op de onderstaande titel:]

Verhaal & analyse: Angstig meisje in de groep

Stap 4: De analyse en het overzicht van meerdere verhalen 

Op in principe dezelfde manier kunnen meerdere verhalen over een thema geanalyseerd worden en tot methodische ideeën leiden.

Een of soms meerdere verhalen kunnen dan in een kolom worden beschreven met de trefwoorden uit de kantlijn. Het abstractie-niveau wordt dan alweer iets hoger dan wanneer één verhaal wordt geanalyseerd.

Een voorbeeld hiervan 

waarin de vraag 'Hoe leg je contact?' een van de gekozen speerpunten was. Daarbij dient verteld te worden dat in deze kring het begrip contact naar voren was gekomen, met name als alternatief voor de aandacht die de meisjes eindeloos bleken te vragen, vaak zelfs afdwongen.

In het volgende overzicht zijn zes verhalen over contactleggen met het meisje uit het vorige voorbeeld, Lia, in één schema geanalyseerd. Over de begrippen aandacht en contact en over de methodische ideeën hierover zal in deel II verteld worden. Hier gaat het om de methode van werken, om deze stap op de weg van verhaal tot methodische conclusies. Ter wille van de ruimte zijn de zes verhalen niet weergegeven en volgt meteen het overzichtsvel 

[In een apart bestand; klik op de titel hieronder].

Zij en ik: Contactopbouw - Analyse  

[Blz. 79]

Stap 5: Het terugrapporteren in een notitie

De verhalen en lesverslagen werden door de deelnemers opgestuurd naar de projectleider in de eigen regio, tien á veertien dagen voor het kringgesprek zou plaatsvinden. De projectleiders selecteerden zo nodig verhalen als het er te veel waren (stap 2) en verrichtten de analyses; in een later stadium werd dit ook wel aan de deelnemers gevraagd of in het kringgesprek gezamenlijk gedaan (stap 3).

De verhalen werden door de projectleiders zo nodig leesbaar uitgetypt of uitgeschreven en werden, al dan niet voorzien van analyses, samengevoegd in een notitie; veelal werd een inleiding geschreven, soms werd een beschouwing toegevoegd, vaak werden vragen geformuleerd.

Deze notitie werd ongeveer een week voor het kringgesprek opgestuurd naar de deelnemers. Ieder werd geacht op de dag van het kringgesprek de notitie gelezen te hebben en op de erin gestelde vragen een eerste eigen antwoord geformuleerd te hebben.

Voor we nu de volgende stap bespreken, het kringgesprek, dienen we even terug te schakelen en te bezien welke keuzes er door de projectleiders bij de stappen 3 t/m 5 intussen zijn gemaakt.

De keuzen bij de stappen 3 t/m 5

Nadat de praktijkwerkers als eersten hun keuze hebben gemaakt welk verhaal zij opschreven en in welke woorden zij dit deden, is de projectleider als tweede aan de beurt om te kiezen. Als deze de analyse verricht, kiest deze deels de termen en begrippen die al in het verhaal zijn gebruikt, de termen en begrippen van de werkers dus, die komen uit hun taal, hun interpretatiekader, hun theorie.

Bij de analyse zoekt hij of zij ook naar woorden die samenvattend en abstraherend zijn én die de kern weergeven van wat er verteld is, woorden ook die verder doordenken mogelijk maken

Die woorden komen dus uit de taal van de projectleider, dus uit diens interpretatiekader, diens theorie en -- naar we mogen verwachten -- uit de vakliteratuur. Als het goed is, sluiten de door de projectleider gekozen begrippen enerzijds goed aan bij die van de praktijkwerkers én bieden ze anderzijds uitzicht op nieuwe ideeën. De projectleider kan lang wikken en wegen, er zal een keuze moeten worden gemaakt en op dat moment heeft de projectleider dus invloed. Het kan zijn dat een andere projectleider andere begrippen zou kiezen vanuit een andere theorie of een ander deel van de vakliteratuur.

Neem even het verhaal: "Angstig meisje in de groep" (blz. 75 en 76). In de analyse is bij (1) ingevuld: 'hevig gevoel'. Wellicht had een ander hier ingevuld: 'overdreven gevoel' of weer een ander: 'hysteroïde gedrag'. 
Bij (3) is ingevuld: 'macht'. Wellicht had een ander hier 'functioneel gezag' ingevuld.

Hetzelfde geldt voor de vragen en ideeën die de projectleider in de notitie aandraagt: dat zijn keuzen. Dit moet wel, wil hij of zij geen lege papieren indienen. Het feit dat hiermee invloed wordt uitgeoefend mag niet verhuld worden; daarom wordt het hier duidelijk vermeld. In hoofdstuk II is betoogd dat in bepaalde typen onderzoek de onderzoeker geen invloed mag uitoefenen op de onderzochten, maar dat dat bij dit type onderzoek, handelingsonderzoek, juist een van de methoden van onderzoek is. Bovendien zijn de praktijkwerkers hier niet de onderzochten, maar de mede-onderzoekers van hun eigen handelwijzen.

In ieder geval is duidelijk geworden dat het bij het analyseren van het verhaal niet alleen gaat om het beschrijven, maar ook om het samenvatten en abstraheren, dus om het interpreteren of her-interpreteren van het vertelde. Nadat de praktijkwerkers als eersten hun keuzes maakten, en de projectleider der als tweede aan de beurt was, is nu de beurt aan allebei, namelijk in het kringgesprek. 

 

[Blz. 80] 

Stap 6: Het kringgesprek

Hierover is in § 1 al gezegd dat dit gesprek machtsvrij, dialogisch, kritisch en dialectisch dient te zijn. Deze termen zijn op blz. 69 uitgelegd. Met nadruk mag nog eens herhaald worden dat de kracht van de argumentatie de enige toegelaten kracht is; noch de macht van een positie (hoofdleider, staflid, projectleider), noch de macht van het getal van de meerderheid mag gelden, alleen de argumenten gelden. Ook de macht van het 'zeker weten' mag niet overheersen, daar mag altijd de vraag, de twijfel of de tegenstelling tegenover staan. Er wordt ook niet per se gestreefd naar overeenstemming; er kunnen heel goed meerdere ideeën, alle voorzien van een vraagteken, naast elkaar blijven staan.

In dit project zijn er kringen gevormd van groepsleiders, soms ook begeleiders, docenten en projectleider; kringgesprekken vonden ongeveer maandelijks plaats. Begonnen werd met het goedkeuren, afkeuren of wijzigen van de notulen van de vorige zitting. Er werd vrijwel woordelijk genotuleerd; de projectleiders schreven tijdens het gesprek in telegramstijl op wat er werd gezegd en werkten dit zo snel mogelijk daarna uit tot een leesbaar verslag, dat weer aan de kringdeelnemers werd voorgelegd.

Daarna kwamen de verhalen ter sprake die in de notitie vervat waren. Meestal kwam eerst de schrijver van het verhaal aan bod. Daarna was er ruimte voor vragen en voor bespreking van de analyse en de daarin vervatte ideeën. Voor een goed kringgesprek is het van belang om afwisselend op concreet en op meer abstract niveau te spreken en te denken. Op het abstracte niveau is het van belang om de begrippen die bij het denken gebruikt worden, expliciet te bespreken en kritisch op hun waarde te toetsen. Zo zijn bijvoorbeeld begrippen als 'macht', 'gezag', 'opvoeding', 'leren' en 'persoon' aan de hand van verhalen in dit project grondig besproken.

Een voorbeeld van de wisseling van niveau zijn de lessen over conflicthantering die in een van de kringen zijn besproken. Dit gebeurde drie keer

één keer per les op concreet niveau, 

één keer over een aantal lessen op samenvattend niveau 

en ten slot te over de hele serie lessen op abstract niveau.

 

Opgemerkt dient nog te worden dat zo'n kringgesprek, vooral als het tevens een teamgesprek is, niet alleen een rationeel gebeuren is maar evenzeer een sociaal en emotioneel gebeuren. Mensen kunnen zich bij kritisering van hun verhaal aangevallen voelen, kunnen diepe twijfels voelen als hun vanzelfsprekendheden worden voorzien van vraagtekens. Verhalen kunnen diepe emoties bevatten of oproepen. Voor iemand die zo'n gesprek leidt is het even essentieel om op dat emotionele niveau te communiceren als het is om op het abstracte rationele niveau te kunnen werken. Als de gespreksleider, hier de projectleider, zich opstelt als kwetsbaar persoon met eigen twijfels en gevoelens, maakt hij of zij het de deelnemers gemakkelijker om zich ook zo op te stellen. En die opstelling als persoon, inclusief twijfels en gevoelens, is noodzakelijk om het eigen handelen compleet te kunnen bespreken en om tot beter handelen te komen, handelen dat echt en eigen is en dat in de woelige en emotionerende praktijk van de dagelijkse leef- of leersituatie ook in praktijk kan worden gebracht.

Al met al stelt het leiden van zo'n gesprek z'n eisen: er moet echt geleid worden, de tijd en de agenda moeten worden bewaakt, de regels van het kringgesprek dienen te worden bewaakt, ieder dient gelijke kans op deelname te hebben enzovoorts, terwijl ook een correcte notulering van belang is voor de volgende stadia van het onderzoek.

Een aspect van het leiden van zo'n gesprek dient apart en met nadruk te

[Blz. 81] 

worden vermeld. Het onderwerp van gesprek is namelijk: de eigen handelwijze -- dus NIET de bewoners of leerlingen. Zij komen wel in het verhaal voor en hun namen worden vast wel genoemd, maar zij zijn NIET het onderwerp van gesprek. De handelwijze van de werker is het onderwerp. Dus niet de passiviteit van Lia (en de eventuele verklaring daarvan) is het onderwerp, maar datgene wat de werkers zelf doen met die passiviteit. Een verklaring kan daarbij van dienst zijn, maar dient toch altijd te leiden tot eigen handelingsmogelijkheden van de werker. De verleiding om over de bewoners of leerlingen te praten is groot.

Daarom dient continu gewaakt en bijgestuurd te worden in de richting van het eigenlijke onderwerp van gesprek. Een hulpmiddel daarbij is de gespreksregel dat zoveel mogelijk in de ik-vorm gesproken wordt; bij het bevragen komt de jij-vorm in aanmerking, en slechts nu en dan de hij- of zij-vorm.

Stap 7: Van kringgesprek tot methodiek

De methodische ideeën uit de verhalen, notities en de kringgesprekken staan nu op papier. Zo'n stapel papieren is nog geen bruikbaar gebleken methodiek, daar is nog een tussenstap voor nodig. 

De opgeschreven gegevens en ideeën dienen nu systematisch bijeengezet te worden, alweer op een iets hoger niveau van abstractie. Dit werd gedaan door de projectleider en wederom aan de hand van de zeven vragen. De werkwijze hierbij is in essentie gelijk aan die bij het analyseren van de verhalen. De notulen en de gegevens uit de verticale en horizontale analyses kunnen weer voorzien worden van de cijfers (1) t/m (7) Daarvan kan per element van het handelen een overzicht worden gemaakt. Daarin staan dus alle uitspraken over (1) de situaties en de interpretaties daarvan, (2) de doelen, (3) de werkwijzen, enzovoorts.

De volgende stap is om die uitspraken per element te overzien en ze om te vormen van een verzameling uitspraken tot een logisch geordend geheel. De lijst van werkwijzen, aanvankelijk een opsomming, wordt dan bijvoorbeeld ingedeeld in groepen en subgroepen van werkwijzen die samen een logisch geordend geheel vormen.

Na de ordening per element volgt de ordening over alle elementen. De logische ordening van uitspraken binnen een element kan veelal in overeenstemming gebracht worden met de logische ordening in de andere elementen. Bij drie typen werkwijzen kunnen drie typen afloop optreden, of misschien zes typen. Bij twee typen doelen kunnen twee typen handelwijzen horen, of misschien vier typen met subgroepen.

Bij twee wezenlijk verschillende interpretaties van een situatie zullen vermoedelijk ook twee wezenlijk verschillende doelen horen, mogelijk ook twee verschillende werkwijzen en twee typen afloop met interpretaties.

Als hierbij streng systematisch en streng logisch gewerkt wordt, kan de projectleider het aldus ontstane geheel als een voorlopige methodiek terugrapporteren aan de kring, die het weer zeer kritisch bekijkt en die inspecteert of de inzichten echt de eigen inzichten zijn én of ze echt bruikbaar zijn. Dit kan weer leiden tot bijstellingen, opvulling van lege plekken, tot herformulering.

Dit proces van methodiekformulering en herformulering kan net zo lang doorgaan tot ieder tevreden is of, in de praktijk, tot de tijd om is.

In dit project is dat ook gebeurd. Het gehele project is georganiseerd in acht fasen (waarover straks); na iedere fase werd door de projectleider een concept-verslag geschreven dat aan de kring is voorgelegd, waarna het verslag werd bijgesteld tot eindverslag van die fase.

Dat verslag werd nog eens aan de andere kringen voorgelegd, maar daarover wordt in de volgende paragraaf verteld.

 [Blz. 82] 

Als het allemaal gelukt is, is dan na alle concepten en bijstellingen een opgeschreven methodiek ontstaan, die in de praktijk bruikbaar is gebleken, die eigen is aan de werkers, en die (als het allemaal is gelukt) ook voldoet aan eisen als logische consistentie, ethische juistheid, openheid voor verdere ontwikkeling -- kortom aan de eisen die aan handelingsonderzoek gesteld mogen worden en die in § 3, punt e. van hoofdstuk II zijn opgesomd.

En denk nu niet: dan zijn we klaar, want morgen komt er weer een nieuwe Lia in de groep die je in situaties brengt die om anders methodisch handelen vragen dan je gewend was: je moet weer terug naar stap 1. Methodiekontwikkeling is een permanent proces.

Hetzelfde geldt voor de werkers: volgende maand kun je hevige rug- of hoofdpijn krijgen of depressief worden -- waarna de situaties er ineens anders uit gaan zien en bepaalde handelwijzen ineen onbruikbaar zijn geworden. Je zult nieuwe moeten uitvinden: terug naar stap 1, methodiekontwikkeling is een permanent proces.

Hetzelfde geldt voor teams: collega's gaan en nieuwe komen.

Kun je de uitgevonden methodiek aan hen overdragen?

Of moet iedere werker steeds weer voor zich het juiste wiel zien uit te vinden?

Kan methodiek aan studenten worden overgedragen?

Dient naast de reeds uitgevonden wielkunde ook de uitvindkunde aan hen geleerd te worden?

En hoe dan?

Ook op deze vragen is in dit project naar antwoorden gezocht.

Na het bespreken van de kern van de methode in § 1, en van de weg van verhaal tot methodiek in § 2, volgt nu een bespreking van de manier waarop het gehele onderzoek is georganiseerd in twee regio's en acht fasen.

[Dit is hier niet opgenomen. Wel een deel van de onderweg behaalde resultaten.]

Vorige Start Omhoog Volgende