Vorige Start Omhoog Volgende

SLOTBESCHOUWING

[Blz. 290]

Par. 1. Evaluatie

In dit project is gewerkt met een betrekkelijk nieuwe en niet algemeen gebruikelijke manier van onderzoeken: het handelingsonderzoek. Is dit type onderzoek nu inderdaad geschikt gebleken voor een praktische orthopedagogische vraagstelling als de onderhavige? Daartoe zou het produkt en het proces op kwaliteit bekeken moeten worden.

In hoofdstuk III ( p 58 e.v.) zijn aan de hand van de literatuur criteria genoemd voor handelingsonderzoek. Deze kunnen nu als vraag geformuleerd worden.

Over het produkt van dit onderzoek: de begrippen, de theorie en de methodiek:

a. Is dit bruikbaar voor praktijkwerkers (groepsleiders, teambegeleiders, docenten)?

(1) Is het herkenbaar voor hen?

(2) Stimuleert het hun probleem-oplossend vermogen?

(3) Is het overdraagbaar en toepasbaar in meerdere praktijksituaties?

(4) Is het ethisch juist?

b. Is het produkt rationeel te verdedigen en is het logisch consistent?

c. Is het produkt vruchtbaar, d. w .z. open voor verdere ontwikkeling?

Over het proces:

a. Wekte het de creativiteit van de deelnemers?

b. Was het doorzichtig voor .de praktijkwerkers?

 

Het tussenprodukt, de voorlopige methodiek, is aan de hand van deze vragen beproefd in de tweede periode van het onderzoek. Daarvan is in hoofdstuk VIII verslag gedaan (zie p 146, 147, 184 en 185). Het eindprodukt kon binnen het onderzoek niet meer op deze wijze beproefd worden. Daartoe zou een apart evaluatie-onderzoek nodig zijn. Vooralsnog is het oordeel aan de gebruiker van het produkt -in de zin zoals de bruikbaarheid hier bedoeld is, namelijk als vruchtbaar startpunt voor de discussie over een team-eigen methodiek.

Enkele opmerkingen mogen hierover nog gemaakt worden.

Over de overdraagbaarheid opperde ik reeds een vermoeden (op p 60 en op p 264 en noot XI 4): kennis is vermoedelijk weloverdraagbaar; kunde is gebonden aan personen, dus moeilijker over te dragen. Dat bleek in dit onderzoek ook wel bij wisselingen in de teams: groepsleiders die zelf de methodiek mede ontwikkeld hadden, konden deze beter hanteren dan degenen die 'm alleen aangereikt kregen (zie p [105] & 106 en 184).

 

Het proces, de gevolgde wijze van werken, werd door de meeste deelnemers gewaardeerd en beleefd als een extra vorm van teambegeleiding die welkom was. In de laatste groep is aan dit team-begeleidend aspect extra aandacht geschonken. Het bleek, dat een vereenvoudigde vorm van werken heel goed voldeed, zowel uit het oogpunt van teambegeleiding, als uit het oogpunt van onderzoek.

 

Het produkt is samengevat in het drieluik van p 257. Dat luik bevat horizontaal de zeven elementen van het handelen; het bevat vertikaal de drie aangetroffen handelwijzen én het bevat een voorkeursadvies; het drieluik bevat tenslotte 21 ingevulde vakken. Wat kan de waarde daarvan zijn?

Ik vermoed dat de zeven elementen een grote reikwijdte hebben, dus geschikt zijn voor het onderzoeken van allerlei menselijk handelen. Ik vermoed dat de drie handelwijzen in de pedagogiek en de orthopedagogiek een grote reikwijdte hebben.

Ik opper en verdedig het idee dat het voorkeursadvies vrijwel overal in dit vakgebied te verdedigen is en dus een grote reikwijdte heeft.

De invulling van de 21 vakken zal een minder grote reikwijdte hebben: ze zijn ingevuld aan de hand van het werken met een bepaalde populatie. Andere kinderen met andere problematiek kunnen een andere invulling vragen.

[Blz. 291] 

De invulling kan per team nog nader bediscussieerd worden. Het begrippensysteem, de theorie, het drieluik en de uitwerking daarvan kan voor die discussie een vruchtbaar startpunt zijn.

Zo is mijns inziens de waarde van het produkt.

Het eindprodukt, een geheel van uitspraken, kan op dezelfde wijze beoordeeld worden op geldigheid als in dit project bij tal van uitspraken is gebeurd, namelijk aan de hand van de criteria voor de geldigheid van uitspraken in de discours: zie p 50 en 64.

a. Zijn de uitspraken waar en werkzaam? Zijn ze in overeenstemming met de standen van zaken in de werkelijkheid van alledag, zoals deze door de groepsleiders is verteld en door de participanten is waargenomen en beleefd?

b. Zijn de uitspraken juist? Zijn ze ethisch verdedigbaar?

c. Zijn de uitspraken waarachtig? Zijn de woorden in overeenstemming met de daden van de deelnemers en met mijn daden?

d. Zijn de uitspraken begrijpelijk?

 

Indien de evaluatie in een evaluatie-onderzoek of naar het oordeel van de gebruiker positief uitvalt, is dit type onderzoek inderdaad geschikt gebleken voor de vraagstelling in kwestie. In dat geval bestaat het produkt niet alleen uit begrippen, theorie en methodiek, maar ook uit

een bruikbaar gebleken methode voor het ontwikkelen van methodiek. In dat geval is ook het eerste deel van de vraagstelling van dit onderzoek beantwoord, namelijk "Via welk proces is het mogelijk gebleken een methodiek te ontwikkelen die voor de groepsleiding bruikbaar is (... zie p 2)?" Dat produkt is dan: het handelingsonderzoek zoals dat hier is onderbouwd (in Hoofdstuk III) en uitgewerkt (in Hoofdstuk IV e. v.). Deze manier van onderzoeken zou dan ook elders en voor andere vraagstellingen benut kunnen worden.

Par. 2. Aanbevelingen

a.

Het aantal teams was hier groot: elf. Vermoedelijk kan men ook met minder, en zelfs met één team, tot ontwikkeling van methodiek komen.

b.

Het aantal verhalen was hier groot: 6000, zodat een selectie van 1250 nodig was en dat is nog érg veel. Het vergt een enorme administratie om het overzicht te houden. Vermoedelijk kan men met veel minder verhalen ook vruchtbaar methodiek ontwikkelen.

c.

De verhalen zijn gelicht uit de logboeken. Op zich is het goed om het logboek van een team goed te kennen [(zie p 100)]. Maar men zou heel goed ook met aparte, voor een project geschreven verhalen kunnen werken. Het tijdrovende rubriceren van een geheellogboek is dan niet nodig.

d.

Alle 1250 verhalen zijn hier gecodeerd [(zie p 87 e.v.)], geanalyseerd en in groepjes vergeleken met behulp van de matrices [(p 91)]. Voor het ontwikkelen van methodiek is het waarschijnlijk niet echt nodig om alle verhalen zo'n tijdrovende bewerking te geven. Een team kan heel goed methodiek ontwikkelen aan de hand van enkele verhalen die zonder codering en analyse worden voorgelegd. Dit bleek vooral in het laatste team, waar op deze wijze namelijk gewerkt is. Het kan al voldoende zijn als de gespreksleider de zeven elementen in het achterhoofd heeft. De kwaliteit van de discours is vermoedelijk meer van invloed dan het aantal verhalen en de exactheid waarmee deze zijn bewerkt. [*1]

[*] Zie Posthumus 1988 en Gieles & Visser 1988.

e.

Het participeren in de praktijk door de studenten en door mij, het meedoen en soms v66rdoen op de werkvloer, heeft volgens de deelnemers zeer vruchtbaar gewerkt. Het is misschien doorslaggevend geweest voor het veranderen van methodiek. Als een team- of projectleider tijd uitspaart door minder verhalen minder tijdrovend te bewerken, kan hij die tijd het beste doorbrengen in de leefgroep. Door zo samen te werken voorkomt men meteen dat 'de theorie uit het hoofdgebouw' niet aansluit bij wat er op de werkvloer gebeurt.  

  Vorige Start Omhoog Volgende